Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 26: De komst van onze Heer voorbereiden


Hoofdstuk 26

De komst van onze Heer voorbereiden

‘Bereidt de weg des Heren en maakt zijn paden recht, want het uur van zijn komst is nabij’ (LV 133:17).

Uit het leven van Joseph Fielding Smith

President Joseph Fielding Smith vertelde een groep heiligen der laatste dagen eens dat hij ‘bad voor de voleinding van de wereld’. Hij zei: ‘Als dat morgen gebeurde, zou ik blij zijn.’ Een vrouw in de groep reageerde zo luid op die uitspraak dat de anderen in de groep het konden horen. ‘Nou, dat hoop ik niet’, zei ze.

Later zou president Smith naar aanleiding van dat voorval zeggen:

‘Zou u niet willen dat de wereld voleindigd werd?

‘De meeste mensen weten niet wat er bedoeld wordt met de voleinding van de wereld. […]

‘Als Christus komt zal deze wereld tot een eind komen. […] Er zal geen oorlog meer zijn, geen verwarring, geen nijd, geen leugens; er zal geen verdorvenheid meer zijn. De mensen zullen de Heer leren liefhebben en zijn geboden onderhouden, want als ze dat niet doen, zullen ze hier niet blijven. Dat is de voleinding van de wereld. Daar bad de Heiland om toen zijn discipelen naar Hem toekwamen en zeiden: ‘Leer ons bidden.’ Wat deed Hij? Hij leerde hen: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd, uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’ [Zie Lucas 11:1–2.]

‘Daar bid ik om. De Heer bad om de voleinding van de wereld, en ik ook.’1

In zijn toespraken, artikelen en boeken citeerde president Smith vaak profetieën uit de Schriften over de laatste dagen, de rol van Joseph Smith in de bereiding van de weg van de Heer, en de glorierijke komst van de Heer op aarde. Hij uitte zijn diepe gevoelens over die profetieën in het inwijdingsgebed van de Ogdentempel (Utah):

‘Zoals U weet, o God, leven wij in de laatste dagen, waarin de tekenen des tijds zichtbaar zijn; waarin U uw werk op zijn tijd bespoedigt; en waarin wij reeds de stem hebben gehoord van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden [zie Matteüs 3:3]. […]

‘O, Vader, wij zien uit naar de dag dat de Vredevorst komt, waarna de aarde zal rusten en er op haar oppervlak weer rechtvaardigheid wordt gevonden; en het is ons gebed, afkomstig uit een nederig en berouwvol hart, dat we die dag mogen doorstaan en waardig mogen worden bevonden om bij Hem te wonen, die U hebt benoemd tot Koning der koningen en Heer der heren, en aan wie U eeuwige heerlijkheid, eer, macht en gezag hebt gegeven.’2

Frontal head and shoulders portrait of Jesus Christ. Christ is depicted wearing a pale red robe with a white and blue shawl over one shoulder. Light emanates from His face.

‘We zien uit naar de dag dat de Vredevorst komt.’

Leringen van Joseph Fielding Smith

1

De komst van de Heer is nabij.

We naderen met rasse schreden de grote dag van de Heer, die tijd van ‘verademing’, waarin Hij op de wolken aan de hemel komt om wraak te nemen op de goddelozen en de aarde voor te bereiden op een tijd van vrede voor iedereen die bereid is zich aan zijn wet te houden [zie Handelingen 3:19–20].3

Er is al veel gebeurd […] om de getrouwe leden van de kerk ervan te doordringen dat de komst van de Heer nabij is. Het evangelie is hersteld. De kerk is volledig georganiseerd. Het priesterschap is aan de mens verleend. Uit verschillende vorige bedelingen zijn sleutels en gezag geopenbaard en aan de kerk overgedragen. Israël is en wordt naar het land Zion vergaderd. De Joden keren naar Jeruzalem terug. Het evangelie wordt overal in de wereld gepredikt als getuigenis voor elke natie. Er worden tempels gebouwd, waarin voor zowel de doden als de levenden verordeningswerk wordt gedaan. De harten van de kinderen worden teruggevoerd tot hun vaders, en de kinderen doen het werk voor hun overleden voorouders. De verbonden die de Heer had beloofd in de laatste dagen met Israël te sluiten, zijn geopenbaard en duizenden zijn die aangegaan en zijn tot Israël vergaderd. Aldus vordert het werk van de Heer en al die zaken zijn tekenen van de naderende komst van onze Heer. […]

