Hoofdstuk 3
Het heilsplan
‘Onze Vader in de hemel heeft een heilsplan voor zijn geestkinderen ingesteld […] zodat ze zich kunnen ontwikkelen en vooruitgang maken totdat zij het eeuwige leven bereiken.’
Uit het leven van Joseph Fielding Smith
Op 29 april 1901 overleed Alice, de 18-jarige zus van Joseph Fielding Smith, na een langdurig ziekbed. Joseph Fielding Smith was net zijn voltijdzending in Engeland aan het afronden. Zijn reactie op het nieuws van Alice’s dood maakte zijn liefde voor zijn familie en zijn getuigenis van het heilsplan duidelijk. ‘Het is een zware slag voor ons allemaal’, schreef hij in zijn dagboek. ‘Hoewel ik wist dat ze ziek was, wist ik niet dat het zo ernstig was. Ik ging ervan uit dat ik haar en alle anderen over een paar weken weer zou zien, maar de wil van God geschiedde. Het is op deze momenten dat de hoop die het evangelie ons verschaft zeer welkom is. We zullen elkaar aan de andere zijde ontmoeten om het genoegen en de zegen van elkaars gezelschap te smaken. Waar familiebanden nooit meer breken. Waar we allemaal eeuwige zegeningen ontvangen en de tedere barmhartigheden van onze Vader in de hemel ervaren. Ik bid nederig dat ik altijd op het pad van de waarheid zal wandelen en de naam die ik draag eer zal aandoen. Dat de hereniging met mijn voorouders aangenaam en oneindig mag zijn.’1
Als apostel en later als president van de kerk getuigde president Joseph Fielding Smith herhaaldelijk van de hoop die een goed inzicht in het evangelie brengt. Hij verklaarde: ‘We hebben het heilsplan, we bedienen het evangelie, en het evangelie is de enige hoop voor de wereld, de enige weg die vrede op aarde brengt en de misstanden corrigeert die in alle naties bestaan.’2
Leringen van Joseph Fielding Smith
1
In de voorsterfelijke geestenwereld hebben we gejuicht toen ons het heilsplan van onze hemelse Vader was uitgelegd.
We behoren allemaal tot het gezin van onze Vader in de hemel. We waren in zijn tegenwoordigheid voordat deze aarde werd gegrondvest. We zagen zijn gezicht, voelden zijn liefde en hoorden zijn leringen. Hij stelde de wetten in waarmee we ons kunnen ontwikkelen, vooruitgang kunnen maken en zelf een eeuwige familie kunnen krijgen.3
Onze Vader in de hemel heeft een heilsplan voor zijn geestkinderen ingesteld. Dit plan was opgesteld om hun de kans te bieden zich te ontwikkelen en vooruitgang te maken tot ze het eeuwige leven bereiken, wat de naam is van het soort leven dat onze Vader in de hemel leidt. Dit plan biedt de kinderen van God de kans om te worden zoals Hij is en de macht, wijsheid en kennis te hebben die Hij bezit.4
We leren uit de Parel van grote waarde dat er in de hemel een raad is gehouden. In die raad heeft God zijn geestkinderen een plan voorgelegd dat erin voorzag dat zij naar deze aarde zouden gaan. Daar zouden zij met een stoffelijk lichaam een sterfelijk leven leiden, dat een proeftijd zou zijn. Na de opstanding, bewerkstelligd door de verzoening van zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, zou de eeuwige verhoging hun deel zijn [zie Mozes 4:1–2; Abraham 3:22–28]. Op aarde zouden zij kennismaken met de wisselvalligheden van het sterfelijk leven. Ze zouden ervaringen hebben met zorgen, pijn, verdriet, verlokkingen en leed, maar ook met de genoegens van dat alledaagse bestaan. Als ze God trouw bleven, zouden ze na hun opstanding uit de dood eeuwig leven in het koninkrijk van God en aan Hem gelijk worden [zie 1 Johannes 3:2]. Die gedachte vervulde hen met vreugde en ze ‘jubelden’ uit blijdschap. (Zie Job 38:4–7.) Ze konden de ervaring en kennis die ze in het sterfelijk leven opdeden op geen enkele andere manier krijgen. Een stoffelijk lichaam was van essentieel belang voor hun verhoging.5
2
De val van Adam en Eva maakte deel uit van het plan van onze hemelse Vader.
