Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 21: Het evangelie aan de wereld verkondigen


Hoofdstuk 21

Het evangelie aan de wereld verkondigen

‘We hebben de vruchten van het evangelie geproefd en weten dat ze goed smaken. Wij verlangen dat alle mensen dezelfde zegeningen ontvangen en dezelfde geest die zo overvloedig op ons is uitgestort.’

Uit het leven van Joseph Fielding Smith

Joseph Fielding Smith en zijn vrouw Louie waren niet verrast toen ze een door president Lorenzo Snow ondertekende brief ontvingen, waarin Joseph op een voltijdzending werd geroepen. In die tijd gebeurde het wel vaker dat de kerk gehuwde mannen op zending riep. Toen ze de brief dus op 17 maart 1899 kregen, nog geen jaar na hun huwelijk, accepteerden Joseph en Louie de oproep gelovig en moedig, maar ook met enige treurnis, omdat ze elkaar twee jaar niet zouden zien.

Ouderling Smith ging naar Engeland op zending, hemelsbreed 7.600 kilometer van huis. Hij en Louie stuurden elkaar veel brieven, waarin zij elkaar hun liefde betuigden en elkaars getuigenis versterkten. In een van ouderling Smiths eerste brieven aan Louie schreef hij: ‘Ik weet dat het werk waartoe ik geroepen ben het werk van God is, anders zou ik hier geen minuut langer blijven, nee, ik zou niet van huis zijn gegaan. Ik weet dat ons geluk afhankelijk is van mijn getrouwheid hier. Als onze Heiland het kon opbrengen om voor ons te lijden, moet ik toch zeker bereid zijn om dit in het belang van de mensheid te doen. […] Ik bevind me in de handen van onze hemelse Vader. Hij waakt over mij en beschermt mij als ik zijn wil doe. En Hij zal tijdens mijn afwezigheid bij je zijn en over je waken en je altijd beschermen.’1

Ouderling Smith en zijn zendingscollega’s waren toegewijde dienstknechten van de Heer. In een brief aan Louie schreef hij dat hij en de andere zendelingen elke maand ongeveer tienduizend traktaten, of brochures, uitdeelden en op vierduizend deuren klopten. Hij liet er echter deze ontnuchterende opmerking op volgen: ‘Volgens mij worden er van onze traktaten nog niet één uit de honderd gelezen.’2 In de tijd dat ouderling Smith in Engeland was, namen maar weinig mensen de boodschap van het herstelde evangelie aan. In de twee jaar dat hij op zending was ‘had hij niet één bekeerling en was het hem ook niet vergund iemand te dopen, hoewel hij wel een bekeerling heeft bevestigd.’3 Hoewel zijn werk niet veel vruchten afwierp, troostte het hem wel dat hij wist dat hij de wil van de Heer deed en dat hij mensen aan het voorbereiden was die het evangelie later in hun leven zouden aanvaarden.

Tijdens zijn zending bracht ouderling Smith met vier andere zendelingen twee weken in een ziekenhuis door. De vijf zendelingen waren blootgesteld aan pokken en waren in quarantaine geplaatst om verspreiding van de ziekte te voorkomen. Hoewel ouderling Smith hun verblijf aldaar als ‘huisarrest’ betitelde, maakten hij en zijn collega’s er het beste van. Zij bespraken het evangelie zelfs met het ziekenhuispersoneel. Na hun gedwongen verblijf in het ziekenhuis schreef ouderling Smith het volgende in zijn dagboek: ‘We hebben vriendschap gesloten met de verpleegsters en met anderen die we in het ziekenhuis spraken. Vaak waren we in de gelegenheid om met hen over het evangelie te spreken. Ook hebben we af en toe een boek kunnen weggeven. Bij ons afscheid zongen we een paar lofzangen, die diepe indruk maakten op wie luisterden, want we zagen dat ze er tranen van in hun ogen kregen. Ik denk dat we een goede indruk in het ziekenhuis hebben achtergelaten, vooral bij de verpleegsters, die toegaven dat ze nu heel anders over ons dachten en zeiden dat ze het van nu af voor ons zouden opnemen.’4

