Hoofdstuk 2
Onze Heiland, Jezus Christus
‘Laat het u nu en altijd duidelijk voor de geest staan, dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, die in de wereld is gekomen om zijn leven neer te leggen opdat wij zullen leven. Dat is de waarheid, en die is fundamenteel. Daarop bouwen wij ons geloof.’
Uit het leven van Joseph Fielding Smith
Als apostel was president Joseph Fielding Smith getrouw aan zijn roeping om een van de ‘bijzondere getuigen van de naam van Christus in de gehele wereld’ (LV 107:23) te zijn. Hij heeft gezegd: ‘Ik probeer Hem, onze Verlosser, meer dan al het andere lief te hebben. Dat is mijn plicht. Ik reis door dit hele land als een van zijn bijzondere getuigen. Ik zou geen bijzondere getuige van Jezus Christus kunnen zijn als ik niet de absolute en positieve kennis bezat dat Hij de Zoon van God en de Verlosser van de wereld is.’1
Als vader was president Smith net zo toegewijd aan zijn plicht om van de Heiland te getuigen. Op 18 juli 1948 stuurde hij een brief aan zijn zoons Douglas en Milton, die beiden een voltijdzending vervulden. Hij schreef:
‘Soms zit ik in de Schrift te lezen en dan denk ik na over de zending van onze Heer en wat Hij voor mij gedaan heeft. En als ik die gevoelens heb, dan denk ik bij mijzelf: ik wil Hem niet ontrouw zijn. Hij heeft mij volmaakt lief, zoals Hij alle mensen lief heeft, vooral wie Hem dienen, en ik moet Hem liefhebben zoveel ik kan, zelfs als mijn liefde onvolmaakt is en dat eigenlijk niet zo hoort te zijn. Zijn liefde is verbazingwekkend. Ik leef niet in de tijd van de Heiland; Hij heeft mij niet bezocht. Ik heb Hem niet gezien. Zijn Vader en Hij hebben het tot nu toe niet nodig geacht om mij die grote zegen te schenken. Maar het is ook niet nodig. Ik heb zijn nabijheid gevoeld. Ik weet dat de Heilige Geest mijn verstand verlicht heeft en Hem aan mij heeft geopenbaard. Daarom heb ik mijn Verlosser lief. Ik hoop dat die openbaringen waar zijn en ik voel dat ze waar zijn. Ik hoop en voel dat meer dan wat ook in mijn leven. Ik zou niet anders willen. Ik wil Hem trouw zijn. Ik weet dat Hij voor mij, voor jou en voor alle mensen is gestorven, opdat we door de opstanding weer zullen leven. Ik weet dat Hij is gestorven, zodat ik vergeving van mijn dwaasheden en zonden kan krijgen en kan worden gereinigd. Wat een verbazingwekkende liefde. Hoe zou ik mijn Verlosser, met dit in gedachten, niet kunnen liefhebben. Ik wil dat mijn jongens in het zendingsveld er hetzelfde over voelen als ik. Ik wil dat mijn kinderen en kleinkinderen er hetzelfde over voelen en nooit zullen afdwalen van het pad van de waarheid en gerechtigheid.’2
Een van de zoons van president Smith vertelde eens:
‘Wij hebben hem in onze kindertijd zo vaak horen zeggen: “Als de mensen in de wereld slechts zouden begrijpen welke lasten, kwellingen en zonden de Heer voor ons op Zich heeft genomen.” En telkens als hij dat zei, kreeg hij tranen in zijn ogen.
‘[Eens] was ik alleen met mijn vader in zijn studeerkamer. Ik zag dat hij in diepe overpeinzing was. Ik wilde de stilte niet verbreken, maar uiteindelijk sprak hij. “O, mijn zoon, wat had ik graag gewild dat je er afgelopen donderdag bij had kunnen zijn toen ik met de autoriteiten in de tempel vergaderde. O, als je hen eens had kunnen horen getuigen van de liefde die ze voor hun Heer en Heiland, Jezus Christus, voelen!” Toen boog hij zijn hoofd en biggelden de tranen langs zijn wangen, die op zijn overhemd vielen. Daarna, na een lange stilte, zei hij, zijn hoofd nog steeds gebogen, hoewel hij het op en neer bewoog: “O, wat hou ik veel van mijn Heer en Heiland, Jezus Christus!”’3
Leringen van Joseph Fielding Smith
1
Jezus Christus is de eniggeboren Zoon van God en de Heiland van de wereld.
Ik zeg u, zo duidelijk en krachtig als ik maar kan, dat we in Christus geloven. Wij accepteren Hem zonder enig voorbehoud als de Zoon van God en de Heiland van de wereld.4
Wij weten dat het heil in Christus is, dat Hij de eniggeboren Zoon van de eeuwige Vader is. Hij is in de hemelse raden gekozen en geordend om de oneindige en eeuwige verzoening tot stand te brengen. Hij is in de wereld geboren als de Zoon van God. Hij heeft met zijn evangelie eeuwig leven en onsterfelijkheid gebracht.