Het heilpslan, vastgelegd in een wettenstelselvan , dat bekend staat als het evangelie van Jezus Christus, werd in de hemel, nog voordat de aarde was gegrondvest, aangenomen en in werking gesteld. Daar werd besloten dat vader Adam naar deze aarde zou gaan en aan het hoofd van het mensdom zou staan. Als onderdeel van dit geweldige plan zou hij van de verboden vrucht eten en vallen. Daarmee zou hij dood en lijden in de wereld brengen, en wel voor het uiteindelijke welzijn van zijn kinderen.6
De val was een essentieel onderdeel van de aardse proeftijd van de mens. […] Als Adam en Eva niet van de vrucht hadden gegeten, waren ze die formidabele gave, het sterfelijk leven, misgelopen. Bovendien hadden ze geen nakomelingen gehad en zou het grote gebod dat de Heer hun had gegeven niet vervuld zijn.7
De val van Adam bracht alle mogelijke wisselvalligheden van het sterfelijk leven teweeg. De val bracht pijn, hij bracht verdriet, hij bracht de dood; maar we mogen niet uit het oog verliezen dat hij ook zegeningen met zich meebracht. […] Hij bracht de zegen van kennis, inzicht en sterfelijk leven.8
3
Jezus Christus offerde Zichzelf op om ons van de val en van onze zonden te redden.
Adams overtreding veroorzaakte twee soorten dood: de geestelijke en stoffelijke dood. Dat wil zeggen dat de mens uit de tegenwoordigheid van God werd verbannen, sterfelijk werd en ten prooi viel aan de kwalen van het lichaam. Om hem terug te brengen, moest er een gebroken wet worden hersteld. De gerechtigheid eiste dat.9
Het is heel normaal en billijk dat wie een fout begaat, daarvan de gevolgen draagt — dat hij zijn fout goedmaakt. Toen Adam dan ook de wet overtrad, eiste de gerechtigheid dat hij, en niemand anders, verantwoordelijk was voor de zonde en de straf met zijn dood bekocht. Maar omdat het Adam was die de wet had gebroken, viel hijzelf onder de vloek. Hij kon niet goedmaken of ongedaan maken wat hij had gedaan. Zijn kinderen konden het evenmin, want ook zij vielen onder de vloek. Slechts iemand op wie die vloek niet rustte, kon die erfzonde goedmaken. Bovendien waren wij door die vloek ook niet bij machte om onze eigen zonden goed te maken. Daarom achtte de Vader het noodzakelijk zijn eniggeboren Zoon te sturen, die vrij van zonden was, om onze zonden en ook Adams overtreding goed te maken, zoals de gerechtigheid dat eiste. Daarom heeft Hij Zichzelf als offer voor onze zonden gegeven en heeft Hij door zijn dood aan het kruis zowel de overtreding van Adam als onze zonden op Zich genomen. Daarmee heeft Hij ons, op voorwaarde van bekering, van de val en van onze zonden verlost.10
Het is onze plicht de zending van Jezus Christus te verkondigen. Waarom is Hij gekomen? Wat heeft Hij voor ons gedaan? Hoe hebben wij daar baat bij? Wat heeft het Hem gekost om dat te doen? Het kostte Hem zijn leven, ja, zelfs meer dan zijn leven! Wat heeft hij gedaan, behalve Zich aan het kruis te laten nagelen? Waarom is Hij aan het kruis genageld? Hij is aan het kruis genageld om zijn bloed te vergieten, om ons te verlossen van de vreselijkste van alle straffen: verbanning uit de tegenwoordigheid van God. Hij stierf aan het kruis om ons terug te brengen, om ons lichaam en onze geest te herenigen. Hij heeft ons die grote zegen geschonken. Hij is voor ons gestorven, zodat wij vergeving van onze zonden kunnen krijgen en de straf niet zelf hoeven te ondergaan, als wij slechts in Hem geloven en zijn geboden onderhouden. Hij heeft ons vrijgekocht. […]
[…] Niemand kon doen wat Hij voor ons heeft gedaan. Hij had niet hoeven sterven, Hij had kunnen weigeren. Hij heeft het vrijwillig gedaan. Hij deed het omdat het een gebod van zijn Vader was. Hij wist hoe zwaar zijn lijden zou zijn; en toch, vanwege zijn liefde voor ons, was Hij daartoe bereid. […]
