Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 19: In de wereld maar niet van de wereld


Hoofdstuk 19

In de wereld maar niet van de wereld

‘Hoewel we in de wereld zijn, zijn we niet van de wereld. Er wordt van ons verwacht dat we de wereld overwinnen en leven zoals het heiligen betaamt.’

Uit het leven van Joseph Fielding Smith

Op 29 december 1944 sneuvelde president Joseph Fielding Smiths zoon, Lewis, die in het Amerikaanse leger diende. Ofschoon president Smith daar veel verdriet over had, putte hij troost uit de gedachte dat Lewis een goed leven had geleid. President Smith schreef het volgende in zijn dagboek: ‘Voor zover mij bekend heeft Lewis nooit iets gemeens gedaan of gezegd. Zijn gedachten waren net zo zuiver als zijn daden. […] Hoe hard de klap ook is aangekomen, wij putten troost en vrede uit het besef dat hij rein was en vrij van de ondeugden die wijd verspreid zijn in de wereld en in het leger. Hij was trouw aan zijn geloof en is een glorierijke opstanding waardig, die ons weer bij elkaar zal brengen.’1

Ongeveer elf jaar later zagen president Joseph Fielding Smith en zijn vrouw Jessie vergelijkbare eigenschappen in andere militairen. Zij reisden door de zendingsgebieden van de kerk in het oosten van Azië en brachten ook een bezoek aan Amerikaanse heiligen der laatste dagen die in de krijgsmacht dienden. President en zuster Smith waren onder de indruk van die jongemannen die, ondanks de verleidingen van de wereld, een goed, rein leven leidden. In de algemene oktoberconferentie van 1955 zei president Smith het volgende:

‘U ouders die zoons in de krijgsmacht heeft, kunt trots op ze zijn. Ze zijn voortreffelijk. Sommigen van onze broeders in de krijgsmacht zijn bekeerling. Ze zijn bij de kerk gekomen dankzij de leringen en het voorbeeld — eigenlijk hoofdzakelijk door het voorbeeld — van kerkleden die ook hun dienstplicht vervulden.

‘Ik heb met een aantal van die jonge militairen kennisgemaakt. Ze zeiden: “We zijn lid geworden omdat die mannen een goed voorbeeld waren en omdat ze ons de beginselen van het evangelie leerden.”

‘Ze doen goed werk. Misschien zijn er een of twee die nalatig zijn, maar de mannen met wie ik heb gesproken, gaven hun getuigenis van de waarheid en waren nederig.

‘En de officieren en aalmoezeniers met wie ik sprak […] , zeiden allemaal: “Uw mannen zijn top. Ze zijn rein. We kunnen op ze bouwen.”’2

President Smith spoorde de leden van de kerk aan om — zoals deze jonge militairen — ‘anders dan de wereld te zijn.’3 In die toespraken ging hij vaak in op de sabbat heiligen, het woord van wijsheid naleven, de naam van God en Jezus Christus hoogachten, fatsoenlijke kleding dragen en de wet van kuisheid naleven. Hij verzekerde de heiligen der laatste dagen dat de zegeningen die ze zouden ontvangen als ze zich afkeerden van het kwaad in de wereld en de geboden onderhielden ‘alles zouden overtreffen wat ze zich nu konden indenken.’4

A soldier sitting in a Humvee reading a serviceman's edition of the Book of Mormon

Zelfs in oorlogstijd kunnen we in de wereld, maar niet van de wereld zijn.

Leringen van Joseph Fielding Smith

1

De Heer verwacht van ons dat we ons van het kwaad in de wereld afkeren en leven zoals het heiligen betaamt.

