Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 4: Ons gezin versterken en behouden


Hoofdstuk 4

Ons gezin versterken en behouden

‘Het is de wil van de Heer dat we ons gezin versterken en behouden.’

Uit het leven van Joseph Fielding Smith

President Joseph Fielding Smith was heel duidelijk over het gezin: ‘Het gezin is niet alleen in dit leven het belangrijkste instituut, maar ook in het hiernamaals.’1 Nergens gaf hij daar meer blijk van dan in zijn eigen gezin, want hij was een voorbeeldige, liefdevolle echtgenoot, vader en grootvader. Hoewel hij als apostel een volle agenda had en vaak van huis was, maakte hij als hij thuis was altijd tijd vrij voor ‘zijn vrouw en kinderen, zodat hij ze, ter compensatie, een dubbele dosis liefde en aandacht kon geven.’2

Aan president Smiths tweede vrouw, Ethel, werd eens de vraag gesteld: ‘Wilt u ons iets vertellen over uw man, zoals u hem kent?’ Zich ervan bewust dat veel leden van de kerk haar man overdreven streng vonden, antwoordde ze:

‘U wilt dat ik u iets vertel over mijn man, zoals ik hem ken. Ik heb mij vaak afgevraagd wat mensen na zijn dood zullen zeggen: “Hij was een zeer goed man, oprecht, orthodox enzovoort.” Ze zullen over hem spreken zoals de meeste mensen hem kennen; maar de man die ze in gedachten hebben is heel anders dan de man die ik ken. De man die ik ken is een vriendelijke, liefdevolle echtgenoot en vader, die ernaar streeft om zijn gezin gelukkig te maken en zichzelf daarbij volledig wegcijfert. Hij is een man die een zeurderig kind in slaap sust, die de kleintjes voor het slapen gaan een verhaaltje voorleest, die nooit te moe of te druk is om ’s avonds laat op te blijven of ’s morgens vroeg op te staan om de oudere kinderen met hun huiswerk te helpen. En als er iemand ziek is, zorgt de man die ik ken liefdevol voor de zieke. Ze roepen dan om hun vader, omdat ze in hem de genezende balsem voor al hun kwalen zien. Zijn handen verbinden hun wonden, zijn armen geven de zieke moed, en als ze een fout maken, klinkt in zijn stem een vriendelijk verwijt door, totdat zij maar al te graag doen wat hem gelukkig maakt. […]

‘De man die ik ken is onzelfzuchtig, geduldig, attent, zorgzaam, hartelijk, en hij doet zijn uiterste best om ervoor te zorgen dat het leven van zijn dierbaren vreugdevol is. Dat is de man die ik ken.’3

President Smiths kinderen gaven voorbeelden van zijn onvermoeibare inspanningen om zijn gezin te versterken en te behouden en ‘het leven van zijn dierbaren vreugdevol’ te maken. In een biografie van Joseph Fielding Smith namen de auteurs, Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, de volgende herinnering op: ‘Zijn kinderen hadden de dag van hun leven toen ze hun vader een schort zagen voorknopen om een partij taarten te bakken. Mincemeat had zijn voorkeur. Daar maakte hij zijn eigen vulling voor. Maar hij maakte ook andere taarten: appel, kersen, perzik en pompoen. Zijn taartenbakkerij groeide uit tot een gezinsproject, aangezien de kinderen er in alle richtingen op uit werden gestuurd om benodigdheden en ingrediënten te gaan halen. De verlokkelijke geur van taarten in de grote oven stond garant voor een gelukzalig uurtje watertanden en likkebaarden. Er werd scherp op gelet dat de taarten niet te vroeg of te laat uit de oven kwamen. Ondertussen maakte Ethel heel veel ijs, waarbij de kinderen om de beurt de ijsmaker mochten aanzwengelen.’4

Douglas A. Smith zei dat zijn vader en hij een ‘fijne band met elkaar’ hadden. Hij noemde voorbeelden van dingen die ze samen deden: ‘Af en toe boksten we een partijtje, of eigenlijk deden we net of we boksten. Ik respecteerde hem te veel om hem te raken en hij hield te veel van mij om mij te raken. […] Het was eigenlijk meer een schijngevecht. We schaakten ook en ik was wat blij als ik van hem won. Nu ik erop terugkijk, krijg ik het gevoel dat hij mij misschien wel liet winnen.’5