De nagels die in de handen en de voeten van de Heiland werden geslagen, brachten nog het minste lijden teweeg. We zijn geneigd te denken dat zijn grootste lijden bestond uit aan het kruis genageld worden en de kruisdood sterven. Dat gebeurde echter in een periode van de wereldgeschiedenis, dat duizenden mannen hetzelfde lot ondergingen. Zijn lijden was, wat dat aangaat, niet groter dan het lijden van de andere mannen die zijn gekruisigd. Waaruit bestond dan zijn grote lijden? Ik wilde dat we ieder lid van de kerk van dit feit konden doordringen: zijn grootste lijden vond plaats voordat Hij op Golgota werd gekruisigd. Het was in de hof van Getsemane, zo leren wij uit de Schrift, dat Hij uit elke porie van zijn lichaam bloedde en in uiterste zielenstrijd zijn Vader aanriep, niet toen de nagels in zijn handen en voeten werden geslagen. Vraag mij niet hoe Hij dat heeft gedaan, want dat weet ik niet. Niemand weet het. Wat we wel weten is dat Hij op de een of andere manier die uiterst zware straf op Zich heeft genomen. Hij nam onze overtredingen op Zich en kocht ons los, en het losgeld was foltering.
Denk u eens in hoe de Heiland de gezamenlijke folterende straf voor alle mensen ondergaat — op een manier die ik, zoals ik zei, niet begrijp; ik aanvaard die slechts — folteringen die Hem deden sidderen van pijn, vergeleken waarmee de pijn die Hij leed toen de nagels in zijn handen en voeten werden geslagen, gering was. In doodsangst bad Hij tot zijn Vader: ‘Indien het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan’, maar die kon Hem niet voorbijgaan [zie Matteüs 26:42; Marcas 14:36; Lucas 22:42]. Sta mij toe dat ik u een tekst voorlees over wat de Heer in dat verband zegt:
‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;
‘maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik;
‘welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen —
‘niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk en volbracht mijn voorbereidingen voor de mensenkinderen.’ [LV 19:16–19.]
Als ik dat lees, stemt mij dat nederig. Zijn liefde voor het mensdom, voor de wereld, was zo groot dat Hij bereid was een last te dragen die geen sterveling kon dragen. Hij betaalde daar een ontzaglijk hoge prijs voor, die niemand anders had kunnen betalen, zodat wij konden ontsnappen.11
De Zoon van God [sprak]: ‘Ik zal neerdalen en de losprijs voldoen. Ik zal de Verlosser zijn en de mens van Adams overtreding verlossen. Ik zal de zonden van de wereld op Mij nemen en iedere ziel die zich wil bekeren van zijn zonden redden.’12
Laat mij dat illustreren: een man die op een weg loopt, valt in een diepe, donkere put, waaruit hij zich op eigen kracht onmogelijk kan bevrijden. Hoe kan hij zichzelf uit deze hachelijke situatie redden? Zijn inspanningen mogen niet baten, want op geen enkele manier kan hij zelf uit de put komen. Hij roept om hulp en een barmhartig mens die zijn hulpgeroep hoort, komt hem te hulp door een ladder naar beneden te laten zakken en hem zo een middel te verschaffen waarmee hij naar boven kan klimmen. Dat was precies de positie waarin Adam zichzelf en zijn nakomelingen had gebracht toen hij van de verboden vrucht had gegeten. Ze zaten allemaal vast in de put en geen van hen kon naar boven klimmen en de anderen eruit bevrijden. De put was de verbanning uit de tegenwoordigheid van de Heer, de lichamelijke dood, de ontbinding van het lichaam. En omdat iedereen aan de dood onderworpen is, kan niemand voor een ontsnappingsmiddel zorgen.13
De Heiland komt langs, de enige die niet in de put is gevallen, en laat de ladder zakken. Hij daalt zelf af in de put en maakt het voor ons mogelijk om via de ladder te ontsnappen.14
De oneindig barmhartige Vader hoorde het geroep van zijn kinderen en stuurde zijn eniggeboren Zoon, die niet aan dood of zonde onderworpen was, om hen te helpen ontsnappen. Dat deed Hij door zijn oneindige verzoening en het eeuwige evangelie.15
Uit dank zou ons hart van liefde en gehoorzaamheid moeten overlopen voor de grote en liefdevolle barmhartigheid [van de Heiland]. Wat Hij gedaan heeft, is reden genoeg om Hem nooit in de steek te laten. Hij heeft ons vrijgekocht met losgeld, en dat losgeld was zijn grote lijden en zijn bloed, als offerande aan het kruis vergoten.16
4
Met de verzoening van Jezus Christus als fundament werken wij in dit sterfelijk leven aan ons heil.