We leven in een kwade en slechte wereld. Maar hoewel we in de wereld zijn, zijn we niet van de wereld. Er wordt van ons verwacht dat we de wereld overwinnen en leven zoals het heiligen betaamt. […] We hebben meer licht dan de wereld en de Heer verwacht meer van ons dan Hij van hen verwacht.5

In het zeventiende hoofdstuk van Johannes — ik kan dit hoofdstuk bijna niet lezen zonder tranen in mijn ogen te krijgen — […] bad onze Heer, toen Hij met elke vezel van zijn ziel met zijn Vader in gebed was, omdat Hij wist dat het uur gekomen was waarin Hij Zichzelf als offer zou geven, voor zijn discipelen. In dat gebed zei Hij:

‘Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.

‘Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben.

‘Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.’ (Johannes 17:15–17.)

Als we de godsdienst naleven die de Heer heeft geopenbaard en die wij hebben aangenomen, behoren we niet tot de wereld. We dienen geen deel te hebben aan haar dwaasheid. We dienen weg te blijven bij haar zonden en fouten — filosofische fouten, leerstellige fouten, politieke fouten of welke fouten dan ook — we hebben er geen deel aan.

We hebben wel deel aan het onderhouden van de geboden van God. Dit is onze plicht: trouw zijn aan elk verbond en elke verplichting die we zijn aangegaan en die we op ons hebben genomen.6

Denk nu niet dat ik hiermee wil zeggen dat we ons van iedereen buiten de kerk afzijdig moeten houden en niet met hen moeten omgaan. Dat zeg ik niet; ik wil alleen dat we consequente heiligen der laatste dagen zijn. Als de wereld in duisternis en zonde wandelt en tegen de wil van de Heer ingaat, dienen we daar de grens te trekken.7

Als we tot de kerk toetreden […] , wordt er van ons verwacht dat we ons van veel wereldse zaken afkeren en leven zoals het heiligen betaamt. We kleden ons niet meer naar de wereld, we praten, handelen of denken zelfs niet meer zoals anderen dat vaak gewoon zijn te doen. Velen in de wereld gebruiken thee, koffie, tabak en sterkedrank; velen gebruiken ook drugs. Velen vloeken en schelden, en zijn onfatsoenlijk, immoreel en onrein. Al die zaken dienen ons vreemd te zijn. Wij zijn de heiligen van de Allerhoogste. […]

Ik roep de kerk en al haar leden op om zich van het kwaad van de wereld af te keren. We moeten onkuisheid en elke vorm van onzedelijkheid mijden als de pest […]

Als dienstknechten van de Heer wandelen we op het pad dat Hij voor ons heeft uitgezet. We verlangen niet alleen te doen en te zeggen wat Hem behaagt, we proberen te leven zoals Hij het ons heeft voorgeleefd.8

De sabbat heiligen

Ik wil iets zeggen over de sabbatviering en -heiliging. Dit gebod is in het begin gegeven. God gebood de heiligen en alle volken de sabbat in acht te nemen en heilig te houden — één dag in de week. Op die heilige dag rusten we uit van onze arbeid en gaan we naar het gebedshuis om onze offeranden op te offeren. Want dat is de dag die voor ons is ingesteld om van onze arbeid uit te rusten en de Allerhoogste onze toewijding te betonen. [Zie LV 59:9–10.] Op die dag dienen we onze dank aan Hem te offeren en Hem te eren door te bidden, door te vasten, door te zingen, en door elkaar op te bouwen en te onderrichten.9

De zondag is een dag voor plezier en vertier geworden, het is allesbehalve een dag van aanbidding, […] en ik moet tot mijn spijt zeggen dat te veel leden — en één is er één te veel — van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen die trend volgen. Want de zondag wordt door sommige leden van de kerk gezien als een dag voor plezier en vertier in plaats van een dag waarop wij de Heer onze God met heel ons hart, met al onze macht, al ons verstand en al onze kracht dienen. […]

Let wel dat dit de wet voor de kerk is, zoals zij de wet was voor het Israël van weleer. Sommige leden ergeren zich daar nogal aan, omdat ze het gevoel hebben dat de sabbat hen aan banden legt.10

