Bespiegelingen
Onze hemelse Vader houdt de wacht
Voordat mijn vader alzheimer kreeg, stond hij altijd klaar met een verhaal of lied voor zijn kinderen. Ik herinner me dat hij in zijn fauteuil zat met mijn pasgeboren broertje op schoot terwijl zijn warme stem de ruimte vulde met verhalen uit zijn jeugd — die gingen over de koeien verzorgen terwijl zijn kat op zijn schouders lag en over van de rode rotsen glijden in het natuurgebied Escalante (Utah, VS). Als de ogen van mijn broertje begonnen dicht te vallen, hield hij op met verhaaltjes vertellen en begon hij het slaapliedje te zingen dat hij altijd zong:
Ga nu maar slapen, zoet en zacht,
Je hemelse Vader die houdt wel de wacht.
Het is tijd voor bed, het is weer nacht.
Dus slaap maar zoet en zacht.1
Nu is mijn broertje zelf ook vader, en ligt mijn vader in een ziekenhuis in San Diego (Californië, VS). Hoewel hij palmbomen ziet, denkt hij dat hij een jongen is die het irrigatiewater naar de rijen maïs, tomaten en groene bonen stuurt. Maar dat is hij niet aan het doen. Hij ligt op sterven.
Dag na dag verzamelen mijn moeder, mijn broers en mijn zus zich rond zijn bed. Mijn moeder belt me thuis in de bergen van Utah. Ze vertelt me dat er een glimlach op het ingevallen gezicht van mijn vader verschijnt wanneer ze hem oude familiefoto’s toont. Op andere momenten dwalen zijn al geruime tijd overleden broers door zijn hoofd en zijn hart. Ze probeert hem over te halen om wat te eten, maar hij weigert. Hij zegt haar dat zijn broers wat forel hebben gevangen en dat hij vóór het eten de paarden nog moet verzorgen.
Eén voor één putten we kracht uit de gedachte dat onze vader, wanneer hij dit sterfelijk leven verlaat, ‘naar die God wordt gevoerd die [ons] het leven heeft geschonken,’ naar ‘het paradijs […] waarin hij van al zijn moeiten, en van alle zorg en droefenis zal uitrusten’ (Alma 40:11–12).
Ik bel mijn moeder op en ze geeft de telefoon door aan mijn vader. Hij verrast me als hij ineens voor mij zingt: ‘Ga nu maar slapen, zoet en zacht, je hemelse Vader die houdt wel de wacht.’
Ik vraag me af of mijn vader beseft dat ik het ben. Waarschijnlijk niet, maar dit lied is een geschenk dat mijn hart raakt. Ik huil dankbaar voor deze liefdevolle barmhartigheid van mijn hemelse Vader en voor zijn plan van zaligheid. Kort daarna is het slaapliedje voorbij, en ik stel me voor dat mijn vaders ogen beginnen dicht te vallen. Het moment is vervlogen, maar ik put hoop uit de kennis dat de dood een onderdeel van Gods plan is om ons bij Hem terug te brengen. Ik geloof in Gods plan en in zijn liefde voor ons bij ons overlijden. Ik fluister: ‘Goedenacht, papa. Slaap maar zoet en zacht. Onze hemelse Vader die houdt de wacht.’