De woorden van de profeten zijn snel in vervulling aan het gaan, maar dat gaat op zo’n natuurlijke wijze in zijn werk dat de meeste mensen dat niet in de gaten hebben.

Joël beloofde dat de Heer zijn Geest op alle vlees zou uitstorten: zoons en dochters zouden profeteren, ouderen zouden dromen dromen en jongemannen zouden visioenen zien [zie Joël 2:28–29]. […]

Een van de tekenen van de laatste dagen is de enorme toename in kennis. Daniël werd geboden: ‘[…] houd de woorden verborgen, en verzegel het boek [met zijn profetie] tot de eindtijd; velen zullen [in die tijd] onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen.’ (Daniël 12:4.) Is het niet zo dat de mensen tegenwoordig ‘onderzoek doen’, zoals er nog nooit in de geschiedenis van de wereld is gedaan? […]

[…] Is de kennis niet toegenomen? Was er ooit een tijd in de wereldgeschiedenis waarin zoveel kennis op de mens werd uitgestort? Helaas zijn ook de woorden van Paulus maar al te waar — de mensen ‘[laten] zich te allen tijde […] leren, zonder ooit tot erkentenis der waarheid te kunnen komen’. (2 Timoteüs 3:7.) […]

Zijn er niet vele geruchten van oorlogen geweest? [Zie LV 45:26.] Hebben we geen oorlogen gehad, oorlogen zoals er nog nooit waren geweest? Zijn de naties in deze tijd niet in beroering en zijn hun regeerders niet bezorgd? Zijn er geen koninkrijken omvergeworpen en hebben er zich geen grote veranderingen onder de naties voorgedaan? De hele aarde is in beroering. Elke dag zijn er wereldwijd meldingen van aardbevingen [zie LV 45:33]. […]

Toch gaat de wereld haar gang zonder veel aandacht te besteden aan alles wat de Heer heeft gezegd en aan alle tekenen en aanwijzingen die zijn gegeven. De mensen verharden hun hart en zeggen ‘[…] dat Christus zijn komst uitstelt tot aan de voleinding der aarde’. (LV 45:26.)4

Mij werd onlangs gevraagd of ik wist wanneer de Heer zou terugkomen. Ik antwoordde: ‘Ja’. En ik antwoord nu: ‘Ja’. Ik weet wanneer Hij komt. Hij komt morgen. Dat heeft Hij zelf gezegd. Ik zal het voorlezen:

‘Zie, nu wordt het heden genoemd, tot aan de komst van de Zoon des Mensen, en het is voorwaar een dag van offerande en een dag voor de vertiending van mijn volk; want wie vertiend wordt, zal bij zijn komst niet worden verbrand.’

Dat lijkt mij een goede verhandeling over tiende.

‘Want na het heden komt de verbranding — dit is volgens de spreekwijze van de Heer — want voorwaar, Ik zeg: Morgen zullen alle hoogmoedigen en zij die goddeloosheid bedrijven als stoppels zijn; en Ik zal hen in brand steken, want Ik ben de Heer der heerscharen; en Ik zal niemand sparen die in Babylon blijft.’ [LV 64:23–24.]

Ik zeg dus dat de Heer morgen komt. Laten we ons voorbereiden.5

The resurrected Jesus Christ (wearing white robes with a magenta sash) standing above a large gathering of clouds. Christ has His arms partially extended. The wounds in the hands of Christ are visible. Numerous angels (each blowing a trumpet) are gathered on both sides of Christ. A desert landscape is visible below the clouds. The painting depicts the Second coming of Christ. (Acts 1:11)

‘We naderen met rasse schreden de grote dag van de Heer, die tijd van “verademing”, waarin Hij op de wolken aan de hemel komt.’