We hebben niet het recht om de sabbat te overtreden. […] Ik vind het heel spijtig dat sommigen, ook in de gemeenschappen van de heiligen der laatste dagen, deze leer niet relevant vinden; dat er onder ons mensen zijn die het gevoel hebben dat het helemaal geen kwaad kan om in dit verband de gebruiken van de wereld te volgen. Zij laten hun oren hangen naar de ideeën en denkbeelden van de wereld die in strijd zijn met de geboden van de Heer. Maar als we dat doen, zal de Heer ons verantwoordelijk houden. We kunnen zijn woord niet overtreden en de zegeningen van de getrouwen ontvangen.11

Het woord van wijsheid gehoorzamen

Het woord van wijsheid is een basiswet. Het wijst de weg en geeft ons voldoende aanwijzingen over voedsel en dranken die goed of schadelijk voor het lichaam zijn. Als we oprecht volgen wat onder inspiratie van de Geest van de Heer geschreven is, hebben we geen verder advies nodig. Deze geweldige instructie bevat de volgende belofte:

‘En alle heiligen die eraan denken deze woorden te bewaren en na te komen, wandelend in gehoorzaamheid aan de geboden, zullen gezondheid in hun navel ontvangen en merg voor hun beenderen;

‘en zullen wijsheid vinden en grote schatten aan kennis, ja, verborgen schatten;

‘en zullen snellen en niet moede worden, lopen en niet mat worden.’ [LV 89:18–20.]12

Er worden jaarlijks miljarden besteed aan sterkedrank en tabak. Deze kwaden resulteren in dronkenschap en smerigheid. Zij ondermijnen niet alleen de gezondheid van de mensen, maar ook hun morele en geestelijke bescherming.13

Gezinnen raken ontwricht door de toename in drugsgebruik en medicijnmisbruik.14

We moeten niet luisteren naar [de] verlokkingen van en duivelse reclames voor zaken die schadelijk zijn voor het lichaam en zijn veroordeeld door onze Vader in de hemel en zijn Zoon, Jezus Christus, omdat ze in strijd zijn met het evangelie dat we hebben ontvangen. […]

Ons lichaam moet rein zijn. Onze gedachten moeten rein zijn. We moeten het verlangen in ons hart hebben om de Heer te dienen en zijn geboden te onderhouden, onze gebeden niet te vergeten en nederig gehoor te geven aan de raad die we van de Geest des Heren krijgen.15

Joseph Smith with a paper in his hand talking with men at the School of the Prophets about the Word of Wisdom. Some of the men are smoking or chewing tobacco. Emma Smith is holding a broom or mop.

De Heer openbaarde het woord van wijsheid aan Joseph Smith om de heiligen lichamelijke en geestelijke kracht te geven.

De naam van God hoogachten.

We behoren heilig en plechtig ontzag te hebben voor de naam van God. Niets is zo verontrustend of zo schokkend voor een beschaafd mens als om een ongemanierde, onontwikkelde of onkiese medemens de naam van God te grabbel te horen gooien. Sommige mensen zijn zo grof in hun mond geworden, dat het bijna onmogelijk voor hen lijkt om niet bijna elke zin — zo denken ze althans — kracht bij te zetten met een onsmakelijk of godslasterlijk scheldwoord. Ook zijn er mannen die lijken te denken […] dat ze er stoerder van worden als ze godslasterlijke taal gebruiken en dat anderen daarvan onder de indruk zijn. […] Grof taalgebruik is mensonterend en geestdodend. Het moet door de leden van de kerk gemeden worden alsof het een dodelijk gif was.