Ouderling Smith beëindigde zijn zending in juni 1901. Zeventig jaar later ging hij als president van de kerk terug naar Engeland om daar een gebiedsconferentie te presideren. De zaden die hij en anderen hadden gezaaid waren tegen die tijd ontluikt en tot bloei gekomen. Hij was ongelooflijk blij dat er zoveel Britse heiligen naar de bijeenkomsten kwamen.5 Hij sprak: ‘Verschillende ringen van Zion, een tempel toegewijd aan de Heer, een aanzienlijk aantal kerk- en ringgebouwen, en grote successen in het zendingswerk — daaruit blijkt dat de kerk stevig is gegrondvest in Groot-Brittannië.’ En hij zei dat de groei in Groot-Brittannië een voorafschaduwing was van wat er in de rest van de wereld zou gebeuren. Hij verklaarde dat het evangelie voor alle volken is en dat ‘de kerk vóór de wederkomst van de Zoon des Mensen overal zal worden gevestigd, in alle naties, tot in de uithoeken van de aarde.’6

"Smith, Joseph Fielding, 1876-1972."

Ouderling Joseph Fielding Smith in 1910. Kort hierna werd hij tot apostel geordend.

Leringen van Joseph Fielding Smith

1

Alleen wij hebben de volheid van het herstelde evangelie en wij willen dat alle mensen dezelfde zegen ontvangen.

In zijn oneindige wijsheid, ter vervulling van de verbonden en beloften aan de profeten van weleer, heeft de Heer in deze laatste dagen de volheid van het eeuwige evangelie hersteld. Dit evangelie is het heilsplan. Het is in de eeuwige raden, vóór de aarde werd gegrondvest, verordend en ingesteld. En het is in onze tijd opnieuw geopenbaard tot heil en zegen van alle kinderen van onze Vader. […]

Bijna zeshonderd jaar vóór Christus — dat wil zeggen, vóór zijn komst — zei de grote profeet Nephi tot zijn volk: ‘[…] Er is één God en één Herder over de gehele aarde.

‘En de tijd komt dat Hij Zich aan alle natiën openbaart […]’. (1 Nephi 13:41–42.)

Die beloofde dag breekt nu aan. Dit is de vastgestelde tijd waarin het evangelie in de hele wereld zal worden gepredikt en waarin het koninkrijk van de Heer in elke natie zal worden gevestigd. Er bevinden zich in alle naties goede en rechtschapen mensen die gehoor zullen geven aan de waarheid; die tot de kerk zullen toetreden en die een licht voor hun eigen volk zullen zijn. […]

[…] Het evangelie is voor alle volken, en de Heer verwacht van hen die het ontvangen dat zij het naleven en aanbieden aan wie in hetzelfde land wonen en dezelfde taal spreken.

En daarom nodigen we iedereen in de geest van liefde en broederschap uit om acht te slaan op de woorden van het eeuwige leven die in deze tijd zijn geopenbaard aan de profeet Joseph Smith en zijn medewerkers.

We nodigen alle kinderen van de Vader uit om tot Christus te komen en in Hem te worden vervolmaakt en zichzelf ‘van alle goddeloosheid’ te onthouden. (Zie Moroni 10:32.)

We nodigen hen uit om in Christus en zijn evangelie te geloven, tot zijn kerk toe te treden en één te zijn met zijn heiligen.

