Hoofdstuk 22
Gebed — een gebod en een zegen
‘Er zijn weinig zaken belangrijker dan in gebed vertrouwelijk met God praten.’
Uit het leven van Joseph Fielding Smith
President Joseph Fielding Smith heeft gezegd dat we gebed ‘deel van ons wezen’ moeten maken.1 Hij was een voorbeeld van dit beginsel door zijn wijze van leven en zijn wijze van bidden — alleen, met zijn gezin en in het openbaar.
Na de dood van zijn eerste vrouw, Louie, schreef hij deze doorvoelde smeekbede in zijn dagboek, die ons een korte blik vergunt in zijn persoonlijke gebeden: ‘O Vader in de hemel, help mij, ik bid u, zo te leven dat ik waardig mag zijn om haar in eeuwige heerlijkheid te ontmoeten, om weer met haar te worden verenigd, om in eeuwigheid na eeuwigheid nooit meer te worden gescheiden. Help mij om nederig te zijn, om op U te vertrouwen. Schenk mij wijsheid en kennis van de hemel opdat ik de kracht zal hebben om alle kwaad te weerstaan en standvastig in uw waarheid te blijven. O Heer, kom mij te hulp, vergun mij eeuwig leven in uw koninkrijk. Leid mijn voetstappen in rechtschapenheid, schenk mij uw gehele Geest. Schenk mij de kracht om mijn dierbare kinderen groot te brengen. Zegen hen dat zij hun hele leven rein en smetteloos blijven. En als ons leven ten einde is, laat ons dan in uw celestiale koninkrijk komen. Dat is ons gebed in de naam van onze Verlosser. Amen.’2
President Smiths zoon Joseph jr. vertelde over een gedenkwaardig gebed dat president Smith uitsprak toen zij na een reis naar het oosten van Utah op weg naar huis in Salt Lake City waren. Zij ‘belandden midden in een zware storm en namen een verkeerde afslag’, waardoor ze op een plek, Indian Canyon genaamd, terechtkwamen. ‘Het ging harder regenen en de weg werd heel modderig en glad, zozeer zelfs dat het niet alleen gevaarlijk was, maar ook onmogelijk om verder te gaan. De zware mist ontnam het zicht op de diepe ravijn naast de smalle zandweg. De jonge Joseph jr. en dr. David E. Smith stapten uit en probeerden de auto weg te duwen, omdat ze bang waren dat de auto het diepe ravijn in zou glijden. De banden hadden geen grip meer in de modder en de auto kwam vast te zitten. […] Joseph herinnerde zich dat zijn vader zei: “We hebben gedaan wat we konden. We zullen de Heer aanroepen.” Hij boog zijn hoofd in gebed en vroeg de Heer de weg te bereiden, zodat hij zijn vergissing kon rechtzetten, de gevaarlijke canyon achter zich kon laten en de reis vervolgen. Hij zei de Heer dat hij de volgende dag belangrijke afspraken had en dat het belangrijk was dat hij in Salt Lake City geraakte. Er gebeurde een wonder, de storm ging liggen, er stak een wind op die de weg voldoende droog blies om de auto […] uiteindelijk terug op de snelweg te krijgen. Ze hadden de snelweg nog niet bereikt of de storm wakkerde aan, waardoor het verkeer in de regio een paar uur ontregeld was. Toen ze door Provo Canyon in de richting van Salt Lake City reden, na een paar uur omrijden, werden ze aangehouden door een agent van de verkeerspolitie die hen vroeg waar ze vandaan kwamen. Toen ze hem vertelden dat ze door Indian Canyon waren gereisd, zei de agent: “Dat is onmogelijk! Alle bruggen in die regio zijn weggespoeld.” Tot hun verbazing lazen ze de volgende dag in de krant dat er in de regio waaruit zij ternauwernood waren ontkomen tweehonderd auto’s waren gestrand.’3
In de 62 jaar dat president Smith apostel was, smeekte hij in veel van zijn toespraken hemelse zegeningen af voor de leden van de kerk en alle mensen op aarde. Zo was zijn smeekbede in zijn eerste algemene conferentie als president van de kerk: ‘Ik bid dat God, onze hemelse Vader, de vensters van de hemel zal openen en grote en eeuwige zegeningen op zijn kinderen op aarde zal uitstorten die hun leven in stoffelijke en geestelijke zin zullen verbeteren.’4
De gebeden van president Smith lieten de kracht van zijn getuigenis en zijn liefde voor zijn Vader in de hemel en zijn Heiland blijken. President Boyd K. Packer, die in het Quorum der Twaalf Apostelen werd geroepen toen Joseph Fielding Smith president van de kerk was, heeft gezegd: ‘Het was een ervaring op zich om president Joseph Fielding Smith te horen bidden. Hoewel hij al over de negentig was, bleef hij bidden dat hij “zijn verbonden en verplichtingen mocht nakomen en tot het einde toe mocht volharden.”’5
Leringen van Joseph Fielding Smith
1
Ons is geboden in gebed tot onze hemelse Vader te naderen.