2

Christus’ komst gaat vergezeld van een oordeel.

De gelijkenis die de Heer over de tarwe en het onkruid sprak heeft betrekking op de laatste dagen. Volgens het verhaal zaaide een zaaier goed zaad in zijn akker, maar terwijl hij sliep, kwam de vijand en zaaide er onkruid overheen. Toen het gewas opkwam, wilden de knechten het onkruid bijeenhalen, maar de Heer gebood hen de tarwe en het onkruid samen te laten opgroeien tot de oogst, zodat de tarwe er niet tegelijk met het onkruid zou worden uitgetrokken. Pas in de oogsttijd moesten zij de tarwe bijeenbrengen en het onkruid in bossen binden om het te verbranden. De Heer legde deze gelijkenis uit en zei tegen zijn discipelen: ‘De oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen.’ [Zie Matteüs 13:24–30, 36–43; LV 86.]6

Het onkruid en de tarwe groeien samen op en doen dat al jaren op dezelfde akker, maar de dag is zeer nabij dat de tarwe zal worden geoogst. Het onkruid zal eveneens worden bijeengebonden om het te verbranden. Er zal een scheiding zijn tussen de rechtvaardigen en de goddelozen. Daarom zal ieder van ons de geboden van de Heer moeten onderhouden. Ieder zal zich, indien nodig, moeten bekeren van zijn zonden en voor rechtschapenheid moeten kiezen.7

Sticht en sterk de leden van de kerk in hun geloof in God, want dat hebben we nodig. Er zijn onder de leden van de kerk zoveel invloeden merkbaar die ons uit elkaar willen drijven, en er zal op zekere dag in de nabije toekomst een scheiding van de tarwe en het onkruid zijn, en dan zijn we of tarwe of onkruid. We zullen ons aan de ene of aan de andere kant bevinden.8

De dag zal aanbreken dat deze wereld er niet meer zal zijn. Zij zal veranderen. We zullen een betere wereld krijgen. We zullen een rechtvaardige wereld krijgen, want als Christus komt, zal Hij de wereld reinigen.

Lees wat er in onze Schriften geschreven staat. Lees wat Hijzelf heeft gezegd. Bij zijn komst zal Hij deze aarde van alle ongerechtigheid reinigen. Hij heeft, met de kerk in gedachten, gezegd dat Hij zijn engelen zal sturen om uit zijn koninkrijk, dat wil zeggen de kerk, alles te verzamelen wat tot zonde verleidt [zie Matteüs 13:41].9

[De] grote en geduchte dag kan niets anders dan de komst van Jezus Christus zijn, die zijn koninkrijk in macht onder de rechtvaardigen op aarde vestigt en de aarde van alle ongerechtigheid reinigt. Het zal voor de rechtvaardigen geen angstige, geduchte dag zijn, maar voor de goddelozen zal het een grote dag van angst en ontzetting zijn. Dat leren wij uit de woorden van de Heiland zelf, die Hij zijn discipelen leerde [zie Matteüs 24; Matteüs naar Joseph Smith 1].10

Christus’ komst gaat vergezeld van een oordeel. We lezen dat de boeken zullen worden geopend, de doden zullen worden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven staat en onder de boeken zal het boek des levens zijn [zie Openbaring 20:12]. We zullen de bladzijden zien. We zullen onszelf zien zoals we zijn en begrijpen dat het oordeel dat over ons wordt geveld billijk en juist is: we worden in het koninkrijk van God toegelaten […] om die heerlijke zegeningen te ontvangen of ons wordt de toegang ontzegd.11

Ik verzoek de heiligen der laatste dagen dringend elke plicht vastberaden en getrouw te vervullen, de geboden van de Heer te bewaren, het priesterschap te eren, zodat we standhouden als de Heer komt — of we nu leven of dood zijn, dat maakt niet uit — om aan zijn heerlijkheid deel te hebben.12

3

Om ons op de komst van de Heer voor te bereiden, moeten we waken en bidden en ons huis in orde brengen.

