‘De vrouwen die Jezus vanuit Galilea volgden’, Liahona, maart 2022.
De vrouwen die Jezus vanuit Galilea volgden
Drie lessen van de gelovige vrouwen die Jezus Christus volgden.
In 1883 schreef Helen Mar Whitney: ‘In het leven van Christus [kunnen we] de toewijding zien die vrouwen toonden. Zij bleven als laatste bij het kruis en waren als eerste bij het graf.’1 Hoewel zuster Whitney niet noemde welke vrouwen ze beschreef, waren daar ook vrouwen bij die Christus vanuit Galilea volgden. Lukas noemt deze vrouwen en schrijft dat Jezus ‘van stad tot stad en van dorp tot dorp trok en er predikte […]. En de twaalf waren bij Hem, en sommige vrouwen die […] genezen waren, namelijk Maria, die Magdalena genoemd werd, […] en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele anderen, die Hem dienden uit hun eigen bezittingen’ (Lukas 8:1–3; cursivering toegevoegd).
De woorden ‘vele anderen’ duiden op een behoorlijke groep. Er waren veel gelovige vrouwen bij Christus. Deze vrouwen leren ons het koninkrijk van God op te bouwen en bij hen te zijn die lijden. Ze leren ons moedig te zijn en Christus nabij te blijven, ook op moeilijke momenten. Ze leren ons bovenal dat we dankzij Christus vanuit de duisternis in het licht kunnen komen.
Maria Magdalena, Johanna, Susanna2 en de vele andere vrouwen die Christus volgden, waren niet passief. Integendeel, zij steunden Hem actief en wezenlijk in zijn bediening (zie Lukas 8:2–3). Johanna wordt specifiek genoemd, als vrouw van de rentmeester van Herodes. Dat houdt waarschijnlijk in dat haar man welgesteld en invloedrijk in dienst van koning Herodes Antipas, de heerser in Galilea, was.
Toen deze vrouwen Christus in Galilea vergezelden, hoorden ze waarschijnlijk veel van zijn redevoeringen, luisterden ze naar zijn gelijkenissen en zagen ze wonderen, zoals de genezing van de vrouw met bloedvloeiingen en de vrouw die achttien jaar ziek was geweest (zie Lukas 8:43–48; 13:11–13). Ze waren vermoedelijk bij de spijziging van de vijfduizend en vele andere wonderen aanwezig (zie Lukas 9:12–17; 14:1–4). Toen Christus’ bediening in Galilea ten einde liep, volgden enkele vrouwen Hem een week lang op zijn reis naar Jeruzalem (zie Mattheüs 27:55–56).
Treuren met hen die treuren
Denk eens aan het feit dat deze vrouwen met Christus uit Galilea kwamen en bij zijn kruisiging aanwezig waren. Hoewel de Schriften hun deelname aan andere gebeurtenissen in de laatste week van het leven van de Heiland niet specifiek noemen, lijkt het waarschijnlijk dat ze bij de triomfale intocht aanwezig waren, zijn leringen in de tempel hoorden en wellicht andere gebeurtenissen bijwoonden.
Lukas vermeldt dat deze groep vrouwen op Golgotha aanwezig was: ‘Al Zijn bekenden stonden op een afstand, ook de vrouwen die Hem samen gevolgd waren van Galilea, en zagen [de kruisiging] aan’ (Lukas 23:49). Mattheüs noemt diezelfde groep vrouwen en schrijft: ‘Er waren daar veel vrouwen, die uit de verte toekeken; zij waren Jezus gevolgd van Galilea om Hem te dienen. Onder hen was Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder van de zonen van Zebedeüs’ (Mattheüs 27:55–56).3
Denk aan het grote verdriet van deze vrouwen bij het kruis toen ze de Heiland zagen lijden. We maken allemaal weleens mee dat dierbaren iets ergs doormaken terwijl we daar niets aan kunnen doen. Hoewel de vrouwen bij het kruis de situatie niet konden veranderen, bleven ze bij de Heiland toen Hij vreselijke pijn leed. Hun voorbeeld laat zien dat we ook kunnen ‘treuren met hen die treuren’ (Mosiah 18:9) door er gewoon te zijn voor hen die lijden.