Een goed verhaal wordt vaak ontkracht, omdat de schrijver gewoonweg niet heeft begrepen hoe gevoelig het gebruik van heilige namen ligt. Als hij een anderszins achtenswaardig figuur godslasterlijke taal in de mond legt, zal dat het verhaal er niet beter op maken, maar er juist afbreuk aan doen. […] Wat is het toch vreemd dat sommige mensen, zelfs goede mensen, denken dat het ijdel gebruik van de naam van de Heer hun verhalen interessanter, geestiger of beter maakt! […]

Meer dan enig ander volk op aarde dienen de heiligen der laatste dagen alle heilige zaken met eerbied en ontzag te omgeven. De mensen in de wereld zijn niet zoals wij onderricht in deze zaken, hoewel er vele eerlijke, vrome en beschaafde mensen in de wereld zijn. Wij hebben echter de leiding van de Heilige Geest en de openbaringen van de Heer. Hij heeft ons plechtig in onze plicht ten aanzien van al die zaken onderricht.16

Fatsoenlijk kleden en de wet van kuisheid naleven

De heiligen der laatste dagen behoren de onfatsoenlijke modestijlen en onbeschaamdheid van de wereld niet te volgen. Wij zijn het volk van de Heer. Hij verwacht van ons dat we een rein, deugdzaam leven leiden, dat we onze gedachten rein houden en al zijn andere geboden exact en getrouw naleven. Waarom zouden we de wereld volgen, waarom zouden we niet fatsoenlijk zijn, waarom zouden we niet doen wat de Heer ons geboden heeft?17

Wanneer ik naar het kantoorgebouw van de kerk loop, kom ik zowel jonge als oudere vrouwen tegen, velen van hen ‘dochters van Sion’, die onfatsoenlijk gekleed gaan [zie Jesaja 3:16–24]. Ik besef dat de tijd en de mode veranderen. […] [Maar] het beginsel van fatsoen en correct gedrag is nog steeds van kracht. […] De norm die de algemene autoriteiten van de kerk onderschrijven, houdt in dat vrouwen zowel als mannen beschaafd gekleed behoren te gaan. Zij dienen te allen tijde gepast gedrag en fatsoen aan de dag te leggen.

Ik ben dan ook van mening dat onfatsoenlijke kleding een ongunstig licht werpt op de ‘dochters van Sion’. Dit zeg ik overigens tot zowel mannen als vrouwen. De Heer heeft het oude Israël geboden dat zowel mannen als vrouwen hun lichaam te allen tijde behoren te bedekken en de wet van kuisheid behoren na te leven.

Ik bepleit fatsoen en kuisheid. Ik verzoek alle leden van de kerk dringend, zowel mannen als vrouwen, kuis en rein te zijn, en gehoorzaam aan de verbonden en geboden die de Heer heeft gegeven. […]

[…] Het dragen van onfatsoenlijke kleding, wat misschien een geringe kwestie lijkt, doet af aan de jongevrouwen en jongemannen in de kerk. Het maakt het gewoon moeilijker om die eeuwige beginselen na te leven, die we allemaal moeten naleven als we in de tegenwoordigheid van onze Vader in de hemel willen terugkeren.18

2

De zegeningen die aan de getrouwen zijn beloofd, zijn vele malen groter dan de geneugten van de wereld.

[Een lid van de kerk vertrouwde mij toe dat hij] niet helemaal begreep hoe het kwam dat hij, die toch zijn tiende betaalde, het woord van wijsheid naleefde, twee keer per dag bad en gehoorzaam aan alle geboden van de Heer probeerde te zijn, zoveel moeite had om rond te komen. Terwijl zijn buurman, die de sabbat overtrad en naar ik veronderstel dronk en rookte, en het er lekker van nam, zoals de wereld dat noemt, zonder aandacht aan de leringen van onze Heer en Heiland Jezus Christus te schenken, een goed leven had.

Weet u, er zijn heel veel leden van de kerk die zich afvragen hoe dat kan. Waarom die man met alle goede dingen van het leven leek te zijn gezegend — of eigenlijk met vele slechte dingen die hij als goed beschouwde — terwijl veel leden van de kerk hard moeten werken om vooruit te komen.

