Getuigen van de gouden platen van het Boek van Mormon
Naast de drie getuigen en de acht getuigen, van wie het getuigenis in de inleiding tot het Boek van Mormon staat, zagen of voelden verscheidene anderen de gouden platen.
Toen de engel Moroni in 1823 voor het eerst aan Joseph Smith verscheen, vertelde hij over de gouden platen en zei hij ‘dat er een boek was verborgen, op gouden platen geschreven. […] Hij zei ook dat het de volheid van het eeuwigdurend evangelie bevatte, zoals die door de Heiland aan de vroegere bewoners was gebracht’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:34).
Vier jaar later, op 22 september 1827, droeg Moroni de platen aan hem over. Joseph legde later uit: ‘Voorts zei hij mij dat ik, wanneer ik die platen waarover hij had gesproken, zou verkrijgen […] ze aan niemand mocht tonen; […] behalve aan hen wie ik zou worden geboden ze te tonen’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:42).
De platen waren heilig en Joseph liet ze alleen na toestemming aan iemand zien. Maar veel mensen voelden de platen terwijl ze bedekt waren en hoorden zelfs het metalen geluid van de platen. Toen de vertaling klaar was, zagen de drie en de acht getuigen de platen onbedekt, en de acht getuigen raakten ze onbedekt aan. De platen waren dus met drie zintuigen waargenomen: mensen zagen, voelden en hoorden ze.
-
De getuigen zagen alle platen en de ringen waarmee ze waren gebonden; de verzegelde en niet-verzegelde delen, en het zegel waarmee het verzegelde deel was gebonden; elk van de individuele platen van het niet-verzegelde deel; en de geschreven tekst aan beide zijden van elk blad.
-
De getuigen raakten de platen aan toen ze de volledige stapel optilden om het gewicht ervan te voelen, de zijkant van de stapel alsof ze door het boek bladerden, en alle platen in het niet-verzegelde deel terwijl ze de bladen één voor één omsloegen.
-
De getuigen hoorden de metalen platen ritselen, tinkelen en rinkelen als ze werden bewogen.
In de loop van de tijd werden de platen op drie plaatsen gezien: Manchester (New York); Harmony (Pennsylvania); en Fayette (New York).
Getuigen in Manchester
De familie Smith en anderen in hun omgeving kregen de kans om in het huis van de familie Smith in Manchester Township (New York) de oude kroniek vast te houden en de platen te voelen. Josephs jongere broer William (toen 16 jaar oud), herinnerde zich nog levendig dat hij de platen had gezien. Hij zei later in een toespraak: ‘Toen de platen binnengebracht werden, waren ze in een lap stof gewikkeld. Mijn vader deed ze vervolgens in een kussensloop. Vader zei: “Maar Jozef, mogen we ze niet zien?” [Joseph antwoordde,] “Nee. […] Ik mag ze pas laten zien als ze zijn vertaald. Maar je mag ze voelen.” We raakten ze aan en konden voelen wat ze waren. […] We konden voelen of ze rond of rechthoekig waren. We konden de bladzijden op deze manier optillen (tilt enkele bladzijden van een Bijbel op). Je kon duidelijk merken dat het geen steen was, uitgehouwen om te bedriegen, of zelfs een blok hout.’1
Bij een andere gelegenheid verschafte William meer informatie: ‘Ik kon merken dat het platen waren die door ringen aan elkaar waren bevestigd.’2 Hij schreef ook dat hij de platen en ringen niet alleen voelde, maar dat hij het geheel ook had opgetild: ‘Ik mocht ze optillen. […] Ze wogen zo’n 25 kilo, naar mijn beste inschatting.’3 Josephs jongere zus Katherine (14 jaar) mocht de platen ook vasthouden toen Joseph ze naar huis bracht. Ze ‘gleed met haar vingers langs de rand van de platen en voelde dat het afzonderlijke metalen platen waren en hoorde het tinkelende geluid dat ze maakten’.4