Amelia Smith McConkie herinnerde zich: ‘Het was bijna leuk om ziek te zijn, omdat hij ons dan in de watten legde. […] Hij vermaakte ons door goede muziek op de oude Edison grammofoon te draaien. Tot onze verrukking danste hij dan op de muziek of marcheerde door de kamer en probeerde zelfs mee te zingen. […] Hij bracht ons grote, zoete sinaasappelen en ging die dan op het bed zitten pellen, om ons daarna telkens een partje te geven. Hij vertelde ons verhalen over zijn kinderjaren of over zijn vader, hoe die voor hem zorgde als hij ziek was. En als het echt nodig was, zalfde hij ons.’6 Amelia onthulde ook hoe haar vader zijn kinderen tot de orde riep: ‘Als een van ons iets had gedaan wat niet door de beugel kon, legde hij steevast zijn handen op onze schouders en keek ons dan met een teleurgestelde blik in de ogen, waarna hij zei: “Ik wil dat mijn kindertjes goed zijn.” Geen slaag of andere straf had doeltreffender kunnen zijn.’7

President Smiths liefde en aandacht voor zijn kinderen strekte zich ook uit tot zijn kleinkinderen. Zijn kleinzoon Hoyt W. Brewster jr. sprak over een ervaring die hij had toen hij zendeling in Nederland was. Hem werd toegestaan de inwijding van de Londentempel in 1958 bij te wonen. Toen hij en andere zendelingen plaatsnamen in de aula van de tempel zag zijn opa hem. Hoyt herinnerde zich: ‘Zonder ook maar te aarzelen, sprong hij op uit zijn stoel en wenkte mij met uitgestrekte armen. Op dat moment zag ik niet Joseph Fielding Smith, de president van de Raad der Twaalf Apostelen staan […] maar een grootvader die een van zijn kleinkinderen zag van wie hij zielsveel hield. Ik bedacht mij geen moment en liep vlug naar hem toe op het podium, waar hij mij voor de neus van een volle aula omhelsde en kuste. Dat was voor mij een van de heiligste en gedenkwaardigste momenten van mijn leven.’8

Leringen van Joseph Fielding Smith

1

Het gezin is niet alleen in dit leven het belangrijkste instituut, maar ook in het hiernamaals.

Ik wil u eraan herinneren hoe belangrijk het gezin is in het totale plan van onze Vader in de hemel. De kerk bestaat in feite om het gezin de verhoging te helpen bereiken.

Eensgezindheid en evangelische toewijding in de huiselijke kring zijn zo belangrijk dat de boze grote aandacht besteedt aan de vernietiging van het gezin in onze samenleving. Van alle kanten worden de waarden van het gezin als basis voor alles wat goed en edel is, aangevallen. […] De wereldwijde versoepeling van abortuswetten duidt op een groeiende onverschilligheid ten aanzien van de heiligheid van het leven. Gezinnen raken ontwricht door de toename in drugsgebruik en medicijnmisbruik. Steeds meer jongeren hebben lak aan gezag, wat doorgaans begint met lak aan regels en het ouderlijk gezag. […]

Nu kwade machten het individu belagen door zijn gezinsbasis te ondermijnen, wordt het van groot belang dat de ouders in de kerk het gezin in stand houden en versterken. Mogelijk zijn er enkele heel sterke mensen die het redden zonder het vangnet van een gezin, maar de meesten van ons hebben behoefte aan de liefde, het onderricht en de steun van zorgzame ouders.9

Er zijn bepaalde oude waarheden die dat tot in lengte van dagen zullen blijven, hoeveel vooruitgang de wereld ook maakt. Een van die waarheden is dat het gezin (dat bestaat uit vader, moeder en kinderen) het fundament van al het andere in de kerk is. Een andere is dat de zonden tegen een zuiver en gezond gezinsleven, meer dan alle andere, uiteindelijk zeer ernstige gevolgen zullen hebben voor de naties die ze toelaten. […]

Veel belangrijker dan de vraag of iemand een goede baan heeft of rijk is, is de vraag hoe hij zijn gezinsleven inricht. Zolang er echte gezinnen bestaan en zolang de gezinsleden hun plichten jegens elkaar niet verzaken, zijn alle andere zaken van ondergeschikt belang.10

Family reading a book.

