Boodschap van het Eerste Presidium
Tot het werk geroepen
Toen de profeet Joseph Smith ouderling Heber C. Kimball (1801–1868) als zendeling naar Engeland riep om ‘de deur tot heil te openen’, voelde ouderling Kimball zich uitermate onbekwaam.
‘O, Heer,’ schreef hij, ‘ik ben niet welbespraakt en helemaal niet geschikt voor een dergelijke taak.’
Toch aanvaardde ouderling Kimball de oproep. Hij zei daarover: ‘Die overwegingen ten spijt liet ik mij niet van mijn plicht afhouden. Toen ik eenmaal de wil van mijn hemelse Vader begreep, was ik vastbesloten om tegen elke prijs te gaan. Ik geloofde dat Hij me door zijn enorme macht zou steunen en mij met alle nodige vaardigheden zou zegenen.’1
Jonge broeders en zusters die op zending geroepen zijn: jullie zijn tot het werk geroepen omdat je, net als ouderling Kimball, ‘verlangens hebt om God te dienen’ (LV 4:3). Jullie zijn er ook klaar en waardig voor.
Echtparen op leeftijd: u bent om dezelfde redenen tot het werk geroepen. U neemt echter niet alleen het verlangen om te dienen mee, maar ook de wijsheid die u door jarenlange opoffering, liefde en ervaring hebt opgedaan. Uw Vader in de hemel kan die gebruiken om het hart van zijn naar waarheid zoekende zoons en dochters te raken. U hebt ongetwijfeld geleerd dat we de Heer pas werkelijk kunnen liefhebben als we Hem dienen door anderen te dienen.
Aan uw verlangens om als zendeling te dienen, voegt u geloof en goedheid, veerkracht en vastberadenheid, moed en monterheid, toewijding en taaiheid toe. Toegewijde zendelingen kunnen wonderen in het zendingsveld tot stand brengen.
President John Taylor (1808–1887) heeft de essentiële kwaliteiten van zendelingen als volgt opgesomd: ‘De soort mannen [en vrouwen en echtparen] die we als de brengers van deze evangelieboodschap op het oog hebben, zijn mannen die in God geloven; mannen die in hun godsdienst geloven; mannen die hun priesterschap eren; mannen in wie […] God vertrouwen heeft. […] We willen mannen die met de Heilige Geest en de macht van God vervuld zijn[:] eerzame, integere, deugdzame en reine mannen.’2
De Heer heeft verklaard:
‘Want zie, het veld is reeds wit om te oogsten; en zie, hij die zijn sikkel met zijn macht inslaat, die legt een voorraad aan, zodat hij niet verloren gaat maar redding brengt voor zijn ziel;
‘en geloof, hoop, mensenmin en liefde, met het oog alleen gericht op de eer van God, maken hem geschikt voor het werk’ (LV 4:4–5).
Uw oproep is onder inspiratie tot stand gekomen. Ik getuig dat God bekwaam maakt wie Hij roept. U zult hemelse hulp ontvangen als u gebedvol in de wijngaard van de Heer arbeidt.
De Heer deed de eerste zendelingen in deze bedeling een prachtige belofte. Die is in de Leer en Verbonden opgetekend en geldt ook voor u: ‘Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen’ (LV 84:88).
U zult door uw dienstvaardigheid waardevolle, eeuwige herinneringen en vrienden krijgen. Ik kan geen enkel werk bedenken dat groter geluk voortbrengt dan het zendingswerk.
Nu richt ik mij tot de ouderlingen, zusters en echtparen die om wat voor reden dan ook hun zending niet af kunnen maken. De Heer houdt van u. Hij waardeert uw offer. Hij is op de hoogte van uw teleurstelling. Weet dat Hij nog steeds een taak voor u heeft. Laat Satan u niets anders wijs maken. Word niet depressief. Raak niet ontmoedigd. Wanhoop niet.
Ik heb in de algemene conferentie kort na mijn roeping om de kerk te leiden het volgende gezegd: ‘Wees niet bang. Houd goede moed. De toekomst is net zo stralend als uw geloof.’3 Die belofte geldt nog steeds voor u. Raak uw geloof dus niet kwijt, want de Heer gelooft nog steeds in u. Kom uw verbonden na en ga voorwaarts.
De wereld heeft het evangelie van Jezus Christus nodig. Moge de Heer al zijn heiligen — waar ze ook dienen — met een zendingshart zegenen.