Moeder Lucy vertelde later over haar ervaringen aan Sally Bradford Parker, een buurvrouw, die schreef: ‘Ik vroeg haar of ze de platen had gezien. Ze zei nee, ze had ze niet mogen zien, maar ze had ze wel gevoeld en vastgehouden. En ik geloofde alles wat ze zei, want ik heb acht maanden naast haar gewoond, en ze was een van de eerlijkste vrouwen die ik ooit heb gekend.’5 Hoewel ze de platen nooit onbedekt had gezien, was Lucy er zeker van dat ze authentiek waren en dat de vertaling juist was. Ze herinnerde zich dat ze door een diaken van een van de plaatselijke kerken was bezocht, die vroeg of hij de platen mocht zien. Toen ze weigerde, vroeg hij haar om er niet meer met anderen over te praten. Lucy antwoordde: ‘Al zou je me […] op de brandstapel gooien, dan nog zou ik verklaren dat Joseph die kroniek heeft.’6
Anderen in Palmyra en Manchester, waar de familie Smith woonde, mochten de platen optillen terwijl ze in een kist of in een ander soort bak werden bewaard. Martin Harris vertelde dat zijn vrouw, Lucy Harris, en een van hun dochters – waarschijnlijk Lucy of Duty – de familie Smith bezochten en de platen mochten optillen. Beiden zeiden tegen Martin dat ze vrij zwaar waren.7 Toen Martin Harris zelf de familie Smith bezocht, maakte hij hetzelfde mee.8
Martin Harris vertelde dat Alvah Beman, die in de buurt woonde, de platen ook uit de kist mocht optillen en ‘zei dat hij ze hoorde rinkelen’.9 De platen verschoven waarschijnlijk toen de kist aan Alvah werd gegeven, zodat er een rinkelend geluid te horen was.
Getuigen in Harmony
Tegen december 1827 waren er al verschillende pogingen gedaan om de platen te stelen, waarna Joseph besloot met Emma naar het huis van haar ouders in Harmony Township (Pennsylvania) te verhuizen.
Toen Joseph en Emma aankwamen, liet Joseph Isaac Hale, de vader van Emma, de platen in een kist optillen. Isaac zei later: ‘Ik mocht het gewicht van de kist voelen, en ze zeiden dat het boek met platen toen in de kist zat.’ Toch was hij niet overtuigd, en ontevreden over de situatie. Hij zei dat Joseph de platen aan hem moest laten zien of ze uit zijn huis verwijderen. Joseph verborg de platen in het nabijgelegen bos totdat hij en Emma naar hun eigen huis op het land van de familie Hale verhuisden.10
Joseph en Sarah McKune hadden een aangrenzende boerderij. Hun kleindochter vertelde later dat Joseph McKune ‘een kussensloop had mogen vasthouden waarin de zogenaamde heilige schat was ingepakt, en door de stof heen had gevoeld dat er bladen in zaten’.11
Door de gave en macht van God begon Joseph in Harmony aan zijn vertaling van het Boek van Mormon. Zijn eerste schrijvers waren zijn vrouw, Emma, en zijn vriend, Martin Harris.12 Net als de leden van de families Harris en Smith, tilde Emma de platen op toen ze ze verplaatste om schoon te maken.13 Ze voelde ook de individuele bladen en hoorde het geluid dat ze maakten toen ze werden bewogen. Ze beschreef ze als volgt: ‘Op een keer voelde ik de platen die op tafel lagen en ik volgde met mijn vingers de vorm en omtrek ervan. Ze leken net zo buigzaam te zijn als dik papier, en maakten een ritselend metaalachtig geluid wanneer de randen met de duim bewogen werden, zoals men soms met de duim door een boek bladert.’14
Getuigen in Fayette
Eind mei 1829 ontstond er in Harmony eenzelfde soort vervolging die Joseph in Manchester had ondervonden, en Joseph besefte dat hij opnieuw moest verhuizen om de vertaling te voltooien. Samen met zijn vrouw, Emma, en zijn schrijver, Oliver Cowdery, werd Joseph door enkele kennissen in huis genomen: Peter en Mary Whitmer van Fayette Township (New York).