‘Het evangelie is gezinsgericht; het moet in het gezin worden nageleefd.’

Er bestaat geen vervanging voor een rechtschapen gezin. Daar kan men in de wereld anders over denken, maar in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen staat dat als een huis. Het gezin zal ook in het koninkrijk van God bestaan.11

Het gezin is niet alleen in dit leven het belangrijkste instituut, maar ook in het hiernamaals. […] Het is de wil van de Heer dat we ons gezin versterken en behouden. We verzoeken de vaders dringend hun rechtmatige plaats als hoofd van het gezin in te nemen. We vragen de moeders om hun echtgenoot te steunen en een licht voor hun kinderen te zijn.12

Het evangelie is gezinsgericht; het moet in het gezin worden nageleefd. Het is in het gezin dat we de meeste en belangrijkste opvoeding ontvangen, om daarna voor onszelf een eeuwig gezin te stichten, naar het voorbeeld van het gezin van God, onze Vader.13

2

De Heer heeft het gezin ingesteld om eeuwig te duren.

Het huwelijk, zo weten we, is een eeuwig beginsel, vóór de grondlegging van de wereld verordend en op aarde ingesteld voordat de dood zijn intrede deed. Onze eerste ouders werd geboden zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen. Daaruit volgt dat het gezin bedoeld was eeuwig te zijn. De wetten die van kracht zijn in de celestiale wereld vormden de basis van het plan dat voor deze aarde was opgesteld. Het grote werk en de heerlijkheid van de Heer is ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’ [Mozes 1:39.] De enige manier waarop dat mogelijk is, is door het huwelijk en het gezin. In feite is dat de eeuwige orde onder wie verhoging hebben ontvangen, en wel op ontelbare werelden.14

Het evangelieplan dat voor de mens op aarde van kracht is, is vergelijkbaar met de wet die in het koninkrijk van God van kracht is. Is er een grotere bron van verdriet denkbaar dan in het hiernamaals zonder vader, moeder of kinderen te zijn? Het denkbeeld van een natie waarin het gezin niet als hoeksteen functioneert, waarin alle burgers nagenoeg vreemden voor elkaar zijn, waarin natuurlijke liefde ontbreekt en waarin de gezinsband mensen niet samenbindt, is gruwelijk. Een dergelijke situatie kan maar tot één resultaat leiden — anarchie en desintegratie. Is het niet redelijk te geloven dat hetzelfde geldt voor het koninkrijk van God? Als er in dat koninkrijk geen gezinsbanden waren en alle mannen en vrouwen ‘engelen’ waren zonder natuurlijke verwantschap, zoals zoveel mensen geloven, zou het dan een gelukkige plek — een hemel kunnen zijn?15

Een paar gaat naar de tempel van de Heer om voor tijd en alle eeuwigheid te worden verzegeld. De kinderen die uit dat huwelijk worden geboren, zijn de kinderen van die vader en moeder, niet slechts in dit sterfelijke leven, maar in alle eeuwigheid. Zij gaan deel uitmaken van het gezin van God in de hemel en op aarde, zoals besproken door Paulus [zie Efeziërs 3:14–15]. Die gezinsorde dient nooit te worden verbroken. […]

[…] Die kinderen hebben recht op de aanwezigheid van ouders. En ouders hebben tegenover hun eeuwige Vader een verbondsplicht om elkaar trouw te zijn en die kinderen in licht en waarheid op te voeden, zodat zij in de komende eeuwigheden één zullen zijn — een gezin binnen het grote gezin van God.16

We behoren er, als heilige der laatste dagen, aan te denken dat er [na de dood] buiten het celestiale koninkrijk geen gezinsverband bestaat. Het gezinsleven is voorbehouden aan wie bereid zijn elk verbond en elke verplichting na te komen die we in dit sterfelijk leven noodzakelijkerwijs moeten aannemen.17