Er vinden in de wereld vele gebeurtenissen plaats die aangeven dat de grote dag van de Heer naderbij komt, de dag waarop de Verlosser terugkeert om zijn koninkrijk in gerechtigheid te vestigen ter voorbereiding op zijn heerschappij in het millennium. Ondertussen is het de plicht van de leden van de kerk om naar kennis te zoeken en zich door studie en geloof voor te bereiden op de inluiding van die grote en glorierijke dag.13

We hoeven ons geen zorgen te maken over de tijd en het tijdstip waarop Christus terugkomt, maar we moeten wel waken en bidden en gereed zijn.14

Ik erger me wel eens aan sommige ouderlingen die in toespraken beweren dat de Heer pas zal komen als wij rechtschapen genoeg zijn om Hem te ontvangen. De Heer zal niet wachten totdat wij rechtschapen zijn. Als Hij zich gereedmaakt om te komen, zal Hij ook komen — als de beker van ongerechtigheid vol is — en als wij niet rechtschapen zijn, dan is dat erg jammer voor ons, want dan worden we onder de goddelozen gerekend en zullen we als stoppels worden verbrand, want de Heer zegt dat goddeloosheid niet zal standhouden.15

Laten al die waarschuwingen die de Heer heeft gegeven ons vooralsnog koud? Ik zeg tot u: ‘Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.

‘Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken.

‘Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des Mensen.’ (Matteüs 24:42–44.)

Mogen wij acht slaan op deze waarschuwing van de Heer en ons huis in orde brengen en voorbereid zijn op de komt van onze Heer.16

4

Heiligen der laatste dagen kunnen instrumenten in Gods handen zijn om een volk voor te bereiden op de komst van de Heer.

Zou het niet uitermate vreemd zijn als de Heer kwam en zijn regering van vrede begon, als Hij wraak op de goddelozen nam en de aarde van zonde reinigde, zonder afgezanten te sturen om de weg voor Hem te bereiden? Moeten we ervan uitgaan dat de Heer komt om de wereld te oordelen zonder dat de wereld eerst wordt gewaarschuwd en er middelen tot ontsnapping worden bereid voor allen die zich willen bekeren.

Noach werd gestuurd om de wereld te waarschuwen voor de zondvloed. Als de mensen hadden geluisterd, zouden ze zijn ontkomen. Mozes werd gestuurd om Israël naar het beloofde land te brengen, ter vervulling van de beloften die aan Abraham waren gedaan. Johannes de Doper werd gestuurd om de weg te bereiden voor de komst van Christus. En telkens kregen zij die opdracht door openbaring uit de hemel. Jesaja, Jeremia en andere profeten werden gestuurd om Israël en Juda te waarschuwen, voordat verstrooiing en ballingschap opdoemden. Als Israël en Juda gehoor hadden gegeven, zou de geschiedenis er heel anders hebben uitgezien. Zij hadden kunnen luisteren; zij werden gewaarschuwd en hadden de middelen tot ontsnapping, die zij naast zich hebben neergelegd.

De Heer heeft beloofd dezelfde werkwijze voorafgaand aan zijn wederkomst te volgen.17

Joseph Smith werd gestuurd om de weg van deze wederkomst te bereiden, door de volheid van het evangelie te verkondigen en alle mensen middelen tot ontsnapping van ongerechtigheid en overtreding aan te bieden.18

The Prophet Joseph Smith sitting on his bed in the Smith farm house. Joseph has a patchwork quilt over his knees. He is looking up at the angel Moroni who has appeared before him. Moroni is depicted wearing a white robe. The painting depicts the event wherein the angel Moroni appeared to the Prophet Joseph Smith three times in the Prophet's bedroom during the night of September 21, 1823 to inform him of the existence and location of the gold plates, and to instruct him as to his responsibility concerning the plates.

