Hoofdstuk 11
De aan Joseph Smith overgedragen priesterschapssleutels respecteren
‘Ik zeg u — heel duidelijk en heel nadrukkelijk — dat we het heilige priesterschap bezitten. Wij hebben de sleutels van het koninkrijk van God in ons bezit. Alleen De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft ze.’
Uit het leven van Joseph Fielding Smith
President Joseph Fielding Smith heeft verklaard: ‘Ik heb een volmaakte kennis van de goddelijke zending van de profeet Joseph Smith. Zonder enige twijfel weet ik dat de Heer hem heeft voorbereid en hem openbaringen en geboden heeft gegeven, de hemelen voor hem heeft geopend en hem heeft geroepen om aan het hoofd van deze glorierijke bedeling te staan.’1 President Smith combineerde deze ‘volmaakte kennis’ met een grote eerbied voor de priesterschapssleutels die door hemelse boodschappers aan de profeet Joseph zijn overgedragen. Hij heeft de mannen die de sleutels bezaten altijd gerespecteerd en gesteund. Ook gaf hij alle kerkleden de raad hetzelfde respect te tonen. Hij heeft gezegd: ‘Iedere man die in welke roeping ook in de kerk presideert, behoort in die roeping te worden gerespecteerd.’2
Toen Joseph Fielding Smith apostel was, besteedden het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen op een gegeven moment veel tijd en aandacht aan een ingewikkelde vraag. Ouderling Smith had een duidelijke mening over de kwestie en had die ook krachtig verwoord. Enige tijd later liep president Heber J. Grant, die toen president van de kerk was, de werkkamer van ouderling Smith binnen. President Grant legde uit dat hij de kwestie onder gebed had overwogen en zich gedrongen had gevoeld de kwestie anders af te handelen dan ouderling Smith had geopperd. Ouderling Smith ging onmiddellijk akkoord met de beslissing van president Smith. Later verklaarde hij: ‘Wat mij betreft zal ik, als de president van de kerk zegt dat de Heer hem heeft geopenbaard of hem heeft geïnspireerd iets zo en zo te doen, hem volledig in die beslissing steunen.’3
Joseph Fielding Smith gaf die steun niet alleen aan de president van de kerk, maar aan al zijn priesterschapsleiders. In oktober 1962, bijvoorbeeld, werd Nathan Eldon Tanner als lid van het Quorum der Twaalf geroepen. Een jaar later werd hij als raadgever in het Eerste Presidium geroepen. Daardoor kwam hij in een presiderende functie boven president Smith, die president van het Quorum der Twaalf was. President Tanner verwoordde later zijn dank voor de steun van president Smith: ‘Toen ik in het Eerste Presidium werd geroepen, toonde hij, hoewel hij het langst zittende lid van de Twaalf was en ruim vijftig jaar in functie was, veel respect voor mij in die functie en gaf mij zijn volledige steun en vertrouwen.’4
President Smith respecteerde ook de priesterschapsleiders in zijn wijk. Toen hij werkzaam was als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen zei hij: ‘Ik heb het recht niet […] om een van mijn eigen kinderen te dopen zonder eerst te overleggen met de bisschop van de wijk waarvan ik deel uitmaak en zijn goedkeuring te krijgen, want hij bezit de sleutels van die wijk waartoe ik als lid behoor. Ik ben voorafgaand aan de doop van een van mijn kinderen […] altijd voor toestemming naar de bisschop gegaan om die verordening te mogen verrichten en hen tot lid van de kerk te mogen bevestigen.’5
Leringen van Joseph Fielding Smith
1
De priesterschapssleutels zijn de macht en het gezag om leiding te geven aan Gods werk op aarde.
Er is verschil tussen een ambt in het priesterschap en de sleutels van het priesterschap. Dat behoren we duidelijk te begrijpen. […]
Hoewel alle mannen die tot een ambt zijn geordend het priesterschap dragen, krijgt iemand die wordt geroepen om te presideren bijzondere, ofwel leidinggevende, bevoegdheden. Die bevoegdheden worden sleutels genoemd.6
De sleutels [van het priesterschap] zijn het recht om te presideren; zij zijn de macht en de bevoegdheid om alle aangelegenheden Gods op aarde te regelen en te leiden. Wie sleutels dragen, hebben de bevoegdheid om te besturen en te bepalen hoe alle anderen in de priesterschapsorganisatie dienen.7
Als mannen een taak krijgen van iemand die sleutels draagt, dan zijn hun handelingen geldig. Wat zij doen, wordt in de kerk bezegeld en bekrachtigd, zowel op aarde als in de hemel.8
2
De Heer heeft heilige boodschappers uit zijn tegenwoordigheid gestuurd om de sleutels van het priesterschap te herstellen.