Het is een gebod van God dat wij Hem voortdurend in gebed zoeken. Toen de Heiland bij zijn discipelen was, leerde Hij hun bidden en Hij gaf hun daarin het goede voorbeeld door vaak tot zijn Vader te bidden. Aangezien het een gebod van de Heer is, kunnen we er zeker van zijn dat er kracht van gebed uitgaat. Als we de Heer zoeken, dienen we Hem nederig en eerbiedig aan te roepen. […]
Het is de plicht van de ouders om hun kinderen te leren bidden, zodra die er besef van hebben. Laat ze een gewoonte van gebed maken en zorgen dat hun kinderen begrijpen dat bidden belangrijk is. Als deze gewoonte in de kinderjaren wordt aangeleerd, is de kans aanwezig dat die later in het leven blijvend wordt. Iemand die oprecht de Heer heeft gezocht en Hem altijd voor zijn zegeningen heeft gedankt, kan erop rekenen dat de Heer hem of haar niet zal vergeten als zijn hulp gewenst is.6
Ik vraag me af of we er ooit bij stilstaan waarom de Heer ons vraagt te bidden. Vraagt Hij ons te bidden omdat Hij wil dat we ons voor Hem neerbuigen en Hem aanbidden? Is dat de belangrijkste reden? Dat denk ik niet. Hij is onze hemelse Vader en ons is geboden Hem te aanbidden en in de naam van zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, tot Hem te bidden. Maar de Heer kan zonder onze gebeden. Zijn werk zal er niet onder lijden, of we nu bidden of niet. […] Bidden is iets wat wij nodig hebben, niet wat de Heer nodig heeft. Hij weet precies hoe hij zijn zaken dient te regelen en dient uit te voeren zonder enige hulp van ons. Onze gebeden hebben niet tot doel om Hem te vertellen hoe Hij zijn zaken moet afhandelen. Als dat het idee is dat we hebben, is dat uiteraard een verkeerd idee. Onze gebeden zijn meer voor ons belang, om ons op te bouwen, om ons kracht en moed te geven, om ons geloof in Hem te laten toenemen.
Gebed stemt de ziel nederig. Het verruimt ons begrip; het verlicht ons verstand. Het brengt ons dichter bij onze Vader in de hemel. Wij hebben zijn hulp nodig; dat lijdt geen enkele twijfel. Wij hebben de leiding van de Heilige Geest nodig. We dienen te weten aan de hand van welke beginselen we in zijn tegenwoordigheid kunnen terugkeren. Ons verstand dient gestimuleerd te worden door de inspiratie die van Hem komt. En dat zijn de redenen dat we tot Hem bidden, zodat we met zijn hulp zo kunnen leven dat we de waarheid weten en in zijn licht wandelen. Dan kunnen we door ons geloof en onze gehoorzaamheid in zijn tegenwoordigheid terugkeren.7
Er zijn weinig zaken belangrijker dan in gebed vertrouwelijk met God praten. De Heer heeft een sluier van vergetelheid over ons verstand laten vallen, zodat we ons Hem niet herinneren en niet meer weten hoe het was om in het voorsterfelijk bestaan bij Hem te zijn. Gebed is de communicatiemethode die Hij ons heeft gegeven om contact met Hem te houden. Derhalve is een van de belangrijkste redenen voor ons sterfelijk bestaan om te zien of we de geest van gebed altijd in ons hart meedragen, zodat wanneer de Heer verkiest te spreken, wij zijn stem in onze ziel zullen horen.8
2
Er zijn veel gezette tijden voor gebed.
‘En Ik geef hun een gebod (dat wil zeggen, aan de ouders in Zion) — laat wie zijn gebeden tot de Heer niet op de gezette tijd in acht neemt, voor de rechter van mijn volk in herinnering worden gebracht.’ [LV 68:33.]
Ik denk niet dat we dat vers in deze afdeling heel vaak hebben gelezen en ik vraag me af of we beseffen hoe belangrijk dit gebod in feite is. Niemand kan de Geest Gods bij zich houden als hij niet bidt. Niemand kan de inspiratie van de Heilige Geest ontvangen, tenzij hij de geest van gebed in zijn hart draagt. […]
Ik wil even stilstaan bij deze tekst. […] Wanneer is de gezette tijd voor gebed?