Onze Heiland, Jezus Christus, staat centraal in dit grote plan van vooruitgang en heil.17
Op basis van de verzoening bestaat het heilsplan uit de volgende zaken:
Ten eerste moeten we in de Heer Jezus Christus geloven. We moeten Hem accepteren als de Zoon van God. We moeten ons vertrouwen in Hem stellen, op zijn woord afgaan en verlangen naar de zegeningen die we krijgen door gehoorzaam aan zijn wetten te zijn.
Ten tweede moeten we ons van onze zonden bekeren. We moeten ons van de wereld afkeren. We moeten ons, zonder voorbehoud, in ons hart voornemen dat we een godvruchtig en rechtschapen leven zullen leiden.
Ten derde moeten we ons in water laten dopen door een wettige functionaris, die het gezag heeft om op aarde te binden en in de hemel te bezegelen. We moeten, door middel van deze heilige verordening, een verbond aangaan om de Heer te dienen en zijn geboden te onderhouden.
Ten vierde moeten we de gave van de Heilige Geest ontvangen. We moeten worden wedergeboren; zonde en ongerechtigheid moeten als door vuur uit onze ziel worden gebrand. We moeten een nieuwe schepping worden door de kracht van de Heilige Geest.
Ten vijfde moeten we tot het einde volharden. We moeten na onze doop de geboden onderhouden. We moeten met vrees en beven voor Gods aangezicht aan ons heil werken. We moeten zo leven dat we de goddelijke eigenschappen ontwikkelen en de soort mensen worden die de heerlijkheid en wonderen van het celestiale koninkrijk kunnen genieten.18
Ik getuig dat de mens deze wetten moet gehoorzamen om eeuwig heil te beërven. Zij vormen het evangelie van Jezus Christus en zijn in deze tijd aan profeten en apostelen geopenbaard. Ze worden nu bediend door zijn kerk, die weer op aarde is gevestigd.19
De tijd die we in deze sterfelijke wereld doorbrengen is voor ons allemaal een proeftijd. Ten eerste zijn we hier naartoe gestuurd om een tabernakel [lichaam] voor onze eeuwige geest te krijgen. Ten tweede zijn we hier om te worden beproefd en ellende te doorstaan, maar ook om vreugde en geluk in overvloed te hebben. We kunnen die verwerven door een heilig verbond van gehoorzaamheid aan de eeuwige beginselen van het evangelie aan te gaan. Het sterfelijk leven is, zoals Lehi zijn kinderen leerde, een ‘proeftijd’. (2 Nephi 2:21.) Deze aarde is de plek waar we worden beproefd en getoetst om te zien of we — hoewel verbannen uit de tegenwoordigheid van onze eeuwige Vader, maar desondanks onderwezen in de weg van het eeuwige leven — zijn geliefde Zoon, Jezus Christus liefhebben, eren en getrouw volgen.20
We zijn hier om te worden getoetst en beproefd door in contact te komen met zowel kwaad als goed. […] De Vader heeft Satan en zijn horden toegestaan ons te verleiden, maar met de Geest des Heren als onze leidsman en de geboden die zijn geopenbaard, kunnen we onze keuze maken. Als we kwaad doen, zullen we gestraft worden; als we goeddoen, ontvangen we de eeuwige, rechtvaardige beloning.21
Deze proeftijd op aarde [is] een korte periode, slechts een korte tijdruimte die de eeuwigheid die achter ons ligt, verbindt met de eeuwigheid die voor ons ligt. Toch [is] het een ongelooflijk belangrijke periode. […] Dit leven is de belangrijkste periode in ons eeuwig bestaan.22
5
Alle mensen zullen dankzij de verzoening van Jezus Christus de zegen van de opstanding krijgen.