We geloven dat de Heer in zijn oneindige wijsheid de volheid van het eeuwige evangelie, na een lange nacht van duisternis, ongeloof en afvalligheid van de waarheden van het zuivere en volmaakte christendom, weer op aarde heeft teruggebracht.
We weten dat Joseph Smith een profeet is; dat de Vader en de Zoon in de lente van 1820 aan hem zijn verschenen om deze laatste evangeliebedeling in te luiden; dat hij het Boek van Mormon door de macht en het gezag van God heeft vertaald; dat hij de sleutels en het gezag heeft ontvangen van engelen die met die opdracht waren gestuurd; en dat de Heer aan hem de heilsleringen heeft geopenbaard.9
De Heer erkent geen enkele verordening of ceremonie, ook niet als die in zijn naam wordt gedaan of verricht, tenzij die in overeenstemming met zijn wil is en wordt verricht door iemand die Hij erkent als zijn bevoegde dienstknecht. Om die reden heeft Hij heilige boodschappers uit zijn tegenwoordigheid naar Joseph Smith en anderen gestuurd om te herstellen wat verloren was gegaan, namelijk de volheid van het evangelie en de volheid en de sleutels van het priesterschap.10
De sleutels van het priesterschap moesten worden hersteld. Het was niet voldoende dat Johannes de Doper met de sleutels van het Aäronisch priesterschap kwam, gevolgd door Petrus, Jakobus en Johannes met de sleutels van het Melchizedeks priesterschap, op grond waarvan de kerk werd gesticht. De hemelen moesten zich openen en de sleutels van alle profeten die vanaf de dagen van Adam tot de dagen van Petrus, Jakobus en Johannes aan het hoofd van een bedeling stonden, moesten worden hersteld. Die profeten kwamen ieder op hun beurt en ieder verleende het gezag dat hij droeg.11
Alle sleutels van alle bedelingen moesten worden overgedragen om de woorden van de profeten en de doeleinden van de Heer in vervulling te laten gaan en een volledige herstelling van alle dingen tot stand te brengen. Daarom moest de vader van het mensdom, de eerste mens op aarde, Adam, komen. En hij is gekomen met zijn bevoegdheid. Mozes is gekomen, en anderen. Allen die sleutels droegen, zijn gekomen en verleenden hun bevoegdheden. […] We hebben niet alle datums waarop sommige van die bevoegdheden zijn overgedragen. De profeet Joseph Smith heeft echter verklaard, toen hij aan de heiligen in Nauvoo over het heil van de doden schreef, dat al die profeten met hun sleutels in de bedeling waarin wij leven, zijn verschenen. Dat staat in afdeling 128 van de Leer en Verbonden [vss. 17–21].12
Nadat de kerk was gevestigd, gebood de Heer zijn heiligen dat zij een huis voor zijn naam moesten bouwen. De heiligen beseften nauwelijks hoe belangrijk dat was. Zij begonnen niet meteen aan de bouw van dat huis. Vandaar dat de Heer hen berispte [zie LV 95:1–4]. Na die berisping gingen ze uit alle macht aan de slag en bouwden in hun armoede de Kirtlandtempel. Waarvoor werd deze tempel gebouwd? Om als heiligdom te dienen, waar Jezus Chrisus kon komen, en waar Hij zijn dienstknechten, de profeten, met hun gezagssleutels naartoe kon sturen. […] We weten dat drie van de grote profeten van weleer met belangrijke sleutels op de derde dag van de maand april van het jaar 1836 zijn gekomen.
Eerst kwam Mozes [zie LV 110:11]. Hij droeg de sleutels van de vergadering van Israël aan Joseph Smith en Oliver Cowdery over. […] Hij vergaderde Israël, en hoewel hem niet werd toegestaan het land voor hen in bezit te nemen, waren de sleutels van de vergadering niettemin in zijn handen. Hij was aan Petrus, Jakobus en Johannes op de berg der verheerlijking verschenen en had aan hen in de tijd waarin zij leefden dezelfde sleutels van de vergadering van Israël verleend. Hij was naar de profeet Joseph Smith en Oliver Cowdery gestuurd om in de bedeling van de volheid der tijden de sleutels van de vergadering van Israël over te dragen. […]
Nadat Mozes zijn sleutels had overgedragen, verscheen Elias, die het evangelie van de bedeling waarin Abraham leefde, bracht [zie LV 110:12]. Alles wat verband houdt met die bedeling, de zegeningen die op Abraham werden bevestigd, de beloften die aan zijn nakomelingen werden gegeven, dat alles moest worden hersteld, en Elias, die de sleutels van die bedeling droeg, verscheen.
