Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 17: De verzegelbevoegdheid en de tempelzegeningen


Hoofdstuk 17

De verzegelbevoegdheid en de tempelzegeningen

‘Elia is naar de aarde gekomen […] om de volheid van het priesterschapsgezag te herstellen. Dit priesterschap draagt de sleutels in zich waarmee we alle verordeningen en beginselen voor het heil van de mens op aarde en in de hemel binden en verzegelen.’

Uit het leven van Joseph Fielding Smith

In 1902 reisde Joseph Fielding Smith naar de staat Massachusetts, waar hij gegevens vond over zijn voorouders aan zijn vaders kant van de familie. Terwijl hij daar was, ontmoette hij de genealoog Sidney Perley. De heer Perley zei tegen hem: ‘Het is mijn ambitie, als het mij gegeven is, om de documenten van iedereen die vóór 1700 in Essex County zijn komen wonen, uit te zoeken.’

President Smith zou later zeggen: ‘Ik zei tegen hem: “Meneer Perley, dan hebt u nog heel wat werk te doen, is het niet?” Hij antwoordde: “Ja, en ik ben bang dat ik het niet af zal krijgen.” Toen vroeg ik hem: “Waarom doet u dit werk?” Hij dacht een ogenblik na, keek nogal verbaasd en antwoordde: “Ik weet niet waarom, maar ik ben ermee begonnen en ik kan er niet mee ophouden.” Ik zei: “Ik zou u kunnen vertellen waarom u dit werk doet en waarom u er niet mee kunt ophouden, maar als ik dat deed, zou u mij niet geloven en mij uitlachen.”

‘“Och,” zei hij, “dat weet ik niet. Als u het weet, zal ik er zeker naar luisteren.” Toen legde ik hem de profetie over de komst van Elia uit en dat die belofte op 3 april 1836 in de Kirtlandtempel in vervulling was gegaan, toen hij aan de profeet Joseph Smith en Oliver Cowdery was verschenen. Veel mensen hadden hun hart op de doden gericht en waren met genealogisch onderzoek begonnen, ter vervulling van deze grote belofte dat Elia vóór de wederkomst zou komen, zodat de aarde niet met een ban zou worden geslagen. De kinderen richten nu hun hart op hun vaders en doen het verordeningswerk voor de doden, zodat de doden kans op verlossing hebben en tot het koninkrijk van God kunnen worden toegelaten.

‘Toen ik klaar was, lachte hij en zei: “Dat is een heel mooi verhaal, maar ik geloof het niet.” Hij gaf echter wel toe dat er iets was dat hem ertoe bracht om zijn onderzoek voort te zetten en dat hij er niet mee kon ophouden. Ik heb vele anderen gesproken die ermee waren begonnen en er niet mee konden ophouden, mannen en vrouwen die geen lid van de kerk waren. Daarom zijn er tegenwoordig duizenden mensen die zich bezighouden met genealogisch onderzoek. Wat ze niet weten is dat wij die documenten kunnen gebruiken om in onze tempels het werk voor de doden te doen.’1

President Smith verklaarde dat familiegeschiedenis meer inhoudt dan namen, datums en plaatsen opzoeken en verhalen verzamelen. Het gaat om de tempelverordeningen die gezinnen voor eeuwig verbinden, om getrouwe mensen uit alle geslachten te verzegelen en in Gods gezin te brengen. ‘Ouders moeten zich aan elkaar laten verzegelen en kinderen aan hun ouders om de zegeningen van het celestiale koninkrijk te ontvangen’, zei hij. ‘Daarom hangen ons eeuwig heil en onze eeuwige vooruitgang af van het heil van onze waardige doden, met wie we in gezinsverband moeten worden verbonden. Dat kan alleen maar in tempels worden gedaan.’2 Voordat hij de Ogdentempel (Utah, VS) inwijdde zei hij: ‘Ik wil u herinneren aan wat wij in werkelijkheid doen wanneer wij een huis des Heren inwijden, namelijk onszelf toewijden aan de dienst des Heren, met een verbond dat we het huis zullen gebruiken zoals Hij wil dat het wordt gebruikt.’3

Leringen van Joseph Fielding Smith

1

Elia herstelde de bevoegdheid om op aarde en in de hemel te verzegelen of te binden.

Maleachi, de laatste profeet van het Oude Testament besloot zijn voorspellingen met deze woorden:

‘Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt.

Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.’ (Maleachi 4:5–6.)

Ik vind het heel gepast dat de laatste van de oude profeten zijn woorden met een belofte aan toekomende generaties eindigt; en dat hij in die belofte een tijd voorspelt dat voorbije bedelingen aan toekomende zullen worden gekoppeld. […]

Dankzij de Nephitische profeet Moroni, die op 21 september 1823 aan Joseph Smith verscheen, hebben we een veel duidelijker interpretatie van de woorden van Maleachi. De engel haalde die als volgt aan:

‘Zie, Ik zal u het priesterschap openbaren, door de hand van de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt.

‘En hij zal in het hart der kinderen de aan de vaderen gedane beloften planten, en het hart der kinderen zal zich tot hun vaderen wenden.

‘Indien het niet zo ware, zou de ganse aarde bij zijn komst volslagen worden verwoest.’ (LV 2:1–3.)

Moroni liet Joseph Smith weten dat die voorspelling spoedig in vervulling zou gaan. Die vervulling vond twaalf jaar later plaats, op 3 april 1836. Op die dag verscheen Elia in de Kirtlandtempel aan Joseph Smith en Oliver Cowdery. Daar verleende hij hun […] de bevoegdheid om op aarde en in de hemel te binden ofwel te verzegelen. De sleutels van dit priesterschap waren in het bezit van Elia, aan wie God macht over zowel de natuur als de mens had gegeven, met de bevoegdheid om alle verordeningen die met de volheid van eeuwig heil verband houden voor tijd en eeuwigheid op de getrouwen te verzegelen.4

Sommige leden van de kerk denken ten onrechte dat Elia met de sleutels van de doop voor de doden of het heil voor de doden kwam. Elia’s sleutels waren veel uitgebreider. Het waren de sleutels tot verzegelen, en die sleutels tot verzegelen houden verband met de levenden en sluiten de doden in die zich bekeren.5

Elia is uit de hemel gekomen om de volheid van het priesterschapsgezag te herstellen. Hij verleende het aan profeten op aarde, die daar door de Heer naar behoren toe waren gemachtigd. Dit priesterschap draagt de sleutels in zich waarmee we alle verordeningen en beginselen voor het heil van de mens op aarde en in de hemel binden en verzegelen, zodat die van kracht zijn in het celestiale koninkrijk van God. […]

Het is krachtens deze bevoegdheid dat die verordeningen in de tempels voor zowel de levenden als de doden worden verricht. Het is deze bevoegdheid die man en vrouw voor eeuwig bindt als zij een huwelijk volgens het eeuwige plan aangaan. Het is deze bevoegdheid die ouders niet alleen voor dit leven maar voor eeuwig recht geeft op het ouderschap over hun kinderen, en die het gezin in het koninkrijk Gods eeuwig maakt.6

2

De herstelling van de verzegelbevoegdheid redt de aarde van een volslagen verwoesting bij de wederkomst van Jezus Christus.

Als Elia niet was gekomen zou, zo begrijpen wij, al het werk dat in vroeger tijden verricht was weinig baten, omdat de Heer had gezegd dat de gehele aarde onder die omstandigheden bij zijn komst zou worden verwoest. Daarom was zijn zending van enorme betekenis voor de wereld. Het gaat niet alleen om de doop voor de doden, maar ook om de verzegeling van ouders, en van kinderen aan ouders, zodat er een ‘volledige en volmaakte eenwording en versmelting van bedelingen en sleutels en machten en heerlijkheden’ vanaf het begin tot aan het eind der tijden zou zijn [zie LV 128:18]. Als deze verzegelbevoegdheid niet op aarde was dan zou er op de dag dat de Heer komt verwarring heersen en zou er wanorde in plaats van orde zijn. Dat kan uiteraard niet, want in het koninkrijk Gods wordt alles door volmaakte wetgeving bestuurd en geregeld.7

Waarom zou de aarde worden verwoest? Eenvoudig omdat wij zonder de verbindende schakel tussen de vaders en de kinderen — wat het werk voor de doden is — allen worden verworpen. Dan zouden alle werken Gods mislukken en teniet worden gedaan. Dergelijke omstandigheden zullen zich uiteraard niet voordoen.8

De herstelling van de [verzegel]bevoegdheid is de zuurdesem die de aarde van een volslagen verwoesting redt bij de wederkomst van Jezus Christus. Als deze waarheid ons kristalhelder voor ogen staat, valt het ons niet moeilijk in te zien dat er slechts verwarring en onheil zou zijn als Christus kwam en de verzegelbevoegdheid ontbrak.9

3

Ter voorbereiding op het hoogste heil moeten we door middel van de verzegelbevoegdheid tempelverordeningen ontvangen.