Toen de engel Moroni de jonge Joseph Smith bezocht, profeteerde hij over de wederkomst van de Heiland (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:36–41).

Johannes zag op Patmos in een visioen in de laatste dagen ‘een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en natie.’ [Openbaring 14:6.]

Ter vervulling van deze belofte verklaarde Joseph Smith dat Moroni, een profeet die lang geleden op dit [Amerikaanse] continent woonde en inmiddels uit de dood is opgestaan, hem het evangelie predikte en hem aanwijzingen gaf in verband met de herstelling van alle dingen voorafgaand aan de komst van Christus. En de Heer heeft gezegd: ‘Want zie, de Here God heeft de engel uitgezonden die roept door het midden des hemels, en zegt: Bereidt de weg des Heren en maakt zijn paden recht, want het uur van zijn komst is nabij.’ [LV 133:17.]

Daar de heiligen der laatste dagen dit als waarheid accepteren en geloven dat de hemelen in deze tijd weer zijn opengegaan, prediken wij het ‘evangelie van het Koninkrijk’, voorafgaand aan de komst van Christus, tot een getuigenis voor alle volken [zie Matteüs 24:14].19

De heiligen der laatste dagen mogen dan als vreemd en bijzonder worden beschouwd in hun geloof dat zij geroepen zijn om deze tekst [Matthew 24:14] te vervullen, maar het is in het volste vertrouwen in wat de Heer heeft gesproken dat zij zendelingen naar alle delen van de aarde sturen. En als alle naties deze boodschap hebben gehoord, zoals het in deze laatste dagen is geopenbaard, dan kunnen we uitzien naar de komst van onze Heer en Heiland Jezus Christus, want dan zijn alle naties gewaarschuwd door de afgezanten die, naar de belofte van de Heer, naar hen toe waren gestuurd.20

Het evangelie is voor alle volken en de kerk zal vóór de wederkomst van de Zoon des Mensen overal, in alle naties, zelfs tot aan de uiteinden van de aarde, worden gevestigd. […]

[…] Hij heeft voor de tweede maal zijn hand uitgestrekt om Israël in de kerk te vergaderen. Ditmaal zal Hij in alle naties samenkomsten van zijn heiligen vestigen.21

Uit het inwijdingsgebed van de Ogdentempel:

O Vader, bespoedig de dag waarop gerechtigheid de overhand zal krijgen; waarop de regeerders van naties de grenzen zullen openstellen voor de verspreiding van het evangelie; waarop de deur van eeuwig heil wijd openzwaait voor de eerlijke, oprechte en deugdzame mensen in elk volk.

Wij bidden voor de verspreiding van de waarheid; we bidden voor het zendingswerk; we hebben behoefte aan mankracht en middelen om uw eeuwige waarheden aan meer van uw andere kinderen te verkondigen in elke natie, onder elk volk en in elke taal. […]

Wij verlangen instrumenten in uw handen te zijn om een volk voor te bereiden op de komst van uw Zoon.22

5

Het millennium zal een tijd van vrede zijn en een tijd om het werk van de Heer te doen.

De rechtvaardigen zullen juichen als Hij komt, omdat er dan vrede op aarde zal zijn. De mensen zullen rechtschapen zijn en diezelfde geest van vrede, vreugde en geluk die tweehonderd jaar op dit [Amerikaanse] continent bestond [zie 4 Nephi 1:1–22] zal weer onder het volk worden gevestigd en zal uiteindelijk alomvattend zijn. Christus zal duizend jaar als Heer der heren en Koning der koningen regeren. We zien uit naar die tijd.23

Duizend jaar lang zal deze gelukkige tijd van vrede aanhouden en in de loop van de tijd zullen alle inwoners van de aarde tot de kerk toetreden.24

Het evangelie zal tijdens het millennium veel intensiever en krachtiger verkondigd worden, totdat alle inwoners van de aarde het zullen aanvaarden.25

