Ik heb Gods profeet gezien
Toen ik elf was, hielp ik met de bouw van ons nieuwe kerkgebouw. In die tijd hielpen de leden met de bouw: ze spijkerden hout vast, schilderden muren en dat soort dingen.
Toen ik hoorde dat president David O. McKay (1873–1970) het gebouw zou inwijden, wilde ik er erg graag bij zijn. Mijn ouders zeiden dat dat mocht. Ik was al vroeg aanwezig en ging op de eerste rij zitten.
Ik weet nog dat ik president McKay van dichtbij zag. Ik zag hoe hij stond, hoe hij met mensen praatte en hoe hij ze behandelde. Hij had helderblauwe ogen en wit haar. Hij zag eruit als een profeet. Toen ik hem hoorde spreken en het inwijdingsgebed hoorde uitspreken, wist ik in mijn hart dat hij Gods profeet was.
Ik kreeg een sterke geestelijke ingeving van onze hemelse Vader: ‘Dit is mijn profeet.’ Onze hemelse Vader liet me door de Heilige Geest weten dat president McKay zijn profeet was.
Omdat ik wist dat president McKay Gods profeet was, wist ik ook dat de kerk waar was en dat Joseph Smith een profeet was. Ik wist dat het Boek van Mormon en de herstelling van het evangelie waar waren. Ik wist ook dat alle profeten, van Joseph Smith tot en met David O. McKay, Gods profeten waren.
Telkens als er een nieuwe profeet geroepen wordt, krijg ik diezelfde bevestiging: ‘Dit is mijn profeet.’ En dat begon allemaal toen ik nog kind was.