Daarna verscheen Elia, de laatste profeet die in het oude Israël de sleutels van de verzegelbevoegdheid droeg, die deze bevoegdheid tot verzegelen overdroeg [zie LV 110:13–16]. Sommige leden van de kerk denken ten onrechte dat Elia met de sleutels van de doop voor de doden of het heil voor de doden kwam. Elia’s sleutels waren veel uitgebreider. Het waren de sleutels tot verzegelen, en die sleutels tot verzegelen houden verband met de levenden en sluiten de doden in die zich bekeren.13
De profeet Elia […] droeg aan hen [Joseph Smith en Oliver Cowdery] de verzegelbevoegdheid over, de bevoegdheid om het priesterschap te gebruiken om op aarde te binden en in de hemel te bezegelen.14
[De] verzegelbevoegdheid plaatst een bekrachtigingszegel op elke verordening die in de kerk wordt verricht, en meer in het bijzonder op de verordeningen die in de tempels van de Heer worden verricht.15
Broeders en zusters, dit is een glorierijke bedeling. Alle andere bedelingen maken er deel van uit. Alle bevoegdheden, alle machten, zijn van kracht in de bedeling waarin wij leven. Het is ons voorrecht om, op grond van onze getrouwheid, deel te hebben aan deze zegeningen.16
‘Ik zeg u — heel duidelijk en heel nadrukkelijk — dat we het heilige priesterschap bezitten. Wij hebben de sleutels van het koninkrijk van God in ons bezit. Alleen De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft ze.17
3
De president van de kerk bezit de sleutels voor de hele kerk.
Een korte tijd vóór zijn martelaarsdood, verleende de profeet [Joseph Smith] alle sleutels, en alle verordeningen en priesterschap, aan de twaalf apostelen — het tweede quorum in de kerk — die zij nodig hadden om dit grote, universele en glorierijke heilswerk voort te zetten.18
Dit priesterschap en die sleutels […] zijn aan iedere man verleend die is aangesteld als lid van de Raad der Twaalf. Maar daar zij het recht van presideren omvatten, kan alleen Gods senior apostel op aarde, namelijk de president van de kerk, ze volledig uitoefenen.19
De president van de kerk bezit de sleutels voor de hele kerk. […] In hem zijn de machten van het priesterschap verenigd. Hij bezit alle sleutels van elke soort die betrekking hebben op de bedeling van de volheid der tijden. Alle sleutels uit vorige bedelingen die zijn geopenbaard, berusten onder hem.20
4
We behoren eenieder aan wie de president van de kerk gezagssleutels heeft gedelegeerd te respecteren.
[De president van de kerk] heeft het recht om gezag te delegeren en gezag in te trekken naar het hem goeddunkt en naar inspiratie ingeeft.21
Denk eraan dat er slechts één man op aarde is die de verzegelbevoegdheid van het priesterschap bezit. Hij kan die bevoegdheid aan anderen delegeren, zodat zij handelend kunnen optreden en kunnen verzegelen. Dat is geldig en bindend, zo lang hij dat toestaat; als hij haar intrekt, kan niemand die bevoegdheid uitoefenen.22
Zonder het benodigde gezag, door de president van de kerk gedelegeerd, kan niemand in de tempel officiëren en de tempelzegeningen verlenen. Niemand kan in een roeping in deze kerk officiëren zonder het gezag dat daarmee gepaard gaat. Dat gezag krijgt hij op grond van de macht en de sleutels die de president van de kerk bezit. […] Als de president van de kerk op grond van zijn sleutels zou zeggen dat bepaalde privileges worden ingetrokken, dan zou niemand het gezag hebben om in die specifieke privileges te officiëren. Als iemand dat toch zou doen, zou die handeling ongeldig zijn. Wie zoiets zou proberen, moet dat voor het gerecht van God uitleggen, en zo mogelijk ook voor de kerk, en zou in overtreding zijn. […]
[…] Als de apostelen of andere broeders de ringen van Zion bezoeken en zijn benoemd om alles wat in die ringen aandacht vergt in orde te brengen, doen zij dat krachtens de bevoegdheid, of het gezag, dat de president van de kerk hun gedelegeerd heeft. Ditzelfde beginsel is op kleinere schaal in de ringen en in de wijken van toepassing.23