Wees moedig en blijf nabij
Deze vrouwen waren ook een toonbeeld van moed. Dat ze bij het kruis bleven, was niet ongevaarlijk voor ze. Ze gingen immers om met iemand die door Rome ter dood was veroordeeld. Wat Camille Fronk Olson over Maria, de moeder van Jezus (die ook bij het kruis stond), schreef, geldt ook voor deze vrouwen: ‘Maria stond bij Jezus in een situatie die anderen beschamend vonden. Daarmee liet ze zien dat ze God meer vreesde dan de mens. Welke beschuldiging een omstander haar ook zou kunnen aanwrijven, Maria’s stille aanwezigheid laat zien dat ze haar omgang met Jezus niet wilde verloochenen, wat sommige andere discipelen wel deden.’4
Deze grote groep vrouwen was niet alleen bij Christus’ dood aanwezig, zij zagen ook ‘het graf en hoe Zijn lichaam erin gelegd werd. En toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed. En op de sabbat rustten ze overeenkomstig het gebod’ (Lukas 23:55–56). Gezien het gevaar dat ze van de Joodse autoriteiten of de Romeinen te duchten hadden, hadden deze vrouwen zich snel uit de voeten kunnen maken. In plaats daarvan maakten ze specerijen voor Christus’ lichaam gereed (zie Lukas 24:1). Hoewel hun toekomst onzeker was, bleven ze dicht bij Jezus in de buurt. Verwijzend naar de zaterdag na de kruisiging vraagt de christelijke auteur Max Lucado: ‘Wat doet u als in uw leven de zaterdag aanbreekt? Wat doet u ergens tussen de tragedie van gisteren en de triomf van morgen? Verlaat u God? Of blijft u bij Hem in de buurt?’5 Deze vrouwen leren ons dicht bij Jezus te blijven, ook in moeilijke tijden.
Kom in het licht
Het is niet verwonderlijk dat diezelfde groep vrouwen op paasochtend als eerste bij het graf was (zie Lukas 24:1–10).6 Aan hen verkondigde de engel het vreugdevolle nieuws:
‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden?
‘Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was’ (Lukas 24:5–6).
De vrouwen ‘herinnerden zich Zijn woorden’, keerden terug en ‘berichtten […] dit alles aan de elf discipelen en aan alle anderen’ (Lukas 24:8–9).
De apostel Johannes vertelt ons dat Maria Magdalena de herrezen Heiland als eerste zag (zie Johannes 20:11–17). Dat is wellicht extra bijzonder als we bedenken dat Lukas optekende dat Maria eerder in haar leven door ‘zeven demonen’ bezeten was geweest (Lukas 8:2). Hieraan zien we dat Maria vanuit een zeer moeilijke situatie later als eerste mens getuige van Christus’ opstanding was. Dat geeft aan dat we dankzij Jezus Christus de duisternis achter ons kunnen laten en in het licht komen. Wat voor moeilijkheden we in het verleden ook hebben gehad, we kunnen nu vreugde vinden als we tot Christus komen.
Maria Magdalena, Johanna, Susanna en de andere vrouwen die Christus vanuit Galilea volgden, zijn krachtige voorbeelden van discipelen die aan de opbouw van Gods koninkrijk bijdragen. Ze leren ons mensen die lijden nabij te blijven, moedig te zijn en Jezus niet te verlaten, hoe moeilijk dat soms ook is. Deze vrouwen, getuigen van de herrezen Christus, leren ons dat we dankzij Hem vanuit de duisternis in het licht kunnen komen.
In 1893 schreef heilige der laatste dagen Lu Dalton de volgende dichtregels over de kracht van deze vrouwen die Jezus Christus volgden:
Als eerste begroet zij een pasgeborene,
Als laatste blijft zij de stervende nabij,
Als eerste vrolijk bij het ochtendgloren,
Als laatste goede moed houdt zij.
Als laatste bij het kruis van haar gekruisigde Heer,
Als eerste ziet zij Hem herrezen,
Als eerste verkondigt zij: Hij leeft weer,
De dood is overwonnen, de Heere zij geprezen!7