Het koninkrijk van God zal één groot gezin zijn. Wij noemen elkaar broeders en zusters. En inderdaad worden we mede-erfgenamen van Jezus Christus door het evangelie van Jezus Christus [zie Romeinen 8:16–17], zoons en dochters van God, met recht op alle zegeningen van zijn koninkrijk, mits we ons bekeren en ons aan [de] geboden houden.18

Het is de hoop op het eeuwige leven — de hereniging van ons gezin ten tijde van de opstanding daarbij inbegrepen — die ons hart met grote liefde en genegenheid voor ieder gezinslid vervult. Door deze hoop is een echtgenoot meer geneigd zijn vrouw dieper en heiliger lief te hebben; en een echtgenote in gelijke mate haar man. De liefde en zorg van ouders voor hun kinderen neemt toe, want hun kinderen zullen zich met banden van liefde en geluk aan hen hechten, die niet kunnen worden verbroken.19

3

We versterken en behouden ons gezin door tijd met elkaar door te brengen, elkaar lief te hebben en samen het evangelie na te leven.

De belangrijkste functie van een gezin binnen de kerk is ervoor te zorgen dat elk gezinslid bijdraagt tot het leefklimaat waarin en de voorwaarden waarmee iedereen aan zijn vervolmaking kan werken. Voor ouders betekent dit dat ze meer tijd en energie in de opvoeding steken, die veel meer inhoudt dan louter in het onderhoud van hun kinderen voorzien. Voor kinderen betekent dit dat ze hun natuurlijke neiging tot zelfzucht beheersen.

Steekt u net zoveel tijd in de successen van uw gezin als in de successen van uw sociale en beroepsleven? Besteedt u uw beste creatieve energie aan de belangrijkste eenheid van de samenleving — het gezin? Of is uw band met uw gezin slechts een routineus, onbevredigend onderdeel van uw leven? Zowel ouder als kind moet bereid zijn de taken in het gezin voorrang te geven om de verhoging van het gezin te verwezenlijken.20

Family walking around the Atlanta Georgia Temple

‘De kerk bestaat in feite om het gezin de verhoging te helpen bereiken.’

Het gezin […] is de werkplaats waar het karakter wordt ontwikkeld. En de manier waarop het karakter wordt ontwikkeld, hangt af van de band die er tussen de ouders en de kinderen bestaat. Het gezin kan niet zijn wat het behoort te zijn als die band niet optimaal is. En die band hangt af, het is waar, van zowel ouders als kinderen, maar toch meer van de ouders. Zij moeten hun best ervoor doen.21

‘O, schiet op, loop me niet voor de voeten, daar heb ik het echt te druk voor’, sprak een gehaaste, ongeduldige moeder tegen haar driejarige dochtertje die haar met een huishoudelijke taak probeerde te helpen. […] Het verlangen om te helpen zit in elk gezond kind en ouders hebben niet het recht om daar over te klagen. Het huishouden hoeft geen sleur te worden als alle gezinsleden een taak verrichten. Door die samenwerking ontstaat de aangenaamste omgang die je je maar kunt indenken.

Als ik één ding moest noemen waaraan het ons als ouders meestal ontbreekt dan is het wel een hartelijke solidariteit met onze kinderen. Houd u met uw kinderen bezig; volg hun paden. […] Stel u op de hoogte van wat hun interesse heeft. Wees een kameraad van uw kinderen.22

We proberen ouders in te prenten hoe belangrijk het is om meer aandacht aan hun kinderen te schenken, om thuis een beetje meer de geest van het evangelie te hebben, een beetje meer eensgezindheid en een beetje meer geloof; een beetje meer religieuze, geestelijke zorg van de vader en ook van de moeder; meer evangelisch onderwijs in het gezin.23

Tot de ouders in de kerk zeggen we: heb elkaar met heel uw hart lief. Houd u aan de morele wet en leef het evangelie na. Voed uw kinderen in licht en waarheid op. Breng ze de heilbrengende waarheden van het evangelie bij. Maak van uw gezin een hemel op aarde, waar Gods Geest kan vertoeven en waar elk gezinslid zich in rechtschapenheid kan ontwikkelen.24

Ik bid dat onze hemelse Vader ons allen de kracht zal geven om ons ware potentieel te bereiken. Ik bid om zijn Geest voor alle gezinnen in de kerk, dat ze van liefde en harmonie vervuld mogen zijn. Moge onze Vader ons gezin behouden en verhogen.25

Ideeën voor studie en onderwijs

Vragen

  • Lees de anekdotes in ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’ en overweeg hoe president Smiths voorbeeld een leidraad voor u kan zijn. Overweeg hoe u zich kunt verbeteren om uw gezin te versterken.