We zijn in deze wereld gekomen om te sterven. Dat begrepen we voordat we hier naartoe kwamen. Het maakt deel uit van het plan dat lang voordat de mens op aarde kwam, is besproken en opgezet. […] We waren klaar en bereid om die reis uit de tegenwoordigheid van God in de geestenwereld naar de sterfelijke wereld te maken, hier alles te doorstaan wat met dit leven te maken heeft, de vreugden en de smarten, om vervolgens te sterven; en de dood is net zo essentieel als de geboorte.23
De lichamelijke dood, ofwel de dood van een sterveling, is geen blijvende scheiding van de geest en het lichaam. Hoewel het lichaam tot stof vergaat, is het slechts een tijdelijke scheiding, die eindigt op de dag dat we herrijzen. Dan wordt het lichaam uit het stof geroepen om, verkwikt door geest, opnieuw te leven. Die zegen komt tot iedereen dankzij de verzoening van Christus, ongeacht of ze in hun leven goed of slecht hebben gedaan. Paulus heeft gezegd dat er een opstanding van zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen zal zijn (Handelingen 24:15). De Heiland heeft gezegd dat allen in de graven zijn stem zullen horen en zullen uitgaan, ‘wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel’ (Johannes 5:29).24
Elk essentieel deel van het lichaam zal in de opstanding tot zijn oorspronkelijke plek worden hersteld, ongeacht wat er van het lichaam in de dood geworden is. Of het nu in een brand verteerd is of door haaien is opgegeten. Elk essentieel lichaamsdeel zal in de opstanding tot zijn oorspronkelijke plek worden hersteld.25
De geest kan niet volmaakt worden zonder het lichaam van vlees en beenderen. Ons lichaam en onze geest ontvangen dankzij de opstanding de onsterfelijkheid en de zegeningen van het eeuwig heil. Na de opstanding zal er geen scheiding meer zijn, het lichaam en de geest worden onlosmakelijk verbonden, zodat de mens een volheid van vreugde kan ontvangen. Geesten kunnen alleen door hun geboorte in dit leven en de opstanding zoals onze hemelse Vader worden. Er is geen andere manier.26
6
De getrouwen zullen met hun dierbaren het eeuwige leven in de tegenwoordigheid van de Vader beërven.
Sommige mensen beërven grote rijkdom doordat hun vader zeer vlijtig is geweest. Andere mensen beërven wereldlijke tronen, en krijgen daardoor macht en aanzien onder hun medemensen. Anderen leggen zich toe op de beërving van wereldlijke kennis en roem door hard en lang te werken. Er is echter een beërving die meer waard is dan alle andere, dat is de beërving van de eeuwige verhoging.
In de Schriften staat dat het eeuwige leven — het leven dat onze eeuwige Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, leiden — de grootste gave van God is [zie LV 14:7]. Die gave is alleen weggelegd voor wie van alle zonden zijn gereinigd. Zij is beloofd aan wie ‘overwinnen door geloof, en worden verzegeld door de Heilige Geest der belofte, die de Vader uitstort op allen, die rechtvaardig en getrouw zijn. Zij zijn het die de kerk van de Eerstgeborene vormen. Zij zijn het in wier handen de Vader alle dingen gegeven heeft.’ [LV 76:53–55; zie ook vers 52.]27
Het heilsplan is gezinsgericht. […] [Het] stelt ons in staat om ons eigen eeuwige gezin te stichten.28
Wie de verhoging in het celestiale koninkrijk ontvangen, zullen ‘een voortzetting […] van nakomelingschap tot in alle eeuwigheid’ hebben. Zij zullen in familieverband wonen.29
Het evangelie van Jezus Christus leert ons dat de familie, voor zover het de celestiale verhoging betreft, oneindig zal zijn. De vader, moeder en kinderen uit de ene generatie zullen aan de vader, moeder en kinderen uit de volgende generatie verbonden zijn, en dat zal zich aldus uitbreiden en tot het einde van de tijd reiken.30
