Tieners en jonge kinderen onderwijzen
Met overgangsfasen omgaan
Voor het eerst naar school gaan. Het jeugdwerk verlaten. Naar de tempel gaan. Een nieuwe baan vinden. Een middelbareschooldiploma halen. Op zending gaan.
Dit zijn slechts enkele mijlpalen in het leven van uw kinderen, en ze vergen allemaal bijzondere voorbereiding. Veranderingen kunnen intimiderend zijn, maar er zijn manieren om er goed mee om te gaan. Hier volgen enkele tips waarmee u uw kinderen goed door de overgangsfasen van hun leven heen kunt loodsen.
-
Luister naar hun gevoelens omtrent de overgangsfase. Vraag ze wat ze er spannend en wat ze er beangstigend aan vinden. Bemoedig ze, maar heb begrip voor hun zorgen. Soms is een luisterend oor alles wat ze nodig hebben om zich op hun gemak te voelen wat betreft de op handen zijnde verandering.
-
Geef ze zoveel mogelijk informatie over wat hen in de nieuwe situatie te wachten staat. Als uw kind bijvoorbeeld voor het eerst naar de tempel gaat om dopen voor de doden te doen, vertel dan stap voor stap wat er in de tempel gebeurt. Als u naar een andere stad verhuist, zoek dan zoveel mogelijk informatie over de nieuwe school, wijk en buurt op. Als u het aantal onbekende factoren tot een minimum beperkt, kunt u punten van zorg elimineren. Als ze weten waar ze aan toe zijn, zullen ze hun nieuwe ervaring beter begrijpen.
-
Stel een plan op om met nieuwe situaties om te gaan. Anticipeer op potentiële problemen en bedenk manieren om ermee om te gaan. Help de kinderen om oplossingen te bedenken voor vragen die met ‘En als ik nu’ beginnen: ‘En als ik nu op de verkeerde bus stap?’ ‘En als ik nu eenzaam ben op kamp?’ ‘En als ik nu mijn nieuwe leerkracht niet aardig vind?’ Bedenk een plan B zodat ze zich meer op hun gemak voelen: ‘Als je in de stress schiet, bel me dan.’ ‘Als een vak te moeilijk is, bespreken we dat met je leerkracht.’
-
Maak ze weerbaar door ze te herinneren aan de mijlpalen die ze al achter zich hebben gelaten en de vaardigheden die ze hebben opgedaan. Gebruik positieve, bemoedigende taal: ‘Dat heb je doorstaan; dit kun je ook doorstaan!’ ‘Je kunt moeilijke dingen doen.’ ‘Je hebt alles wat je nodig hebt. Je bent er klaar voor.’ ‘Ik heb alle vertrouwen in je.’
-
Stel ze gerust en zeg dat alles in orde komt. Veel mensen hebben soortgelijke situaties doorstaan; de kans is groot dat zij dat ook kunnen! Herinner ze eraan dat ze altijd, overal en over alles tot hun hemelse Vader kunnen bidden.
-
Zorg voor steun zodat uw kinderen niet het gevoel hebben dat ze er alleen voor staan. Als u ook zoiets hebt meegemaakt, vertel ze daar dan over. Hoe voelde het? Hoe hebt u zich aangepast? Probeer een ‘overgangsmaatje’ voor uw kind te vinden. Kunnen ze in hun nieuwe jeugdwerkklas naast een vriendje of vriendinnetje zitten? Kent u iemand die in hun nieuwe baan of klas hun mentor kan zijn? Wie wordt hun kamergenoot als ze naar de universiteit gaan?
-
Respecteer hun tempo. Misschien heeft uw kind een zetje nodig, of een waarschuwing om het langzamer aan te doen, maar probeer niet al te veel aan hun natuurlijke tempo te veranderen. Als ze in het diepe willen springen, zorg er dan voor dat ze alles hebben om dat goed te doen. Als ze menen dat ze nog niet klaar zijn voor de volgende stap, gooi ze dan niet zelf in het diepe. Moedig ze voorzichtig aan om een stapje verder te gaan dan ze misschien durven, maar doe het rustig aan. Pas u aan de behoeften van uw kind aan, en streef ernaar om van de Geest te leren hoe u uw kind het beste kunt helpen.