We hebben de vruchten van het evangelie geproefd en weten dat ze goed smaken. Wij verlangen dat alle mensen dezelfde zegeningen ontvangen en dezelfde geest die zo overvloedig op ons is uitgestort.7

Het is mij niet ontgaan dat er zich goede en vrome mensen onder alle sekten, groepen en kerkgenootschappen bevinden. Zij zullen gezegend en beloond worden voor al het goede dat zij doen. Maar het feit blijft dat alleen wij de volheid van de wetten en verordeningen hebben die de mens voorbereiden op de hoogste beloning in de hemelse woningen. En daarom zeggen we tegen alle goede en edelmoedige mensen, alle oprechte en vrome mensen: ‘Behoud al het goede dat u hebt. Houd vast aan elk waar beginsel dat u kent. Maar kom en neem het grotere licht en de meerdere kennis tot u, die God, die altijd dezelfde is — gisteren, vandaag en morgen — weer op zijn volk uitstort.8

Ik bid dat de plannen van de Heer op aarde, zowel binnen als buiten de kerk, spoedig zullen worden verwezenlijkt; dat Hij zijn getrouwe heiligen zal zegenen; en dat alle mensen die de waarheid liefhebben en van wie het hart oprecht voor God is met ons erfgenamen van alle zegeningen van het herstelde evangelie zullen worden.9

2

Alle leden van de kerk hebben de plicht om hun geestkracht, daadkracht, middelen en invloed te gebruiken voor de verkondiging van het evangelie.

We hebben gehoord dat we allemaal zendeling zijn. […] We zijn allemaal aangesteld, echter niet door handoplegging; we hebben geen speciale oproep gekregen, we zijn niet voor een zending voorgedragen. Ieder lid van de kerk is echter een zendeling, omdat we plechtig beloofd hebben het evangelie van Jezus Christus te bevorderen. Dat is mede de verantwoordelijkheid van ieder lid van de kerk.10

Vervuld van liefde voor alle mensen, vraag ik de leden van de kerk het evangelie te leren kennen en na te leven. Ik vraag u uw geestkracht, daadkracht en middelen te gebruiken om het aan de wereld te verkondigen. Wij hebben een opdracht van de Heer gekregen. Hij heeft ons een goddelijk mandaat gegeven. Hij heeft ons geboden om met onvermoeide ijver uit te gaan om zijn andere kinderen de heilswaarheden aan te bieden die bij monde van de profeet Joseph Smith zijn geopenbaard.11

Ik zeg u dat het onze zending is om, voor zover dat binnen ons bereik ligt, zoveel mogelijk kinderen van onze Vader in de hemel tot bekering en tot de wedergeboorte te brengen. […] Dat is een plicht die de Heer de kerk gegeven heeft, meer in het bijzonder de priesterschapsquorums van de kerk, maar uiteindelijk is die plicht aan iedereen gegeven.12

Er zijn heel veel eerlijke mensen onder ons die nooit van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt of de moeite hebben genomen om zich te verdiepen in de glorierijke waarheden die in de openbaringen van de Heer zijn vervat. Dat soort zaken komt niet in hun hoofd op, ze wonen bij ons in de buurt, we gaan met ze om en we spreken ze dagelijks. Ze vinden ons aardig, maar wel een beetje vreemd in onze godsdienstige opvattingen en daarom schenken ze geen aandacht aan ons geloof. Dat is de reden dat dit geweldige zendingswerk dat nu in de ringen van Zion plaatsvindt een oogst van eerlijke, getrouwe mensen oplevert, en juist onder hen die nooit eerder de gelegenheid te baat hebben genomen, terwijl ze die, volgens mij, wel hadden.13

Two native elder missionaries walking down a dirt road.

‘En eenieder die het licht van het evangelie ontvangt, wordt een licht en een gids voor allen die hij met zijn onderricht kan bereiken.’