Die glorierijke zegeningen van eeuwige beërving […] krijgen we alleen als we bereid zijn de geboden te onderhouden en, zo nodig, met Christus te lijden. Met andere woorden, van kandidaten voor het eeuwige leven — de grootste gave van God — wordt verwacht dat zij, indien nodig, alles wat ze bezitten op het altaar offeren. En dan nog, zelfs als het van hen wordt gevergd om hun leven voor zijn zaak neer te leggen, zullen ze altijd bij Hem in de schuld staan voor de beloofde overvloedige zegeningen die ze zullen krijgen als ze zich aan zijn wetten en geboden houden.31
Als we de wereld achter ons hebben gelaten en de volheid van het evangelie hebben ontvangen, zijn we kandidaten voor de celestiale heerlijkheid. Nee, we zijn meer dan kandidaat als we getrouw zijn, want de Heer heeft ons verzekerd dat we bij getrouwheid het celestiale koninkrijk zullen betreden. […]
Laten we zo leven dat we zeker zijn van onze plek. Zo zullen we weten, door het leven dat we leiden, dat we in zijn tegenwoordigheid zullen ingaan en bij Hem zullen wonen. Dan zullen wij alle zegeningen ontvangen die ons zijn beloofd. Wie onder de heiligen der laatste dagen kan tevreden zijn met iets minder dan het volle heil dat ons beloofd is? […] Het kan niet anders dan dat wij, in alle ootmoed, en in de geest van bekering, almaar voorwaarts moeten gaan en de geboden tot het einde toe moeten onderhouden. Onze hoop en ons doel is het eeuwige leven, en dat is het leven in de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon. ‘Dit nu is het eeuwige leven’, zei de Heer, ‘dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.’ [Johannes 17:3.]32
Ik bevind mij nu in wat ik de nadagen van mijn leven noem, want ik besef dat ik over niet al te lange tijd geroepen wordt om rekenschap te geven van mijn rentmeesterschap op aarde. […]
Ik ben er zeker van dat we de Heer allemaal liefhebben. Ik weet dat Hij leeft en ik kijk uit naar de dag dat ik Hem zal zien. Dan hoop ik dat ik zijn stem zal horen zeggen: ‘Kom, gezegenden van mijn Vader, beërf het koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.’ (Matteüs 25:34, HSV.)
En ik bid dat dit het gelukkige lot van ons allemaal zal zijn, als onze tijd is gekomen.33
Suggesties voor studie en onderwijs
Vragen
-
Ga na, terwijl u de dagboekaantekening in ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’ leest, of u weleens troost heeft geput uit uw getuigenis van het heilsplan. Hoe kunt u een familielid of een vriend(in) die troost helpen krijgen?
-
Hoe kunnen de leringen van president Smith over de raadsvergadering in de hemel ons helpen als we met beproevingen te maken krijgen? (Zie paragraaf 1.)
-
President Smith zegt dat ‘we […] niet uit het oog [mogen] verliezen dat [de val van Adam en Eva] ook zegeningen met zich meebracht’ (paragraaf 2). Waarom denkt u dat het belangrijk is om deze waarheid in gedachten te houden? Welke zegeningen hebt u zoal ontvangen als gevolg van de val?
-
Hoe houdt het voorbeeld dat president Smith in paragraaf 3 geeft over iemand die in een put valt, verband met ons leven? Overweeg hoe de Heiland u door zijn verzoening gered heeft.
-
Wat leren we uit de woorden van president Smith in paragraaf 4 over het doel van ons leven op aarde? Wat heeft de Heer ons gegeven om ons veilig door deze proeftijd te loodsen?
-
Hoe zou u aan iemand de woorden van president Smith in paragraaf 5 uitleggen, dat ‘de dood […] net zo essentieel [is] als de geboorte’? Hoe heeft de leer van de opstanding uw leven beïnvloed?
-
Hoe verschilt wereldlijke rijkdom van de ‘eeuwige beërving’ die we door het heilsplan kunnen ontvangen? (Zie paragraaf 6.) Hoe kan inzicht in die verschillen ons voorbereiden op het eeuwige leven?
Relevante Schriftteksten
Job 38:4–7; 2 Nephi 2:15–29; 9:5–27; Alma 12:20–35; LV 19:16–19; Mozes 5:10–12
Onderwijstip
‘De kerk heeft lesboeken en ander materiaal gepubliceerd om ons behulpzaam te zijn bij het onderwijzen uit de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten. Verklarende verhandelingen of andere naslagwerken zijn nagenoeg overbodig.’ (Zie Onderwijzen — geen grote roeping: handleiding voor evangelieonderwijs [1999], p. 52.)