De herstelling van de priesterschapssleutels
Uit een toespraak gehouden tijdens de algemene oktoberconferentie van 2004.
De Heiland heeft zijn kerk gebouwd op een fundament van apostelen en profeten, die alle sleutels van het priesterschap op aarde bezitten.
Ik hield jaren geleden een toespraak in een historisch amfitheater in Efeze. De zon scheen fel op de plek waar eens de apostel Paulus had staan prediken. Mijn onderwerp was de apostel Paulus, door God geroepen om de mens te dienen.
Mijn honderden luisteraars waren heiligen der laatste dagen. Ze zaten op de stenen bankjes waarop ruim duizend jaar eerder de Efeziërs hadden gezeten. Onder hen waren twee apostelen, de ouderlingen Mark E. Petersen en James E. Faust.
U kunt zich voorstellen dat ik mij terdege had voorbereid. Ik had de Handelingen der Apostelen en de zendingsbrieven gelezen, zowel van Paulus als van zijn medeapostelen. Ik had Paulus’ brief aan de Efeziërs gelezen en bepeinsd.
Ik deed mijn best om Paulus en zijn ambt eer aan te doen. Na mijn toespraak kreeg ik verschillende complimentjes uit het publiek. Ook de beide apostelen lieten zich niet onbetuigd. Later sprak ouderling Faust mij onder vier ogen. Met een glimlach zei hij op milde toon: ‘Dat was een goede toespraak. Maar u hebt het belangrijkste punt niet vermeld.’
Ik vroeg hem wat dat was. Pas weken later wilde hij mij vertellen wat het was. Ik leer nog steeds veel van zijn antwoord.
Hij zei dat ik erbij had kunnen vertellen dat als de heiligen die toen Paulus hoorden spreken een getuigenis hadden gehad van de waarde en het gezag van de sleutels die hij bezat, de apostelen misschien niet van de aarde hadden hoeven te worden weggenomen.
Daarna heb ik er Paulus’ brief aan de Efeziërs nog eens op nageslagen. En toen begreep ik dat Paulus de mensen wilde laten inzien hoe belangrijk het was dat zij, de leden van de kerk, de priesterschapssleutels in ononderbroken lijn via de apostelen van de Heer hadden ontvangen. Paulus wilde ze een getuigenis van die sleutels geven.
Paulus getuigde tot de Efeziërs dat Christus aan het hoofd van zijn kerk stond. En hij leerde ze dat de Heiland zijn kerk heeft gebouwd op een fundament van apostelen en profeten, die alle de priesterschapssleutels op aarde bezitten (zie Efeze 2:19–20).
Het priesterschap is hersteld
Paulus’ onderwijs en voorbeeld waren helder en krachtig. Desondanks wist hij dat er een afval zou komen. (Zie Handelingen 20:29–30; 2 Thessalonicenzen 2:2–3.) Hij wist dat er dan geen apostelen en profeten meer op aarde zouden zijn. Maar hij wist ook dat er in de toekomst een heerlijke dag van herstelling zou komen. Hij schreef over die tijd aan de Efeziërs dat de Heer ‘in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen [zou] brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is’ (Efeze 1:10).
Paulus keek uit naar de bediening van de profeet Joseph Smith, de tijd dat de hemelen opnieuw zouden opengaan. En dat is gebeurd. Johannes de Doper is gekomen en heeft aan twee stervelingen het priesterschap van Aäron en de sleutels van de bediening van engelen, en van de doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden, verleend (zie LV 13).
Apostelen en profeten van weleer keerden terug en verleenden Joseph de sleutels die zij tijdens hun leven in hun bezit hadden (zie LV 110). In februari 1835 werden er weer mannen tot het heilig ambt van apostel geordend. En eind maart 1844 kregen de Twaalf de priesterschapssleutels weer in hun bezit.
Iedere profeet die na Joseph is gekomen, van Brigham Young tot president Monson, had die sleutels in zijn bezit en droeg het heilige ambt van apostel.
Geloof en priesterschapssleutels
Maar net als in de tijd van Paulus zijn die priesterschapssleutels alleen werkzaam als wij erin geloven. Het moet door inspiratie voor ons vaststaan dat de mannen die ons leiden en dienen de priesterschapssleutels bezitten. Dat zal de Geest tot ons moeten getuigen.
En dat hangt af van ons getuigenis dat Jezus de Christus is en dat Hij leeft en zijn kerk leidt. We moeten ook zelf weten dat de Heer zijn kerk en de priesterschapssleutels door middel van de profeet Joseph Smith heeft hersteld. En we moeten er door de bevestiging van de Heilige Geest zeker van zijn dat deze sleutels zonder onderbreking zijn doorgegeven tot aan de huidige profeet. Ook dienen we ervan overtuigd te zijn dat de Heer zijn volk zegent en leidt door de hiërarchie in die priesterschapssleutels, die, waar we ook zijn en hoe ver we ook van de profeet en de apostelen af wonen, via presidenten van ringen en districten, en via bisschoppen en gemeentepresidenten tot ons komen.
Vertrouwen op de dienstknechten van de Heer
Om sterk te blijven in Gods kerk kunnen en moeten we de kracht van God leren herkennen in het werk van wie Hij heeft geroepen. We moeten het gezelschap van de Heilige Geest waardig zijn. En we moeten om de Heilige Geest bidden, zodat we zullen weten dat de mannen die ons leiden dat gezag hebben. Zulke gebeden worden in mijn geval vaak beantwoord als ik zelf druk met het werk van de Heer bezig ben.
We kunnen ons openstellen voor de openbaring waardoor wij weten dat God de sleutels van de een op de ander overdraagt. Als we willen, kunnen we die bevestiging steeds opnieuw krijgen. En dat moeten we ook, als we de zegeningen die God voor ons heeft, willen ontvangen — zegeningen die Hij ons aan anderen wil laten aanbieden.
Het antwoord op uw gebed is waarschijnlijk niet zo dramatisch als van hen die zagen hoe Brigham Young tijdens zijn toespraak de gedaante van de omgekomen profeet Joseph aannam.1 Maar het kan net zo stellig zijn. En die geestelijke overtuiging geeft vrede en macht. U zult weer weten dat dit de ware en levende kerk van de Heer is, dat Hij haar leidt door zijn geordende dienstknechten, en dat Hij om ons geeft.
Als genoeg mensen onder ons dat geloof oefenen en die verzekering krijgen, zal God kracht schenken aan onze leiders, en zegen op ons en onze dierbaren uitstorten. Wij worden dan wat Paulus zo graag wilde voor de mensen onder wie hij diende: ‘Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is’ (Efeze 2:20).