2020
Mijn bijdrage aan de Liahona
Augustus 2020


Mijn bijdrage aan de Liahona

Dit jaar is het 51 jaar geleden dat ik lid werd van de kerk. Vroeger ging ik met mijn moeder naar de hervormde kerk. Ik kreeg dan wat geld mee voor de collectezak en een rol pepermunt, die ik helemaal op at. Ik was een stout meisje want ik kocht de volgende dag snoep van het collectegeld! De organist, die ook hoofd van de school was, kon de verhalen uit de Bijbel zo mooi vertellen, dat je in de klas een speld kon horen vallen.

Ik ging altijd met mijn vriendin naar de kerk en ik vond het zingen en het avondmaal wel mooi. Ook zaten we met haar hele familie in het koor. Op een zeker moment was het tijd om belijdenis te doen. Ik had het al enige tijd uitgesteld maar ik heb het toch gedaan, vooral om mijn moeder blij te maken. Zelfs mijn vader, die nooit naar de kerk ging, was erbij. Terwijl ik daar stond dacht ik: God, ik geloof niet dat deze kerk waar is, maar ik doe het voor mijn moeder.

Jaren later woonde ik in Amsterdam. Ik voelde me eenzaam en ongelukkig en vroeg me af of er wel een God was en waarom ik op deze aarde leefde. Ik stond op mijn balkon en zag een prachtige sterrenhemel en voelde: er moet een God zijn, het kan niet anders. Ik ging weer naar binnen en bad voor het eerst van mijn leven op mijn knieën. ‘Help me, alstublieft, help me’, smeekte ik, maar er kwam geen antwoord. Pas toen ik zei dat ik spijt had van alle dingen die ik verkeerd had gedaan, voelde ik dat Hij luisterde. Niet lang daarna kwamen er twee Amerikaanse jongemannen aan de deur maar ik vroeg ze om een andere keer terug te komen. Daarna ging ik naar een boekwinkel in de buurt en ik zocht of ze iets hadden over de mormonen. Er was maar één boek, een wit boek, het Boek van Mormon! Ik nam het mee, keek erin en dacht: het lijkt de Bijbel wel. Toen de zendelingen kwamen, waren ze verbaasd om op mijn tafel het Boek van Mormon te zien liggen. Ze vertelden me over Joseph Smith, hoe het boek was ontstaan en ik wilde op hun uitnodiging wel mee naar de kerk gaan. Maar toen zij mij over het woord van wijsheid onderwezen schrok ik, want ik was een kettingroker. ‘Maar u kunt erover bidden’, zeiden ze. Daarover bidden? Ik had alleen het Onzevader geleerd maar ik besloot om dat toch maar te doen. De volgende dag ging ik naar de keuken om koffie te halen. Ik zat weer achter mijn bureau, keek naar mijn pakje sigaretten en dacht: ik hoef niet meer. Mijn gebed was verhoord!

En zo ben ik lid geworden van de kerk. Na mijn doop kwam ik buiten en er lag er een dun laagje sneeuw. Zo wit ben ik nu ook, dacht ik.