Wij geloven met volmaakte zekerheid dat Christus is gekomen om de mens van de stoffelijke en geestelijke dood te bevrijden, die in de wereld zijn gekomen door de val van Adam. Hij heeft de zonden van alle mensen op Zich genomen op voorwaarde van bekering. […]
Wij geloven dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered [zie 2 Nephi 25:23]. Alle mensen moeten, zich beroepend op de verzoening van Christus, met vrees en beven voor God aan hun heil werken [zie Filippenzen 2:12; Mormon 9:27].5
Het verschil tussen de Heiland en ons is dat onze vaders sterfelijk waren en daarom aan de dood onderworpen waren. Onze Heiland had geen sterfelijke Vader en daarom was de dood aan Hem onderworpen. Hij had de macht om zijn leven neer te leggen en het opnieuw op te nemen [zie Johannes 10:17–18]. Wij hebben niet de macht om ons leven neer te leggen en het opnieuw op te nemen. Wij ontvangen het eeuwige leven dankzij de verzoening van Christus, door de opstanding uit de dood en gehoorzaamheid aan de beginselen van het evangelie.6
Hij is inderdaad de eniggeboren Zoon van God. Hij heeft ons, door zijn genade en de genade van zijn Vader — en op voorwaarde van onze bekering — van zonde gered. We weten dat Hij uit de dood is opgestaan, dat Hij is opgevaren naar omhoog, gevangenen heeft weggevoerd [zie Psalmen 68:19] en de oorzaak van eeuwig heil is geworden voor allen die in Hem geloven, zich bekeren van hun zonden en Hem accepteren als de Verlosser van de wereld [zie Hebreeën 5:9]. Er hoeft onder de heiligen der laatste dagen over deze zaken geen twijfel te bestaan.7
Hoewel mensen met plannen kunnen komen, theorieën kunnen aanhangen, vreemde werken kunnen introduceren en vele eigenaardige leringen kunnen verzinnen en verkondigen, is deze éne leer van fundamenteel belang: dat alle waarheid zich in en op de Heer Jezus Christus, de Verlosser van de wereld, concentreert. Van die leer zullen wij niet afwijken. Wij accepteren Hem als de eniggeboren Zoon van de Vader in het vlees, de enige die in dit leven een onsterfelijke Vader had. Vanwege zijn geboorterecht en de omstandigheden rond zijn komst naar de aarde werd Hij de Verlosser van het mensdom. Doordat zijn bloed vloeide, hebben wij de kans om in de tegenwoordigheid van de Vader terug te keren, op voorwaarde dat we ons bekeren en het grote verlossingsplan accepteren dat Hij uitvoert.8
Wij getuigen dat het evangelie van Jezus Christus het heilsplan is en dat alle mensen dankzij zijn zoenoffer onsterfelijk zullen worden, om geoordeeld te worden naar de daden die zij in dit leven hebben gedaan. Wie geloven en de evangeliewet volledig gehoorzamen, zullen bovendien het eeuwige leven in het koninkrijk van onze Vader beërven.9
2
Wij worden de zoons en dochters van Jezus Christus door zijn verzoening te aanvaarden en ons ertoe te verbinden Hem gehoorzaam te zijn.
Onze Vader in de hemel is de Vader van Jezus Christus, zowel in de geest als in het vlees. Onze Heiland is de Eerstgeborene in de geest en de Eniggeborene in het vlees.10
Hij [Jezus Christus] is onze oudste Broer, die door de Vader werd geëerd met de volheid van gezag en macht als lid van het hoogste Presidium: de Vader, Zoon en Heilige Geest.11
In onze Schriften staat dat Jezus Christus zowel de Vader als de Zoon is. De eenvoudige waarheid is dat Hij door zijn geboorte de Zoon van God is, zowel in de geest als in het vlees. De Vader is Hij wegens het werk dat Hij heeft volbracht.12
De Heiland wordt onze Vader, in de zin waarin deze term in de Schriften wordt gebruikt, omdat Hij ons het leven — het eeuwige leven — biedt door het zoenoffer dat Hij voor ons heeft gebracht. In de geweldige toespraak van koning Benjamin staat het volgende: ‘En nu, wegens het verbond dat gij hebt gesloten, zult gij de kinderen van Christus worden genoemd, zijn zonen en zijn dochters; want zie, heden heeft Hij u geestelijk verwekt; want gij zegt dat uw hart door geloof in zijn naam is veranderd; daarom zijt gij uit Hem geboren en zijn zonen en zijn dochters geworden.’ [Mosiah 5:7; zie ook de verzen 8–11.]