Wij die de waarheid van het eeuwig evangelie hebben ontvangen, moeten alleen genoegen nemen met het beste. En het beste is de volheid van het koninkrijk van onze Vader. Ik hoop en bid dat we daar naar zullen leven en een rechtschapen voorbeeld voor alle mensen zullen zijn, zodat niemand zal struikelen, niemand zal wankelen en niemand zal afwijken van het pad der gerechtigheid door iets wat wij zeggen of doen.14

Er gaat van een kerklid, maar ook van de kerk zelf, invloed uit. Ik ben van mening dat ons succes in de wereld grotendeels afhangt van de houding van de heiligen. Als we volledig verenigd waren in ons denken, in onze daden en onze handelingen; als we het waarheidswoord liefhadden, als we ernaar leefden zoals de Heer dat van ons verlangt, dan zou er van deze gemeenschap, van alle [gemeenten] van heiligen der laatste dagen in al die gemeenschappen, een onweerstaanbare invloed in de wereld uitgaan. Er zouden zich meer eerlijke mannen en vrouwen bekeren, want Gods Geest zou voor ons uitgaan om de weg te bereiden. […] Als dit volk zich aan de geboden van God hield, zou het de kracht en de invloed hebben om tegenwerking neer te halen en mensen voor te bereiden op het licht van het eeuwige evangelie. Maar als we dat niet doen, laden we een verantwoordelijkheid op ons waarvan de gevolgen vreselijk zullen zijn.

Hoe zal ik mij voelen, of hoe zult u zich voelen, als we voor de rechterstoel staan en iemand mij of u aanwijst en zegt: ‘Het is aan de daden van deze man of deze groep te wijten dat ik de waarheid niet wilde aannemen, want ik was verblind omdat zij, die voorgaven verlicht te zijn, er niet naar leefden.’15

De Heer zegt dat als we al onze dagen arbeiden en slechts één ziel redden, onze vreugde met hem zeer groot zal zijn [zie LV 18:15]. Hoe groot zullen echter ons leed en onze straf zijn als wij door onze daden één ziel van de weg der waarheid wegleiden.16

Heiligen der laatste dagen, waar ze zich ook bevinden, zijn een licht voor de wereld en dat behoren ze ook te zijn. Het evangelie is een licht dat de duisternis doorbreekt. En eenieder die het licht van het evangelie ontvangt, wordt een licht en een gids voor allen die hij met zijn onderricht kan bereiken.

Het is uw plicht […] om een levende getuige van de waarheid en goddelijkheid van het werk te zijn. We hopen dat u het evangelie naleeft en aan uw eigen heil werkt, in de hoop dat anderen die uw goede werken zien ertoe gebracht worden om onze Vader in de hemel eer te bewijzen [zie Matteüs 5:16].17.

3

De kerk heeft meer zendelingen nodig om de boodschap van de Heer te verspreiden.

Wij hebben zendelingen nodig. […] Het veld is wijd; de oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig [zie Lucas Lucas 10:2]. Evenzo is het veld reeds wit om te oogsten [zie LV 4:4]. […]

Onze zendelingen verspreiden het evangelie. Niets kan ze tegenhouden. Dat is in het verleden geprobeerd. In het begin, toen er nog maar een handjevol zendelingen was, is er van alles geprobeerd, maar het werk kon niet worden tegengehouden. Ook nu kan het niet worden tegengehouden. Het moet en zal verspreid worden, zodat de inwoners van de aarde de kans hebben om zich van hun zonden te bekeren, vergeving van zonden te krijgen en de kerk en het koninkrijk Gods in te gaan, voordat die laatste verwoestingen over de goddelozen komen, want dat staat in de profetieën. […]

En deze zendelingen — grotendeels jonge mannen, ongeschoold in de mores van de wereld — gaan uit met deze heilsboodschap en laten de groten en machtigen versteld staan, omdat ze de waarheid hebben. Ze verkondigen dit evangelie. De eerlijken en oprechten krijgen het te horen, ze bekeren zich van hun zonden en treden tot de kerk toe.18

We hopen dat de dag aanbreekt dat het iedere waardige en geschikte jonge heilige der laatste dagen vergund zal zijn om de boodschap van de Heer te verspreiden en als getuige van de waarheid in de naties van de aarde op te treden.

