Een wit kapje voor Florence
De auteur woont in Michigan (VS).
De 13-jarige Florence Onyejekwe kwam aan op haar vaste plekje op de rumoerige markt in Onitsha (Nigeria). De straat stond vol met marktkramers die naar de kopers riepen. Vrouwen balanceerden grote zakken met spullen op hun hoofd. Het was vakantie en Florence wist dat haar vriendjes plezier aan het maken waren. Maar Florence verkocht tijdens de vakantie plantjes op de markt. Dat was de enige manier om haar schoolgeld te betalen.
Maar Florence klaagde niet, want haar moeder verkocht de hele dag zoete aardappelen op de markt om eten voor haar gezin te kunnen kopen. Mama werkte heel hard. En papa ook. Maar ze waren niet naar school geweest en hadden weinig mogelijkheden. Florence was bijna klaar met de basisschool. Als ze naar school bleef gaan, kon ze misschien een goede baan krijgen en haar familie helpen.
Toen ze thuiskwam, vroeg Florence aan haar ouders: ‘Kan ik naar de middelbare school gaan? En naar de universiteit?’
Mama keek naar nnam (papa) en schudde haar hoofd. ‘We kunnen de universiteit niet betalen’, zei nnam. Florence boog haar hoofd. Ze wilde niet dat mama en nnam haar teleurstelling zagen.
Een paar dagen later ging Florence naar het ziekenhuis om medicijnen te halen. Het was er bijna even druk als op de markt, maar minder rumoerig. Florence staarde naar de verpleegsters met hun nette witte kapje. Ze beeldde zich in dat ze zo’n uniform droeg en in een groot ziekenhuis zieken en baby’s verzorgde. Misschien kon zij verpleegster worden.
Florence wist dat haar ouders gelijk hadden – het zou moeilijk worden om een opleiding te volgen. Maar Florence kon hard werken. Ze besloot het te proberen.
Florence studeerde elke dag, ook al had ze veel karweitjes. Ze werd tot de middelbare school toegelaten, en nnam leende geld zodat ze kon gaan. Later kreeg ze te horen dat de overheid haar zou helpen om haar opleiding verpleegkunde te betalen. Ze was heel dicht bij haar droom!
Maar toen ze aan haar opleiding moest beginnen, begon Florence te twijfelen. En als het nu eens te moeilijk was? Of als ze eenzaam was? Florence boog haar hoofd en bad: ‘Lieve God, geef me alstublieft de kracht om mijn opleiding te volgen en hard te werken.’
Op de verpleegstersschool leerde Florence medicijnen geven en instrumenten schoon houden. Soms werden haar patiënten beter, maar soms ook niet. Florence bad vaak om moed. Na drie lange jaren studeerde Florence als beste student in haar klas af. Haar droom was uitgekomen! Ze droeg een wit verpleegsterskapje en verdiende genoeg om haar familie te helpen.
Vele jaren later bezocht Florence een kleine gemeente in het zendingsgebied Accra in Ghana. Haar man, Christopher Chukwurah, was er zendingspresident. Florence leerde er enkele kinderen kennen die niet altijd naar school konden gaan. Ze wisten niet wat ze met hun toekomst aan moesten. Ze deden Florence aan zichzelf denken toen ze klein was. ‘Wat kan ik zeggen om ze te helpen?’ bad ze stilletjes.
Toen kreeg ze een duidelijke gedachte: vertel ze over jouw leven.
Florence dacht na over haar leven. Ze had zowel in Nigeria als in de Verenigde Staten in ziekenhuizen gewerkt. Ze was met een goede man getrouwd, en samen hadden ze De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen gevonden. Ze was moeder geworden. En nu hielp ze zendelingen om gezond te blijven en hard te werken. Haar hemelse Vader had haar geholpen om verpleegster te worden. Dankzij Hem kon ze veel meer dan ze had gedroomd. Dat kon Hij ook voor deze kinderen doen.
Florence keek de kinderen aan en glimlachte. ‘Kennen jullie die witte kapjes die verpleegsters dragen? Ik zag zo’n kapje en besloot dat ik verpleegster wilde worden …’