  • Overweeg het belang van het gezin naar aanleiding van wat er in paragraaf 1 staat. Wat doet u om uw gezin te beschermen tegen de negatieve invloeden van de wereld?

  • President Smith sprak over ‘de hoop op het eeuwige leven, de hereniging van het gezin ten tijde van de opstanding inbegrepen’ (paragraaf 2). Hoe beïnvloedt deze hoop de onderlinge band met uw huwelijkspartner en kinderen?

  • In paragraaf 3 stelt president Smith drie gewetensvolle vragen. Beantwoord deze vragen voor uzelf. Lees die paragraaf en overweeg welke veranderingen u in uw leven kunt aanbrengen die de sfeer bij u thuis kunnen verbeteren.

Relevante Schriftteksten

Spreuken 22:6; 1 Nephi 8:37; LV 88:119; 93:40–50; zie ook ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’

Onderwijstip

‘Laat iedere deelnemer een paragraaf uitkiezen [in het hoofdstuk] en die voor zichzelf lezen. Laat de mensen die dezelfde paragraaf hebben uitgekozen in groepjes van twee of drie bij elkaar gaan zitten en bespreken wat ze ervan hebben geleerd’ (p. IX van dit boek).

Noten

  1. ‘Counsel to the Saints and to the World’, Ensign, juli 1972, p. 27.

  2. Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith (1972), p. 14.

  3. Ethel Smith. In: Bryant S. Hinckley, ‘Joseph Fielding Smith’, Improvement Era, juni 1932, p. 459.

  4. Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith, p. 228.

  5. Douglas A. Smith. In: D. Arthur Haycock, Exemplary Manhood Award, Brigham Young University Speeches of the Year (18 april 1972), p. 5.

  6. Amelia Smith McConkie, ‘Joseph Fielding Smith’, Church News, 30 oktober 1993, p. 10.

  7. Amelia Smith McConkie, ‘Joseph Fielding Smith’, p. 10.

  8. In: Francis M. Gibbons, Joseph Fielding Smith: Gospel Scholar, Prophet of God (1992), p. 254.

  9. In: ‘Message from the First Presidency’, Ensign januari 1971, binnenzijde vooromslag en pagina 1.

  10. ‘Our Children—“The Loveliest Flowers from God’s Own Garden”’, Relief Society Magazine, januari 1969, p. 4.

  11. In: Conference Report, oktober 1948, p. 152.

  12. ‘Counsel to the Saints and to the World’, p. 27.

  13. ‘Mothers in Israel’, Relief Society Magazine, december 1970, p. 886.

  14. The Way to Perfection (1931), p. 251.

  15. ‘A Peculiar People’, Deseret News, 2 april 1932, p. 6; zie ook Doctrines of Salvation, Bruce R. McConkie (red.), drie delen. (1954–1956), 2:65–66.

  16. In: Conference Report, april 1961, p. 49.

  17. In: Conference Report, oktober 1948, p. 153.

  18. In: Conference Report, april 1959, p. 24.

  19. The Way to Perfection, p. 258.

  20. In: ‘Message from the First Presidency’, Ensign, januari 1971, p. 1.

  21. ‘Our Children—“The Loveliest Flowers from God’s Own Garden”’, p. 6.

  22. ‘Our Children—“The Loveliest Flowers from God’s Own Garden”’, pp. 6–7.

  23. Take Heed to Yourselves! (1966), p. 354.

  24. ‘Counsel to the Saints and to the World’, p. 27.

  25. In: ‘Message from the First Presidency’, Ensign, januari 1971, p. 1.