De Heer [schenkt] ons voorrechten en zegeningen, en de mogelijkheid om voor ons heil verbonden aan te gaan en verordeningen te ondergaan. Dat gaat verder dan wat er in de wereld wordt gepredikt, verder dan de beginselen van geloof in de Heer Jezus Christus, bekering van zonde, doop tot vergeving van zonden en handoplegging voor de gave van de Heilige Geest. Die hogere beginselen en verbonden kunnen we alleen in de tempel van God ontvangen.10

Het tempelwerk is zo nauw verweven met het heilsplan dat het een niet zonder het ander kan bestaan. Met andere woorden, er kan geen sprake zijn van eeuwig heil zonder de verordeningen die eigen zijn aan de tempel.11

Duizenden heiligen der laatste dagen zijn […] bereid de kerkdiensten bij te wonen. Ze zijn bereid hun tiende te betalen en hun vaste kerkplichten na te komen, maar ze lijken niet in te zien hoe belangrijk het is om in de tempel van de Heer de zegeningen te ontvangen die hun de verhoging zullen brengen. Dat is vreemd. Ze lijken tevreden te zijn met wat het leven hun brengt zonder hun voordeel te doen met wat hun wordt aangeboden, zonder de noodzakelijke verbonden te ontvangen die hen als zoons en dochters Gods in zijn tegenwoordigheid zullen terugbrengen.12

Als u het hoogste heil wilt, dat wil zeggen, de verhoging in het koninkrijk van God, […] dient u naar de tempel van de Heer te gaan en de heilige verordeningen te ontvangen die eigen aan dat huis zijn en die u nergens anders kunt ontvangen. Niemand — man noch vrouw — zal de volheid van de eeuwigheid, van de verhoging, alleen ontvangen. Man en vrouw zullen echter wel, als zij in de tempel van de Heer aan elkaar zijn verzegeld, samen hun verhoging ingaan, zich verder ontwikkelen en worden zoals de Heer is. Daartoe is de mens bestemd, dat wenst de Heer voor zijn kinderen.13

Noot: In hoofdstuk 18 van dit boek leest u welke hoopvolle belofte president Smith aan getrouwe mensen doet voor wie het onmogelijk is om alle verordeningen van de tempel in dit leven te ontvangen.

4

Dankzij de verzegelbevoegdheid kunnen we de heilsverordeningen verrichten voor de doden die deze niet hebben ontvangen.

Wie zijn de vaders over wie Maleachi spreekt en wie zijn de kinderen? De vaders zijn onze dode voorouders die zijn gestorven zonder dat zij van het evangelie wisten, maar aan wie de belofte was gedaan dat ze dat alsnog zouden horen. De kinderen leven nu en doen genealogisch onderzoek en verrichten de verordeningen plaatsvervangend in de tempel.14

A family at a computer.

Het hele gezin kan aan tempelwerk en familiehistorisch onderzoek meedoen.

Elia is met de sleutels tot verzegelen gekomen. Dat gaf ons de bevoegdheid om de doden hulp aan te bieden. Deze verzegelbevoegdheid is net zozeer bestemd voor de doden die zonder kennis van het evangelie zijn gestorven, maar die bereid zijn zich te bekeren en het evangelie te ontvangen, als voor de levenden die zich bekeren.15

De Heer heeft beslist dat al zijn geestkinderen, alle mensen die op aarde hebben geleefd of nog zullen leven, een eerlijke en billijke kans zullen krijgen om de wetten van zijn eeuwige evangelie te geloven en te gehoorzamen. Wie de wet van het evangelie accepteren en zich eraan houden, met inbegrip van de doop en het celestiale huwelijk, zullen het eeuwige leven beërven.

Het is duidelijk dat tot dusver nog maar een klein deel van het mensdom de geopenbaarde waarheid van een van de ware dienstknechten van de Heer heeft gehoord. De Heer heeft in zijn wijsheid en gerechtigheid bepaald dat alle mensen die te horen krijgen. Petrus heeft gezegd:

‘Want daartoe is ook aan doden het evangelie gebracht, opdat zij wel, naar de mens, wat het vlees aangaat, zouden geoordeeld worden doch, naar God, wat de geest betreft, zouden leven.’ (1 Petrus 4:6.)