In plaats van een tijd van rust zal het millennium een tijd zijn dat iedereen aan het werk is. Niemand zal werkloos toekijken, er zullen betere zendingsmethoden worden aangewend. Er zal niet veel tijd aan dagelijkse bezigheden opgaan en veel meer tijd aan de zaken van het koninkrijk worden besteed. De heiligen zullen druk aan het werk zijn in de tempels, die in alle delen van het land zullen worden gebouwd. Ze zullen het in feite zo druk hebben, dat de tempels bijna altijd open zullen zijn.26

Er zullen in het duizendjarig rijk stervelingen op aarde zijn, vanwege het grote werk dat moet worden gedaan, namelijk de verlossing van de doden. Gedurende die duizend jaar van vrede zal het grote werk van de Heer in de tempels op aarde plaatsvinden. En mensen zullen naar die tempels gaan om te werken voor hen die zijn overleden en wachten op de heilsverordeningen, die voor hen worden verricht door hen die nog sterfelijk zijn.27

Het is onze plicht de doden te redden en dat werk zal verdergaan in het millennium, totdat allen die recht hebben op die zegen zijn begiftigd en verzegeld.28

Allen die in Christus zijn gestorven zullen bij zijn komst uit de dood opstaan en zullen in het millennium met Christus op aarde verblijven. Ze zullen in het millennium niet constant op aarde zijn, maar ze zullen zich onder de mensen begeven die nog sterfelijk zijn. Die herrezen heiligen en de Heiland zelf komen om aanwijzingen en raad te geven; om ons te openbaren wat we dienen te weten; om ons de gegevens te geven voor het werk in de tempels van de Heer, zodat we het werk kunnen doen dat zo essentieel is voor het heil van de mensen die dat waardig zijn.29

De Heer heeft bij monde van zijn dienstknechten gezegd dat wie overleden zijn en uit de dood zijn opgestaan alle benodigde gegevens zullen openbaren aan wie nog sterfelijk zijn om het werk te doen van hen die dood zijn. Dan zullen de doden de kans hebben om aan te geven wat zij verlangen en hen rechtens toekomt. Op die manier zal niemand worden genegeerd en het werk van de Heer zal worden vervolmaakt.30

Ik bid elke dag van mijn leven of de Heer zijn werk wil bespoedigen. […] Ik bid voor de voleinding van de wereld, omdat ik een betere wereld wil. Ik wil dat Christus komt. Ik wil dat de vrede regeert. Ik wil dat de tijd aanbreekt dat ieder mens in vrede en in een geest van geloof, ootmoed en gebed kan leven.31

Ideeën voor studie en onderwijs

Vragen

  • Hoe is het verhaal in ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’ van invloed op onze gevoelens over de voleinding van de wereld?

  • Hoe kunnen de profetieën die in paragraaf 1 worden genoemd ons helpen bij onze voorbereiding op de wederkomst van de Heiland?

  • Lees in paragraaf 2 de leringen van president Smith over de gelijkenis van de tarwe en het onkruid door. Wat kunnen wij doen om deel uit te maken van de ‘tarwe’? Wat kunnen we doen om ons gezin en anderen te helpen?

  • Wat denkt u dat ‘bidden en waken’ inhoudt in onze voorbereiding op de komst van de Heer? Wat betekent het volgens u om ‘ons huis in orde [te] brengen’? (Zie paragraaf 3.)

  • President Smith bad: ‘Wij verlangen instrumenten in uw handen te zijn om een volk voor te bereiden op de komst van uw Zoon’ (paragraaf 4). Hoe kunnen we zoal anderen behulpzaam zijn bij hun voorbereiding op de komst van de Heer?

  • Lees paragraaf 5 door. Hoe kan onze kennis van wat wij over het millennium weten ons nu ten goede komen?