We hebben nu vele solide, oudere echtparen die deelnemen aan dit grote zendingswerk, maar we hebben er nog veel meer nodig. We hopen dat de echtparen die waardig en geschikt zijn de nodige voorbereidingen treffen en gehoor geven aan de oproep om het evangelie te prediken en hun plicht in dezen op aanvaardbare wijze te vervullen.

Er zijn ook vele jonge zusters bij dit werk betrokken en we hebben er nog meer nodig, hoewel zij niet dezelfde verplichting hebben als de broeders. We zien het liefste dat onze jonge zusters een huwelijk aangaan in een van de tempels van God.

We nodigen de leden van de kerk uit om de zendingszaak financieel te steunen en royaal bij te dragen aan de verspreiding van het evangelie.

Wij prijzen allen die zich kloekmoedig voor de zendingszaak inzetten. Joseph Smith heeft gezegd: ‘Na alles wat er is gezegd, is het onze grootste en belangrijkste plicht om het evangelie te prediken.’19

A senior missionary couple reading the scriptures.

‘Wij prijzen allen die zich kloekmoedig voor de zendingszaak inzetten.’

4

Het wordt van ons verwacht dat we de heilsleringen, vervat in de Schriften, duidelijk en eenvoudig prediken en dat we ons daarbij door de Geest laten leiden.

In de begindagen van deze bedeling zei de Heer tegen hen die tot zijn bediening waren geroepen: ‘opdat ieder mens zou kunnen spreken in de naam van God, de Heer, ja, de Heiland der wereld; […] opdat de volheid van mijn evangelie door de zwakken en eenvoudigen zou worden verkondigd aan de einden der wereld en voor koningen en heersers.’ (LV 1:20, 23.)

Tot hen die uitgaan ‘om [zijn] evangelie te prediken’ en tot alle ‘ouderlingen, priesters en leraren’ van zijn kerk zei Hij: Zij ‘zullen in de beginselen van mijn evangelie onderwijzen, die in de Bijbel staan en in het Boek van Mormon’ en in de andere Schriften, ‘zoals zij door de Geest geleid zullen worden’. (Zie LV 42:11–13.)

Wij zijn, als afgezant van de Heer, niet geroepen of gerechtigd om de filosofieën van de wereld of speculatieve theorieën uit de wetenschap te verkondigen. Wij hebben de opdracht de heilsleringen duidelijk en eenvoudig te prediken, zoals die zijn geopenbaard en in de Schriften opgeschreven.

Na ons gezegd te hebben dat we in de beginselen van het evangelie, vervat in de standaardwerken, moeten onderwijzen en dat we ons daarbij moeten laten leiden door de Geest, doet de Heer deze geweldige uitspraak, die geldt voor iedereen die in de kerk in zijn evangelie onderwijst: ‘En de Geest zal u gegeven worden door het gelovige gebed; en indien gij de Geest niet ontvangt, zult gij niet onderwijzen.’ (LV 42:14.)20

5

Het evangelie is de enige hoop van de wereld, de enige manier om vrede op aarde tot stand te brengen.

Weet u wat de grootste macht is, de invloedrijkste factor in de hele wereld, die permanente vrede op aarde teweegbrengt? Laat ik deze vraag zelf beantwoorden, althans, laat ik u daarover mijn mening geven, zonder af te doen aan andere initiatieven. De grootste factor in de hele wereld is de macht van het heilige priesterschap, dat in het bezit is van de heiligen der laatste dagen. Van meet af aan heeft de Heer de ouderlingen de wereld in gestuurd en hen geboden tot de mensen te zeggen: Bekeer u, kom naar Zion. Geloof in mijn evangelie, dan zult u vrede hebben.