Het antwoord is eenvoudig. Als ik soms, en heel af en toe doe ik dat, naar een football- of baseballwedstrijd ga, of een andere vorm van amusement bezoek, ben ik steevast omringd door mannen en vrouwen die roken, hetzij een sigaret, een sigaar of een walmende pijp. Dat is heel ergerlijk en soms stoor ik mij eraan. Dan kijk ik zuster Smith aan en zeg er wat van. En dan zegt zij: ‘Tja, kijk, je weet wat je altijd tegen mij zegt. Je bent in hun wereld. Dit is hun wereld.’ En dan sta ik weer met beide benen op de grond. Ja, we zijn in hun wereld, maar we hoeven niet van hun wereld te zijn.

En omdat het hun wereld is waarin we leven, gaat het hen voor de wind. Maar aan hun wereld, beste broeders en zusters, zal een eind komen. […]

De dag zal aanbreken dat deze wereld er niet meer zal zijn. Zij zal veranderen. We zullen een betere wereld krijgen. We zullen een rechtvaardige wereld krijgen, want als Christus komt, zal Hij de wereld reinigen.19

Als we ijverig zoeken, altijd bidden, gelovig zijn en oprecht wandelen, belooft de Heer ons dat alle dingen voor ons welzijn zullen samenwerken [zie LV 90:24]. Dat wil niet zeggen dat we geen zorgen en problemen meer hebben, want deze proeftijd is bedoeld om ons ervaring te geven en ons in moeilijke, tegenstrijdige situaties te brengen.

Het is nooit de bedoeling geweest dat het leven makkelijk zou zijn, maar de Heer heeft ons beloofd dat Hij ervoor zorgt dat alle zorgen en problemen ons ten goede komen. Hij zal ons de kracht en het vermogen geven om de wereld te overwinnen en onwrikbaar geloof te hebben, ondanks de tegenstand die we krijgen. Ons is beloofd dat we vrede in ons hart zullen hebben, ondanks het tumult en de conflicten in de wereld. En bovenal is ons beloofd dat we, wanneer dit leven voorbij is, aanspraak kunnen maken op eeuwige vrede in de tegenwoordigheid van Hem in wie wij ons vertrouwen hebben gesteld en in wiens dienst wij ons hebben begeven.20

3

Als we Gods koninkrijk op de eerste plek in ons leven hebben gezet, zijn wij een licht voor de wereld en een voorbeeld dat anderen kunnen volgen.

De heiligen der laatste dagen zijn een stad op een heuvel die niet verborgen kan blijven en als een kaars die licht geeft aan allen die in het huis zijn. Het is onze plicht ons licht te laten schijnen en een voorbeeld in rechtschapenheid te zijn, niet alleen voor de mensen in onze gemeenschap, maar voor de volken van de aarde. [Zie Matteüs 5:14–16.]21

Wij verlangen dat de heiligen in elke natie alle zegeningen van het evangelie krijgen en in geestelijke zin de leiding in hun natie nemen.22

Broeders en zusters, laten we de geboden van God onderhouden zoals die ons zijn geopenbaard. Laten wij alle mensen het goede voorbeeld geven, opdat zij zich, wanneer ze onze goede werken zien, genoodzaakt voelen zich te bekeren, de waarheid te ontvangen en het heilsplan te accepteren, zodat zij eeuwig heil in het celestiale koninkrijk van God mogen ontvangen.23

Ik bid dat de heiligen niet zullen toegeven aan de druk en verlokkingen van de wereld, het koninkrijk Gods op de eerste plek zullen zetten, en elke plicht vervullen en elk verbond nakomen.

Ik bid dat de jongeren van het opkomende geslacht hun geest en lichaam rein zullen houden — dat ze zich verre zullen houden van onzedelijkheid, van drugsgebruik, en van de alom heersende trend om de fatsoensnormen naast zich neer te leggen en te minachten.