Relevante Schriftteksten

Psalmen 102:16; Jesaja 40:3–5; Jakobus 5:7–8; LV 1:12; 39:20–21; 45:39, 56–59

Onderwijstip

‘De opperste, overtuigende, bekerende macht van evangelieonderwijs manifesteert zich als een geïnspireerde leerkracht zegt: ‘Ik weet, door de macht van de Heilige Geest en door de openbaring van die Geest in mijn ziel, dat deze leerstellingen waar zijn.’ (Bruce R. McConkie. Geciteerd in: Onderwijzen geen grotere roeping [1999], p. 43.)

Noten

  1. The Signs of the Times (1943), pp. 103–105.

  2. ‘Ogden Temple Dedicatory Prayer’, Ensign, maart 1972, pp. 10–11.

  3. The Restoration of All Things (1945), p. 302.

  4. In: Conference Report, april 1966, pp. 12–14.

  5. In: Conference Report, april 1935, p. 98; zie ook Doctrines of Salvation, Bruce R. McConkie (red.), drie delen. (1954–1956), 3:1.

  6. ‘Watch Therefore’, Deseret News, 2 augustus 1941; kerkkatern, p. 2; zie ook Doctrines of Salvation, 3:15.

  7. In: Conference Report, april 1918, p. 156–157; zie ook Doctrines of Salvation, 3:15–16.

  8. ‘How to Teach the Gospel at Home’, Relief Society Magazine, december 1931, p. 688; zie ook Doctrines of Salvation, 3:16.

  9. In: Conference Report, april 1952, p. 28; cursivering in het origineel.

  10. ‘The Coming of Elijah’, Ensign, januari 1972, p. 5.

  11. ‘The Reign of Righteousness’, Deseret News, 7 januari 1933; kerkkatern, p. 7; zie ook Doctrines of Salvation, 3:60.

  12. In: Conference Report, april 1935, p. 99; zie ook Doctrines of Salvation, 3:38.

  13. Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., vijf delen (1957–1966), 5:XII.

  14. ‘A Warning Cry for Repentance’, Deseret News, 4 mei 1935, kerkkatern, p. 6.

  15. ‘A Warning Cry for Repentance’, p. 8.

  16. In: Conference Report, april 1966, p. 15.

  17. ‘A Peculiar People: Modern Revelation—The Coming of Moroni’, Deseret News, 6 juni 1931, kerkkatern, p. 8; zie ook Doctrines of Salvation, 3:3–4.

  18. ‘A Peculiar People: Prophecy Being Fulfilled’, Deseret News, 19 september 1931, kerkkatern, p. 6.

  19. ‘A Peculiar People: Modern Revelation—The Coming of Moroni’, p. 8; zie ook Doctrines of Salvation, 3:4–5.

  20. ‘A Peculiar People: Prophecy Being Fulfilled’, Deseret News, 7 november 1931, kerkkatern, p. 6; zie ook Doctrines of Salvation, 3:6.

  21. In: Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 176.

  22. ‘Ogden Temple Dedicatory Prayer’, pp. 9, 11.

  23. ‘The Right to Rule’, Deseret News, 6 februari 1932, kerkkatern, p. 8.

  24. ‘Priesthood—Dispensation of the Fulness of Times’, Deseret News, 19 augustus 1933, p. 4; zie ook Doctrines of Salvation, 3:66.

  25. ‘Churches on Earth During the Millennium’, Improvement Era, maart 1955, p. 176; zie ook Doctrines of Salvation, 3:64.

  26. The Way to Perfection (1931), pp. 323–324.

  27. ‘The Reign of Righteousness’, p. 7; zie ook Doctrines of Salvation, 3:58.

  28. In: ‘Question Answered’, Deseret News, 13 januari 1934, kerkkatern, p. 8; zie ook Doctrines of Salvation, 2:166.

  29. ‘The Reign of Righteousness’, p. 7; zie ook Doctrines of Salvation, 3:59.

  30. ‘Faith Leads to a Fulness of Truth and Righteousness’, Utah Genealogical and Historical Magazine, oktober 1930, p. 154; cursivering verwijderd; zie ook Doctrines of Salvation, 3:65.

  31. The Signs of the Times, p. 149.