Hoe kunnen wij de rust van de Heer ontvangen?

Alma legt uit hoe we ons kunnen voorbereiden om tot de rust van de Heer in te gaan.

De Heiland heeft gezegd:

‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.

‘Neem Mijn juk op u, en leer van Mij […] en u zult rust vinden voor uw ziel;

‘want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht’ (Mattheüs 11:28–30).

Alma sprak in Alma 13 over hen ‘die rein werden gemaakt en tot de rust van de Heer, hun God, ingingen’ (vers 12). Daarna zei hij: ‘Ik [wil] dat u zich voor het aangezicht van God verootmoedigt en vruchten voortbrengt die aan de bekering beantwoorden, opdat ook u tot die rust zult ingaan’ (vers 13).

Als we onze zonden verzaken en ons bekeren, kunnen we met gemoedsrust vervuld worden en het voortdurende gezelschap van de Heilige Geest hebben. In vers 28 en 29 noemt Alma manieren waarop we ons kunnen voorbereiden om tot Gods rust in te gaan:

ons voor het aangezicht van de Heer verootmoedigen;
zijn heilige naam aanroepen;
voortdurend waken en bidden dat we verleiding kunnen weerstaan en door de Geest geleid kunnen worden;
geloof in de Heer hebben;
hoop hebben dat we het eeuwige leven zullen ontvangen;
de liefde van God altijd in ons hart hebben.

President Russell M. Nelson heeft gezegd dat we rust, verlichting en gemoedsrust kunnen vinden door de hogere wetten van Jezus Christus na te leven – niet alleen in de eeuwigheid, maar ook nu. Hij legt uit:

‘Mensen die hun verbonden nakomen, hebben daarom recht op een bijzonder soort rust, die hun ten deel valt door hun verbondsrelatie met God. […]

‘Laten we ernaar streven de hogere wetten van Jezus Christus na te leven. Dan zullen ons hart en ons diepste wezen veranderingen ondergaan. De Heiland tilt ons boven de invloed van deze gevallen wereld uit. Dat doet Hij door ons met meer naastenliefde, ootmoed, ruimhartigheid, goedheid, zelfdiscipline, vrede en rust te zegenen.

‘Misschien denkt u nu dat dit meer weg heeft van zware geestelijke arbeid dan van rust. Maar dit is de grote waarheid: hoewel de wereld blijft aandringen dat status, bezittingen, populariteit en lichamelijk genot geluk brengen, doen ze dat niet! Dat kunnen ze niet! Ze brengen niets meer dan een uitgehold surrogaat voor de “gezegende en gelukkige toestand” van hen die “de geboden van God onderhouden” [Mosiah 2:41].

‘Het is veel vermoeiender om geluk te zoeken in oorden waar u het nooit zult aantreffen!’¹