Iedere man die in welke roeping ook in de kerk presideert, behoort in zijn roeping te worden gerespecteerd. Als een man tot het ambt van bisschop wordt geordend, ontvangt hij de sleutels om te presideren in de wijk waarvan hij deel uitmaakt. Hij behoort door ieder lid van de wijk in zijn roeping te worden gerespecteerd, ongeacht het ambt dat een andere broeder bekleedt. Datzelfde geldt voor de president van de ring, de president van een quorum, of wat dan ook. Ter illustratie van wat dat inhoudt, wordt ons geleerd dat geen enkele vader het recht heeft, hoewel hij misschien het Melchizedeks priesterschap draagt, om een van zijn eigen kinderen te dopen zonder voorafgaande toestemming van zijn bisschop. Pas als hij die toestemming heeft, is de vader gemachtigd om die verordening voor zijn kind te verrichten. Als een vader het zou wagen om een doop te verrichten of zijn zoon te ordenen zonder eerst toestemming te vragen aan de presiderende functionaris die in de wijk of ring, afhankelijk van de situatie, de gezagssleutels draagt, dan zou hij in overtreding zijn. Dat geldt zowel voor een apostel als voor een ouderling in een wijk. Zelfs de president van de kerk zou er niet aan denken om iets dergelijks te doen. Hij zou eerst de bisschop van zijn wijk of de president van zijn ring in kennis stellen en respect tonen voor het gezag dat aan de bisschop of de ringpresident is gedelegeerd.24
5
De verenigde stem van wie de sleutels van het koninkrijk dragen, zal ons altijd leiden naar waar de Heer ons wil hebben.
Ik denk dat we iets heel duidelijk voor ogen moeten houden. Noch de president van de kerk, noch het Eerste Presidium, noch de verenigde stem van het Eerste Presidium en de Twaalf, zal de heiligen ooit op een dwaalspoor brengen. Noch zullen zij raad aan de wereld geven die in strijd is met de wil van de Heer.
Iemand zou afvallig kunnen worden, of een mening kunnen hebben of een raad kunnen geven die niet overeenkomt met de bedoeling van de Heer. Maar de stem van het Eerste Presidium en de verenigde stem van anderen die met hen de sleutels van het koninkrijk bezitten, zullen de heiligen en de wereld altijd in de richting wijzen die de Heer in gedachten heeft. […]
Hiervan getuig ik: indien we acht slaan op het Eerste Presidium en gevolg geven aan hun raad en leiding is er geen macht ter aarde die de vooruitgang van de kerk kan tegenhouden of verminderen. Wijzelf zullen vrede in dit leven ervaren en erfgenamen van eeuwige heerlijkheid in de toekomende wereld zijn [zie LV 59:23].25
Ideeën voor studie en onderwijs
Vragen
-
In welke opzichten kunnen we bij onze steun aan wie priesterschapssleutels bezitten het voorbeeld van president Smith volgen? (Zie ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’.)
-
Hoe helpt de stof in paragraaf 1 u om het verschil te zien tussen een ambt in het priesterschap bekleden en priesterschapssleutels dragen? Waarom denkt u dat dit een belangrijk onderscheid is?
-
In welke opzichten bent u gezegend doordat de priesterschapssleutels op aarde zijn hersteld? (Zie paragraaf 2.)
-
Hoe denkt u dat de kerk gesterkt is door de organisatie die in de paragrafen 3 en 4 wordt genoemd? Hoe wordt het individuele kerklid gesterkt?
-
Welke gevoelens hebt u als u de woorden van president Smith over eensgezindheid onder het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen overweegt? Wanneer hebt u leiding ontvangen door hun ‘verenigde stem’? (Zie paragraaf 5.)
Relevante Schriftteksten
Matteüs 16:13–19; Handelingen 3:21; LV 21:4–6; 27:5–13; 65:2; 128:8–21; 132:7
Onderwijstip
‘Het zal […] wel eens voorkomen dat u een bepaalde vraag niet kunt beantwoorden. Als dat gebeurt, zeg dat dan gewoon. U kunt zeggen dat u het antwoord zult opzoeken. U kunt ook de leerlingen aanmoedigen om het antwoord op te zoeken en daar tijdens een andere les op terug te komen’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 64).