Sommigen onder ons hebben het idee dat de gezette tijd voor gebed is als we ’s ochtends opstaan en vlak voordat we ’s avonds naar bed gaan, na ons werk te hebben gedaan, en dat er geen andere gezette tijden voor gebed zijn. Maar ik zeg u, en dat kan ik bewijzen, dat er veel gezette tijden voor gebed zijn. Ik zal het voorlezen. U weet dat ik mijn woorden graag staaf; ik kom graag met bewijzen die mijn woorden staven. Ik vraag niemand te geloven wat ik zeg, tenzij het absoluut in harmonie is met wat de Heer heeft gezegd, hetzij rechtstreeks of bij monde van zijn profeten. We lezen in het Boek van Mormon dat [Amulek] het woord richt tot de arme Zoramieten die van de waarheid waren afgedwaald. Die waren vanwege hun armoede uit hun synagogen gezet en wisten niet wat ze moesten doen, omdat ze dachten dat ze slechts één voor één op de Rameümpton, zoals die genoemd werd, konden bidden [zie Alma 31:12–23]. [Amulek] onderricht hen als volgt:
‘Ja, roept Hem aan om barmhartigheid, want Hij is machtig om te redden. Ja, verootmoedigt u en volhardt in gebed tot Hem. Roept Hem aan wanneer gij op uw velden zijt, ja, voor al uw kudden. Roept Hem aan in uw huis, ja, voor uw gehele huisgezin, zowel des ochtends als des middags als des avonds. Ja, roept Hem aan tegen de macht van uw vijanden. Ja, roept Hem aan tegen de duivel, die een vijand is van alle gerechtigheid. Roept Hem aan voor de gewassen op uw velden, opdat gij er voorspoedig mee zult zijn. Roept aan voor de kudden van uw weiden, opdat zij zullen toenemen. Maar dat is niet alles; gij moet uw ziel uitstorten in uw binnenkamer, en op uw verborgen plaatsen en in uw wildernis. Ja, en wanneer gij de Heer niet aanroept, laat uw hart dan vol zijn en voortdurend in gebed tot Hem uitgaan voor uw welzijn, en ook voor het welzijn van allen die om u heen zijn. En nu, zie, mijn geliefde broeders, ik zeg u, denkt niet dat dit alles is; want indien gij, na al die dingen te hebben gedaan, de behoeftigen en de naakten wegzendt, en niet naar de zieken en lijdenden omziet, en niet geeft van uw bezit, indien gij hebt, aan hen die noodlijdend zijn — ik zeg u, indien gij geen van die dingen doet, zie, dan is uw gebed tevergeefs en baat het u niets, en zijt gij als de huichelaars die het geloof verloochenen.’ [Alma 34:18–28.]
Ik denk dat dit een uitstekende leerstelling is. Ik heb u die voorgelezen om u te doordringen van de vele gezette tijden van gebed. De gezette tijd voor gebed is ’s morgens voordat het gezin uit elkaar gaat. Een goede tijd voor gebed is wanneer u aan tafel gaat om uw ontbijt te nuttigen. Laat ieder in het gezin om de beurt het gebed uitspreken. Dat zijn onder andere gezette tijden voor gebed. De gezette tijd voor gebed voor de koopman in handelswaar is ’s ochtends, voordat hij naar zijn werkplek gaat en voordat zijn werkdag begint. De tijd voor gebed voor de herder is als hij in het veld zijn kudde hoedt. De tijd voor de boer om te bidden is wanneer hij met zijn ploeg naar de akker gaat, als hij gaat zaaien en als hij gaat oogsten. En iemand die bidt, zoals hem in de voorgelezen Schrifttekst wordt geboden, zal hoogstwaarschijnlijk in alle opzichten getrouw de geboden van de Heer onderhouden.9
3
Alles wat we doen, dient in harmonie met onze gebeden te zijn.
We behoren niet alleen met onze lippen te bidden, maar we behoren te proberen om in elke handeling, in elk gesprek, in alles wat we ondernemen, de woorden van onze gebeden door te laten klinken. We behoren in harmonie te zijn met de gedachten waarin wij de Heer in onze dagelijkse gebeden laten delen.10
Leeft het gebed in ons hart? Is het deel van ons gehele wezen gaan uitmaken? Zijn we door de Heilige Geest in contact met onze hemelse Vader of zijn we dat niet?11
4
In onze gebeden dienen we onze ziel in dankzegging uit te storten.
Hoe zeer dienen wij ons, door een actief gebedsleven, een dankbare houding aan te kweken. Ik geloof dat een van de grootste zonden waaraan de inwoners van de aarde zich tegenwoordig schuldig maken de zonde van ondankbaarheid is. Zij weigeren de Heer, en zijn recht op bestuur en heerschappij, te erkennen.12
We behoren onze ziel in dankgebed uit te storten, in dankzegging voor het leven en het bestaan, voor het zoenoffer van de Zoon van God, voor het evangelie van heil, voor Joseph Smith en de machtige herstelling die door zijn toedoen tot stand is gekomen. We behoren de hand van de Heer in alle dingen te erkennen en Hem voor alles, zowel stoffelijk als geestelijk, te danken.13
5
We behoren onze hemelse Vader al onze rechtschapen verlangens kenbaar te maken.