O Vader, stort uw Geest uit op deze kinderen van U, opdat de gevaren van deze wereld aan hen voorbij zullen gaan en zij rein en zuiver blijven, geschikt om in uw tegenwoordigheid terug te keren en bij U te wonen.

En laat uw beschermende zorg rusten op allen die uw aangezicht zoeken en integer voor U wandelen, zodat ze een licht voor de wereld zijn en een werktuig in uw handen om uw doeleinden op aarde teweeg te brengen.24

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Lees ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’ en denk na over de uitdagingen waarmee de jongeren te maken hebben als hun ouders of leiders niet bij hen zijn. Wat kunnen we doen om jongeren in dergelijke situaties getrouw te laten blijven?

  • Welke zegeningen krijgen we zoal als we de geboden onderhouden die in paragraaf 1 worden besproken?

  • Hoe zou u de leringen in paragraaf 2 gebruiken om iemand te helpen die veel oog heeft voor wereldse zaken? Hoe kunnen we ‘vrede in ons hart […] hebben, ondanks het tumult en de conflicten in de wereld’?

  • Hoe kan ons voorbeeld anderen ertoe brengen om de wereld achter zich te laten? (Zie paragraaf 3.) Wanneer hebt u de kracht van een rechtschapen voorbeeld zien werken? Overweeg wat u kunt doen om een rechtschapen voorbeeld voor uw gezin en anderen te zijn.

Relevante Schriftteksten

Matteüs 6:24; Marcus 8:34–36; Johannes 14:27; Filippenzen 2:14–15; Moroni 10:30, 32

Onderwijstip

‘U kunt uw liefde voor uw leerlingen uiten door aandachtig naar hen te luisteren en oprechte interesse in hun leven te hebben. Christelijke liefde heeft de macht om het hart te verzachten en de mensen ontvankelijk voor de influisteringen van de Geest te maken’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 46).

Noten

  1. Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith (1972), pp. 287–288.

  2. In: Conference Report, oktober 1955, pp. 43–44.

  3. In: Conference Report, april 1947, pp. 60–61.

  4. ‘Our Responsibilities as Priesthood Holders’, Ensign, juni 1971, p. 50.

  5. ‘President Joseph Fielding Smith Speaks to 14,000 Youth at Long Beach, California’, New Era, juli 1971, p. 8.

  6. In: Conference Report, april 1952, pp. 27–28.

  7. ‘The Pearl of Great Price’, Utah Genealogical and Historical Magazine, juli 1930, p. 104.

  8. ‘Our Responsibilities as Priesthood Holders’, pp. 49–50.

  9. In: Conference Report, april 1911, p. 86.

  10. In: Conference Report, april 1957, pp. 60–61.

  11. In: Conference Report, april 1927, p. 111.

  12. Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., vijf delen. (1957–1966), 1:199.

  13. ‘Be Ye Clean!’ Church News, 2 oktober 1943, p. 4; zie ook Doctrines of Salvation, Bruce R. McConkie (red.), drie delen. (1954–1956), 3:276.

  14. In: ‘Message from the First Presidency’, Ensign, januari 1971, p. 1.

  15. In: Conference Report, oktober 1960, p. 51.

  16. ‘The Spirit of Reverence and Worship’, Improvement Era, september 1941, pp. 525, 572; zie ook Doctrines of Salvation, 1:12–14.

  17. ‘The Virtue of Obedience’, Relief Society Magazine, januari 1963, p. 6.

  18. ‘My Dear Young Fellow Workers’, New Era, januari 1971, p. 5.

  19. In: Conference Report, april 1952, p. 28.

  20. ‘President Joseph Fielding Smith Speaks on the New MIA Theme’, New Era, september 1971, p. 40.

  21. In: Conference Report, oktober 1930, p. 23.

  22. In: Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 6.

  23. In: Conference Report, april 1954, p. 28.

  24. ‘A Witness and a Blessing’, Ensign, juni 1971, p. 110.