Wij worden dus de kinderen, de zoons en dochters, van Jezus Christus door ons ertoe te verbinden Hem gehoorzaam te zijn. Door zijn goddelijk gezag en offer aan het kruis worden wij geestelijk gewonnen zoons en dochters, en is Hij onze Vader.13
Evenals de Nephieten in de dagen van koning Benjamin hebben ook de heiligen der laatste dagen de naam van Christus op zich genomen [zie Mosiah 5:1–9; 6:1–2]. Elke week in de avondmaalsdienst, zoals ons geboden is, nemen we zijn naam op ons om Hem altijd indachtig te zijn, en dat is waartoe de Nephieten zich verbonden.14
3
De Heiland heeft Zich in deze bedeling geopenbaard en ieder van ons kan een blijvend getuigenis van Hem hebben.
Wij accepteren Jezus als de Verlosser van de wereld. We weten […] dat Hij Zichzelf in deze bedeling heeft geopenbaard. Wij zijn niet afhankelijk van het getuigenis van […] de gezegende volgelingen die in zijn tijd leefden en met Hem spraken, en aan wie Hij na zijn opstanding is verschenen. We hebben getuigen die in onze tijd leefden, die Hem hebben gezien, die wisten dat Hij leeft en van dit feit tot ons en tot de wereld hebben getuigd. We weten dat hun getuigenis waar is. Joseph Smith was niet de enige in deze bedeling die van de zending van Jezus Christus heeft getuigd, want de Heer heeft andere getuigen verwekt die, met de profeet Joseph Smith, de Verlosser hebben gezien, onderricht van Hem hebben gekregen en Hem, omringd door heilige engelen, aan de rechterhand van de Vader hebben zien zitten. Zij hebben ons hun getuigenis gegeven, dat in de wereld van kracht zal zijn en een oordeel in zich houdt voor allen die er geen acht op slaan.
Toch zijn we als lid van deze kerk niet afhankelijk van het getuigenis van Joseph Smith, Oliver Cowdery, Sidney Rigdon of wie dan ook, die in deze bedeling wonderbaarlijke openbaringen en visioenen van de Heer hebben gekregen, waardoor zij wisten dat Jezus leeft en de Verlosser van de wereld is. Eenieder die het evangelie naleeft, ontvangt van de Geest van de Heer op persoonlijke wijze een getuigenis. Als we overeenkomstig de waarheid leven na onze doop voor de vergeving van onze zonden en onze bevestiging door handoplegging voor de gave van de Heilige Geest, openbaart de Heer aan ieder van ons persoonlijk dat die dingen waar zijn. Wij zijn niet afhankelijk van het getuigenis van iemand anders voor deze kennis, want we weten door de Geest dat Jezus de Christus is, de Verlosser van de wereld.15
Als er iets is wat u en mij, meer dan wat ook, vreugde en vrede brengt, dan is dat het blijvende getuigenis dat u en ik hebben, dat Jezus Christus de Zoon van God is. Die waarheid zal nooit veranderen. Mensen kunnen haar onder vuur nemen, ze kunnen er de spot mee drijven, ze kunnen verklaren dat Hij niet de Verlosser van de wereld is of dat Hij zijn zending niet heeft volbracht. Ze kunnen zeggen dat zijn vergoten bloed er niet voor zorgt dat mensen vergeving van hun zonden krijgen of dat bekering niet nodig is. Zij kunnen weigeren te geloven dat de mens uit de dood zal opstaan of dat Christus zelf is opgestaan, zoals de Schrift verklaart, na door zijn vijanden te zijn gedood. Dan nog houdt die waarheid stand. Hij is voor de zonden van de wereld gestorven. Hij heeft de dood tenietgedaan. Hij heeft de mens de mogelijkheid geboden zich te bekeren en vergeving van zonden te krijgen door in Hem en zijn zending te geloven en de beginselen van het evangelie te aanvaarden. Dat zijn fundamentele waarheden, die stand zullen houden. Ze kunnen niet worden vernietigd, wat de mensen ook mogen zeggen of denken.16
Laat het u nu en altijd duidelijk voor de geest staan, dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, die in de wereld is gekomen om zijn leven neer te leggen opdat wij zullen leven. Dat is de waarheid, en die is fundamenteel. Daarop bouwen wij ons geloof.17
4
Ieder van ons behoort het leven van Jezus Christus tot voorbeeld te nemen.
Het grootste voorbeeld dat de mens ooit heeft gehad is het voorbeeld van de Zoon van God zelf. Zijn leven was volmaakt. Hij deed alles goed en kon daardoor tegen alle mensen zeggen: ‘Volgt Mij’ [2 Nephi 31:10]. Daarom behoren we zijn leven tot voorbeeld te nemen.
