Nog een gedachte
Jezus Christus’ zending om Gods liefde te tonen
Naar een toespraak gehouden tijdens de algemene oktoberconferentie van 2003.
Een van de grote aspecten van het leven en de zending van de Heer Jezus Christus wordt vaak over het hoofd gezien. Zijn volgelingen begrepen het toen niet volledig, en velen in het hedendaagse christendom begrijpen het ook niet, maar de Heiland heeft er zelf herhaaldelijk en nadrukkelijk over gesproken. Het is de grote waarheid dat Christus door alles wat Hij heeft gezegd en gedaan, met inbegrip van en in het bijzonder zijn lijden en zoenoffer, ons heeft laten zien wie en wat God, onze eeuwige Vader, is, en dat Hij zich in ieder land en in iedere bedeling volledig aan zijn kinderen toewijdt. In woord en daad probeerde Jezus de ware aard van zijn Vader, onze hemelse Vader, te openbaren en duidelijk te maken.
Jezus kwam om de mensen ertoe te bewegen hun hemelse Vader net zo lief te hebben als Hij hen altijd liefheeft. Zij konden het plan van God, de macht van God, de heiligheid van God, zelfs de toorn en het oordeel van God begrijpen. Maar de liefde van God, de enorme toewijding aan zijn kinderen, konden ze niet volledig bevatten – totdat Christus was gekomen.
Dus toen Hij de hongerigen voedde, de zieken genas, schijnheiligheid bestrafte en het geloof verdedigde, liet Hij ons de werkwijze van de Vader zien, die ‘barmhartig en genadig, niet gauw boos, lankmoedig en vol goedheid is’.1 Gedurende zijn leven en vooral bij zijn dood leek Christus te verklaren: ‘Ik laat u Gods barmhartigheid zien, en de mijne.’
Ik getuig persoonlijk van een persoonlijke, liefdevolle God, die ons kent, onze gebeden hoort en verhoort, en ons voor eeuwig als zijn geestkinderen koestert. Ik getuig dat Hij ondanks zijn bijzonder ingewikkelde taken in het heelal bovenal ons geluk en onze veiligheid voor ogen heeft.
In de geest van het heilig apostelschap spreek ik de woorden van een van de apostelen vanouds: ‘Hierin [dan] is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden. Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben’ (1 Johannes 4:10–11) – en Hem voor eeuwig liefhebben.