En vrede komt uiteraard voort uit rechtschapenheid, uit gerechtigheid, uit Gods barmhartigheid, uit de kracht die Hij ons schenkt, die ons hart aanraakt en ons ertoe brengt elkaar lief te hebben. Het is onze plicht deze dingen onder alle volken te verkondigen, om de mensen dringend te vragen naar Zion te komen, waar de banier is opgericht — de vredesbanier — en de zegeningen van het huis des Heren te ontvangen, alsmede de invloed van de Heilige Geest, die hier onmiskenbaar is. En ik wil u zeggen dat wijzelf, als we de Heer dienen, grote invloed hebben met betrekking tot de bevordering van vrede in de wereld.

Uiteraard staan wij niet onwelwillend tegenover andere initiatieven die de vrede bevorderen. Wij staan positief tegenover alles wat de vrede in de wereld bevordert. Laat ons echter niet uit het oog verliezen dat wij, heiligen der laatste dagen, mijns inziens, meer invloed op de wereldvrede kunnen hebben dan enige andere instelling. Daarvoor moeten we ons echter wel verenigen, de Heer eensgezind dienen en de woorden van het eeuwige leven onder de naties verkondigen. Ik kan mij geheel vinden in het idee dat is geopperd dat de Heer vele instellingen gebruikt. Zijn werk beperkt zich niet tot de heiligen der laatste dagen, want Hij heeft velen buiten de kerk in zijn dienst geroepen, hen met macht begiftigd en geïnspireerd om zijn werk te doen. […] Laat ons, broeders en zusters, echter niet uit het oog verliezen dat wij veel goeds tot stand moeten brengen. Wij zijn het die de waarheid verbreiden en vrede vestigen onder alle naties, geslachten, talen en volken. […] Onze opdracht was en is: ‘Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij.’ [Zie LV 33:10.]

We moeten doorgaan tot alle rechtschapenen zijn vergaderd, tot alle mensen zijn gewaarschuwd, tot wie het willen horen zullen horen en wie het niet willen horen ook zullen horen. Want de Heer heeft verklaard dat er geen ziel zal zijn die niet zal horen en geen hart dat niet zal worden doordrongen [zie LV 1:2]. Zijn woord zal voortgaan, of dat nu door zijn ouderlingen wordt gedaan of door andere middelen, dat doet er niet toe, maar op zijn eigen tijd zal Hij zijn werk in gerechtigheid verkorten. Hij zal zijn waarheid vestigen, Hij zal komen en op aarde regeren.21

We respecteren alle andere kinderen van onze Vader, tot welke sekte, groepering of genootschap zij ook mogen behoren. Wij willen niets anders dan hun het grotere licht en de meerdere kennis brengen die ons door openbaring ten deel zijn gevallen, zodat zij met ons de grote zegeningen van het herstelde evangelie beërven.

Maar wij hebben het heilsplan, wij verbreiden het evangelie, en het evangelie is de enige hoop voor de wereld, de enige weg die vrede op aarde brengt en de misstanden corrigeert die in alle naties bestaan.22

We weten dat als mensen bereid zijn om geloof in Christus te hebben, zich van hun zonden bekeren, zich in de waters van de doop verbinden om zijn geboden te onderhouden en daarna door handoplegging de Heilige Geest ontvangen van wie daartoe geroepen en geordend zijn — en als zij daarna de geboden blijven onderhouden — zij in dit leven vrede zullen hebben en eeuwig leven in de toekomende wereld [zie LV 59:23].23

Er is geen remedie voor de kwalen van de wereld, behalve het evangelie van de Heer Jezus Christus. Onze hoop op vrede, op stoffelijke en geestelijke voorspoed, op de uiteindelijke erfenis in het koninkrijk Gods putten we alleen uit het herstelde evangelie. Niets is — waarmee wij ons ook bezighouden — zo belangrijk als de prediking van het evangelie en de vestiging van de kerk en het koninkrijk Gods op aarde.24

Ideeën voor studie en onderwijs

Vragen

  • Overweeg hoe Joseph Fielding Smith reageerde op de struikelblokken waarmee hij als voltijdzendeling werd geconfronteerd (zie ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’). Hoe zou zijn voorbeeld van invloed kunnen zijn op uw kerkwerk?