Ik zal u een voorbeeld uit zijn leven geven. Hij leerde de mensen hoe ze moesten bidden en zei toen: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij moet altijd waken en bidden, opdat gij niet door de duivel wordt verzocht en gevankelijk door hem wordt weggevoerd. En zoals Ik onder u heb gebeden, zo zult gij bidden in mijn kerk, onder mijn volk dat zich bekeert en zich in mijn naam laat dopen. Zie, Ik ben het licht; Ik heb u een voorbeeld gegeven. […] Welnu, houdt uw licht omhoog, opdat het voor de wereld zal schijnen. Zie, Ik ben het licht dat gij omhoog zult houden — dat wat gij Mij hebt zien doen. […]’ [3 Nephi 18:15–16, 24.]
Misschien heeft Hij in dit verband wel de beste raad aan zijn Nephitische discipelen gegeven. ‘Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn?’, vroeg Hij, waarna Hij dit antwoord gaf: ‘Voorwaar, Ik zeg u, zoals Ik ben.’ [3 Nephi 27:27.]18
We moeten in Christus geloven en zijn leven tot voorbeeld nemen. We moeten ons laten dopen zoals Hij Zich heeft laten dopen. We moeten de Vader aanbidden zoals Hij dat heeft gedaan. We moeten de wil van de Vader doen zoals Hij dat heeft gedaan. We moeten het goede doen en rechtvaardige werken doen zoals Hij dat heeft gedaan. Hij is ons voorbeeld, het grote Prototype van heil.19
Als u voor een probleem staat en u een beslissing moet nemen, stel uzelf dan de vraag: ‘Wat zou Jezus doen?’ En doe vervolgens wat Hij zou doen.
U kunt de vreugde van zijn nabijheid voelen en u elke dag van uw leven door zijn inspiratie laten leiden als u die zoekt en die waardig bent. De liefde van Jezus en de troostende kracht van zijn Heilige Geest kunnen net zo werkelijk voor u zijn als ze waren voor de kinderen die naar Hem toekwamen toen Hij op aarde was.20
Ik zeg u dat wie zijn voorbeeld volgen, zoals Hij zullen worden en met Hem zullen worden verheerlijkt in het koninkrijk van zijn Vader, om eer, macht en gezag te beërven. Tot bepaalde Nephitische discipelen die Hem met volmaakt voornemen des harten volgden, zei Hij: ‘[…] gij zult zijn zoals Ik ben, en Ik ben zoals de Vader; en de Vader en Ik zijn één.’ [3 Nephi 28:10.] […]
Ik bid dat we allemaal in zijn voetstappen treden en zijn geboden onderhouden, zodat we zoals Hij worden. Dat is mijn verlangen. Ik hoop ook uw verlangen.21
Ideeën voor studie en onderwijs
Vragen
-
Hoe denkt u dat president Smiths kinderen zijn beïnvloed door zijn getuigenis en zijn liefde voor de Heiland? (Zie ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’.) Overweeg wat u kunt doen om uw liefde voor de Heiland toe te laten nemen en uw getuigenis van Hem te geven.
-
President Smith zegt ‘dat alle waarheid zich in en op de Heer Jezus Christus, de Verlosser van de wereld, concentreert’ (paragraaf 1). Hoe kan deze waarheid uw leven zoal beïnvloeden? Hoe beïnvloedt zij ons gezin?
-
Op welke wijze dragen de leringen in paragraaf 2 bij aan uw band met de Heiland? Wat betekent het voor u om de naam van Christus op u te nemen?
-
President Smith waarschuwt dat sommige mensen de waarheid omtrent Jezus Christus en zijn verzoening zullen aanvallen en bespotten (zie paragraaf 3). Hoe kunnen we ons getuigenis versterken, zodat we bestand zijn tegen zulke aanvallen? Hoe kunnen ouders het getuigenis van hun kinderen helpen versterken?
-
Overweeg president Smiths raad om u af te vragen wat Jezus zou doen? (Paragraaf 4). Wat kunnen we specifiek doen om het leven van Jezus Christus tot voorbeeld van ons leven te nemen? Hoe kunnen we door Hem tot voorbeeld te nemen anderen ten goede beïnvloeden?
Relevante Schriftteksten
Johannes 14:6; 1 Nephi 10:6; Mosiah 3:5–7; Helaman 5:12; 3 Nephi 11:3–7; LV 34:1–3; 76:22–24; Geschiedenis van Joseph Smith 1:17
Onderwijstip
‘[Weersta] de verleiding om te veel stof te willen behandelen. (…) [Bedenk] dat we mensen onderwijzen en niet zozeer een onderwerp behandelen; en (…) dat elk lesschema dat ik tot dusver onder ogen heb gekregen veel meer stof aandraagt dan we ooit in de les kunnen behandelen.’ (Jeffrey R. Holland, ‘Onderwijzen en leren in de kerk’, Liahona, juni 2007, p. 59.)