We behoren [onze hemelse Vader] te smeken om geloof en onkreukbaarheid, om elke goddelijke eigenschap, om de overwinning en het succes van zijn werk, om de leiding van zijn Heilige Geest, en om heil in zijn koninkrijk. We behoren te bidden voor onze familie, voor onze vrouw en kinderen, voor voedsel, kleding en onderdak, voor onze zakelijke belangen, en voor al onze rechtschapen verlangens.14
Ik bid dat de zegen van de hemel op ons en alle mensen mag rusten.
O mogen de hemelen gerechtigheid en waarheid op de gehele wereld uitstorten!
O mogen alle mensen een luisterend oor hebben en acht slaan op de woorden van waarheid en licht die van Gods dienstknechten komen!
O mogen de doeleinden van God onder alle volken spoedig worden vervuld!
Ik bid voor de leden van de kerk, die de heiligen van de Allerhoogste zijn, dat zij in geloof worden versterkt. Dat hun verlangen naar gerechtigheid in hun hart mag toenemen en dat zij met vrees en beven voor God aan hun heil mogen werken [zie Fillipenzen 2:12; Mormon 9:27].
Ik bid voor de deugdzamen en de oprechten onder alle volken, dat zij naar de waarheid op zoek zullen gaan, elk waar beginsel zullen aanhangen en de zaak van de vrijheid en gerechtigheid zullen bevorderen.
In deze zware en moeilijke tijden bid ik dat alle mensen zich zullen laten leiden door het licht dat ieder mens verlicht die in de wereld komt [zie Johannes 1:9; LV 93:2] en dat zij daardoor de wijsheid zullen hebben om de problemen op te lossen die de mens omringen.
Ik smeek onze genadige Vader zijn zegeningen op alle mensen uit te storten, op jong en oud, op treurenden, op hongerigen en behoeftigen, op wie gebukt gaan onder onfortuinlijke omstandigheden en ongezonde milieus, en op eenieder die hulp en bijstand, steun en wijsheid nodig heeft, en al het goede en grote dat alleen Hij kan geven.
Samen met u heb ik liefde, zorg en mededogen voor al Vaders kinderen op aarde. Ik bid dat hun omstandigheden zich, zowel stoffelijk als geestelijk, zullen verbeteren. Ik bid dat ze tot Christus zullen komen en van Hem mogen leren. Dat zij zijn juk op zich mogen nemen, opdat ze rust voor hun ziel mogen vinden, want zijn juk is zacht en zijn last is licht [zie Matteüs 11:29–30].
Ik bid dat de heiligen der laatste dagen en alle anderen die de geboden van de Vader van alle mensenkinderen onderhouden, zo zullen leven dat ze in deze wereld vrede en eeuwig leven in de toekomende wereld verwerven [zie LV 59:23] — en dat alles vraag ik nederig en dankbaar in de naam van Jezus Christus. Amen.15
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
‘Uit het leven van president Joseph Fielding Smith’ bevat vier voorbeelden van gebeden die president Smith heeft uitgesproken. Wat kunnen we uit elk van die voorbeelden leren?
-
Denk na over uw manier van bidden. Wat kunnen we doen zodat onze gebeden ons dichter bij onze Vader in de hemel brengen? (Zie paragraaf 1.)
-
President Smith verklaarde: ‘Er zijn veel gezette tijden voor gebed’ (paragraaf 2). Hoe kunnen wij de raad om altijd te bidden opvolgen?
-
Wat houdt het voor u in om ‘de woorden van onze gebeden te laten doorklinken’? (Zie paragraaf 3.) Bedenk wat u kunt doen om u op dit terrein te verbeteren.
-
Hoe verandert onze houding als we ‘onze ziel in dankgebed [uitstorten]’? (Zie paragraaf 4.)
-
Bestudeer president Smiths gebed in paragraaf 5 en overweeg uw eigen gebeden. Overweeg deze vraag in alle rust: Voor welke mensen en aangelegenheden zou u vaker kunnen bidden?
Relevante Schriftteksten
Matteüs 7:7–8; Flippenzen 4:6; 1 Tessalonicenzen 5:17–18; Jakobus 1:5–6; 2 Nephi 32:8–9; Alma 34:38–39; 3 Nephi 18:18–21; LV 10:5
Onderwijstip
‘Ter bevordering van de discussie kunt u de vragen aan het eind van het hoofdstuk gebruiken. U kunt ook uw eigen vragen bedenken, gericht op de mensen die u lesgeeft.’ (Uit p. IX van dit boek).