‘Had ik tijd om mijn klasgenoot van dienst te zijn?’, Liahona, juni 2024.
Onder heiligen der laatste dagen
Had ik tijd om mijn klasgenoot van dienst te zijn?
Ik dacht dat ik geen tijd had om te helpen, maar de Heer zegende me voor mijn opoffering.
In 1998 ging ik aan de Universiteit van Los Andes studeren. Ik wilde mijn studie graag met goede cijfers afronden. Maar mijn colleges criminologie waren lastig en ik had moeite om me aan het onderwijs van de universiteit aan te passen. Ik had het ook druk als raadgever in de bisschap van de wijk en werkte ’s avonds om mijn gezin te onderhouden.
Mijn hoop maakte dat eerste jaar plaats voor twijfels en zorgen, terwijl ik benedengemiddelde cijfers behaalde. Aan het eind van het studiejaar bad ik God nog vaker om hulp om de theorie, beginselen en procedures te begrijpen.
In mijn tweede jaar maakte ik kennis met Argenis, een klasgenoot die ik niet eerder had gezien. Ik kwam erachter dat hij mij ook niet had gezien – en dat kon ook niet, want hij was blind. Op een dag kwam hij met zijn stok en brailletablet naar me toe en vroeg om hulp. Hij zei dat ik een goede stem had en dat hij me nodig had om de gedrukte studiegidsen op te nemen zodat hij ze kon beluisteren.
Hij had het aan anderen gevraagd, maar die hadden geweigerd. Degenen die hem vorig jaar hadden geholpen, wilden dat niet opnieuw doen. Met mijn drukke schema en slechte cijfers stond ik ook niet te popelen om te helpen.
Hoewel ik nooit officieel met zijn verzoek had ingestemd, begon ik al gauw de studiegidsen te lezen en herlezen om ze voor Argenis op te nemen. Na verloop van tijd werden we vrienden en begon ik hem over het evangelie van Jezus Christus te vertellen. Ik gaf hem zelfs een exemplaar van het Boek van Mormon in braille. Hij waardeerde mijn hulp, maar wilde nooit meer over de kerk te weten komen.
Maar naarmate ik de studiegidsen bleef lezen en opnemen, werden mijn cijfers steeds hoger. Zelfs mijn klasgenoten merkten dat ik een betere student werd en de stof beter begreep.
Acht jaar na mijn afstuderen, studeerde mijn vriend Argenis ook af. Hij had geen belangstelling voor de kerk gehad, maar hij had me wel geleerd dat ‘wanneer u in dienst van uw medemensen bent, u louter in dienst van uw God bent’ (Mosiah 2:17). Hij had me ook doen inzien dat God me zegent en mijn bekwaamheid vergroot wanneer ik anderen van dienst ben.