  • Overweeg de zegen van het proeven van ‘de vruchten van het evangelie’ (paragraaf 1). Zijn er mensen aan wie u deze ‘vruchten’ kunt aanbieden?

  • Hoe kan datgene wat president Smith in paragraaf 2 zegt ons het evangelie helpen uitdragen?

  • President Smith zegt dat de kerk meer voltijdzendelingen, inclusief ‘oudere echtparen’, nodig heeft (paragraaf 3). Wat kunnen we doen om jongeren op een zending voor te bereiden? Wat kunt u doen om uzelf op een zending voor te bereiden?

  • Op welke manieren kunnen onze woorden en daden het evangelie duidelijk en eenvoudig overbrengen? (Zie paragraaf 4.) Wanneer hebt u hierbij de leiding van de Heilige Geest gevoeld?

  • Welke leringen in paragraaf 5 vindt u in het bijzonder inspirerend? Wat voor gevoelens brengt de gedachte bij u teweeg dat u anderen over ‘de enige hoop van de wereld, de enige manier om vrede op aarde tot stand te brengen’ kunt vertellen?

Relevante Schriftteksten

Matteüs 24:14; Marcus 16:15; 1 Nephi 13:37; 2 Nephi 2:6–8; 3 Nephi 12:13–16; LV 1:17–24; 4; 50:13–14; 88:81; 133:57–58

Onderwijstip

Voordat u iemand iets uit de leringen van president Smith laat voorlezen, vraagt u de andere deelnemers aan de les om te ‘luisteren en op specifieke beginselen en ideeën te letten. Als een bepaald gedeelte veel ongebruikelijke of moeilijke woorden bevat, legt u deze voordat de passage wordt voorgelezen uit. Als iemand in de klas moeite met lezen heeft, vraag dan om vrijwilligers in plaats van iedereen om de beurt te laten voorlezen.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 56.)

Noten

  1. Joseph Fielding Smith in een brief aan Louie Shurtliff Smith. In: Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith (1972), pp. 114–115.

  2. Joseph Fielding Smith in een brief aan Louie Shurtliff Smith. In: The Life of Joseph Fielding Smith, p. 102.

  3. Zie The Life of Joseph Fielding Smith, p. 91.

  4. Journal of Joseph Fielding Smith, 30 april 1901, bibliotheek voor kerkgeschiedenis.

  5. Zie Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 85.

  6. Zie Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 176.

  7. ‘I Know That My Redeemer Liveth’, Ensign, december 1971, p. 26–27.

  8. ‘A Witness and a Blessing’, Ensign, juni 1971, pp. 109–110.

  9. ‘Out of the Darkness’, Ensign, juni 1971, p. 4.

  10. Seek Ye Earnestly, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr. (1966), pp. 27–28.

  11. In: Conference Report, oktober 1970, pp. 5–6.

  12. In: Conference Report, oktober 1944, p. 50; zie ook Doctrines of Salvation, Bruce R. McConkie (red.), 3 delen. (1954–1956), 1:308.

  13. In: Conference Report, april 1921, p. 42.

  14. In: Conference Report, april 1923, p. 139.

  15. In: Conference Report, oktober 1933, pp. 62–63.

  16. In: Conference Report, april 1951, p. 153.

  17. Zie Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 176.

  18. In: Conference Report, april 1953, pp. 19–20.

  19. In: Conference Report, Oct. 1970, 7; zie ook Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 330.

  20. In: Conference Report, oktober 1970, p. 5.

  21. In: Conference Report, oktober 1919, pp. 89–90.

  22. ‘To the Saints in Great Britain’, Ensign, september 1971, pp. 3–4.

  23. In: Conference Report, oktober 1970, p. 7.

  24. ‘Counsel to the Saints and to the World’, Ensign, juli 1972, p. 27.