Een hemelse boodschapper liet de platen aan Mary Whitmer zien. Voor zover we weten heeft ze haar ervaring nooit opgeschreven. Maar Mary vertelde haar kinderen en kleinkinderen over haar ervaring. En zij vertelden later anderen erover. Haar kleinzoon John C. Whitmer zei: ‘Ik heb mijn grootmoeder (Mary M. Whitmer) verschillende keren horen zeggen dat een engel haar de platen van het Boek van Mormon heeft laten zien.’15
Haar zoon David zei: ‘Ze kwam vlak bij de tuin een oude man tegen.’ En haar kleinzoon John zei dat deze man ‘iets op zijn rug droeg dat op een rugzak leek’ en dat ‘ze eerst een beetje bang voor hem was’. Maar ‘toen hij vriendelijk tegen haar sprak en uitlegde wat voor werk er in haar huis werd verricht, werd ze met onuitsprekelijke vreugde en voldoening vervuld’.
John gaf meer details over Mary’s prachtige getuigenis van de heilige kroniek: ‘Toen maakte hij zijn rugzak open en toonde haar een stapel platen. […] Deze vreemde persoon sloeg de bladen van de stapel om, blad voor blad, en toonde haar de geschreven tekst erop. Vervolgens verdween de persoon plotseling met de platen, en ze wist niet waar hij naartoe was gegaan.’
John zei: ‘Ik wist dat mijn grootmoeder een goede, integere en waarheidslievende vrouw was, en ik heb niet de minste twijfel over haar uitspraak dat ze de platen had gezien. Tot op de dag van haar dood geloofde ze onwrikbaar in het Boek van Mormon.’16
Mary’s zoon David zou een van de drie getuigen worden, aan wie een engel de platen zou laten zien toen de vertaling voltooid was. Bovendien behoorden de andere zonen van Mary tot de acht getuigen aan wie Joseph Smith de platen liet zien. Ze hebben de onbedekte platen opgetild en vastgehouden, de bladen omgeslagen en de antieke tekst bekeken.17
Ons eigen getuigenis
Wat geloof en geschiedenis betreft willen veel mensen meer bewijs. Sommigen zouden willen dat de gouden platen voor iedereen in een wereldberoemd museum te zien waren. Hoewel Joseph Smith de gouden platen aan de engel Moroni heeft teruggegeven en we ze niet persoonlijk kunnen bekijken, hebben we het getuigenis van hen die dat wel hebben gedaan.
De geschiedenis van de platen vervult de goddelijke wet van getuigen: ‘Daarom zal de Here God ertoe overgaan de woorden van het boek tevoorschijn te brengen; en in de mond van zoveel getuigen als Hem goeddunkt, zal Hij zijn woord doen vaststaan’ (2 Nephi 27:14). De mannen en vrouwen die de platen hebben gezien, aangeraakt en gehoord, hebben getuigd van het bestaan van de platen en de tekst die erop stond geschreven, het antieke uiterlijk en de hemelse goedkeuring van de goddelijke vertaling.
Net als bij de drie en acht getuigen is het getuigenis van de andere getuigen niet bedoeld om ons tot het evangelie te bekeren. Maar het getuigenis van alle getuigen is voor ons een reden om het Boek van Mormon serieus te nemen, het te lezen, en gehoor te geven aan de belofte van Moroni: ‘En wanneer u deze dingen ontvangt, spoor ik u aan God, de eeuwige Vader, in de naam van Christus te vragen of deze dingen niet waar zijn; en indien u vraagt met een oprecht hart, met een eerlijke bedoeling en met geloof in Christus, zal Hij de waarheid ervan aan u openbaren door de macht van de Heilige Geest’ (Moroni 10:4).
Dit is een belofte aan iedereen in de laatste dagen. Dit is een belofte aan jou. Misschien is die belofte al in vervulling gegaan. Misschien roepen de woorden van wie de gouden platen hebben gezien je op om de heilige Schriftuur te lezen die de vertaler van deze antieke tekst heeft afgeleverd. De mannen en vrouwen die de platen hebben gezien en vastgehouden, bleven hun getuigenis trouw, en dat kunnen wij ook doen. We kunnen ons getuigenis heiligen en er met anderen over praten.