Wie in dit leven niet de kans hadden om naar de heilsboodschap te luisteren, maar die volledig hadden geaccepteerd als ze die kans wel hadden gehad — zij zullen die in de geestenwereld accepteren. Voor hen verrichten wij in de tempels de verordeningen. En zij zullen met ons erfgenamen van het eeuwig heil en het eeuwige leven worden.16

Het hart van de vaders tot de kinderen wenden en van de kinderen tot de vaders is de manier om de doden heil te brengen, door middel van het werk dat de kinderen plaatsvervangend voor hun vaders doen. Dat werk is in elk opzicht redelijk en consequent. Vaak heb ik uit de mond van tegenstanders van dit werk gehoord dat het onmogelijk is dat iemand als plaatsvervanger voor een ander optreedt. Wie zich aldus uitlaten, zien over het hoofd dat elke vorm van heilswerk plaatsvervangend werk is — Jezus Christus is de grote plaatsvervanger, die ons van de dood heeft verlost, omdat die niet onze schuld was. Ook heeft Hij ons van de schuld voor onze eigen zonden verlost, mits wij ons bekeren en het evangelie accepteren. Hij heeft dit op een oneindig grote schaal gedaan en heeft de leden van zijn kerk op grond van hetzelfde beginsel gedelegeerd gezag verleend om handelend voor de doden op te treden, die de heilsverordeningen niet voor zichzelf kunnen verrichten.17

Ik denk dat we soms te beperkt denken over het heil van de doden. Het is een vergissing om te denken dat de mensen voor wie wij in de tempel van de Heer werken dood zijn. We moeten in gedachten houden dat ze in leven zijn; wij treden slechts als plaatsvervanger voor hen op om hen de zegeningen te geven die ze hadden moeten en zouden hebben ontvangen als ze in een evangeliebedeling waren geboren. Vandaar dat iedere dode voor wie in de tempel wordt gewerkt ten tijde van de verordening als in leven wordt beschouwd.18

Deze leer — verlossing voor de doden — is een van de heerlijkste beginselen die God de mens ooit gegeven heeft. Op deze wijze wordt het evangelie aan alle mensen aangeboden. Zij bewijst dat God geen onderscheid tussen mensen maakt [zie Handelingen 10:34]. Zij bewijst onomstotelijk dat elke ziel kostbaar in zijn ogen is en dat alle mensen naar hun werken zullen worden geoordeeld.

Ik dank de Heer dat Hij zijn eeuwige evangelie in deze tijd heeft hersteld. Ik dank Hem voor de verzegelbevoegdheid die de profeet Elia op aarde heeft teruggebracht. Ik dank Hem voor het eeuwige gezin en voor het voorrecht om ons in zijn heilige tempel te laten verzegelen. Ik dank Hem voor het voorrecht om die zegeningen van de verzegeling daarna ter beschikking te stellen aan onze voorouders die zonder kennis van het evangelie zijn gestorven.19

5

Familiegeschiedenis en tempelwerk voor de doden zijn liefdewerken.

Er zijn veel goede, nederige mensen die zich in het leven soms veel gerief ontzegd hebben om gegevens te vinden en documenten voor te bereiden om het werk voor de doden te kunnen doen, zodat de gave van heil binnen hun bereik komt. Die liefdewerken zullen niet voor niets zijn, want allen die aan deze goede zaak hebben gewerkt, zullen schatten en rijkdommen in het celestiale koninkrijk van God vinden. Groot zal hun beloning zijn, ja, zo groot zelfs dat stervelingen er zich geen beeld van kunnen vormen.20

Er is geen werk in het evangelie dat onbaatzuchtiger is dan het werk voor onze doden in het huis des Heren. Wie voor de doden werken, willen daar geen aardse vergoeding of beloning voor. Het is, meer dan wat ook, een liefdewerk, dat in het hart van mensen ontspruit doordat zij deze heilsverordeningen getrouw en gestaag verrichten. Er is geen geldelijk gewin, maar er zal wel grote vreugde in de hemel zijn bij hen van wie wij het eeuwig heil mogelijk maken. Het is een werk dat de ziel van de mens verruimt, zijn blik ten aanzien van het welzijn van zijn medemens verbreedt en in zijn hart liefde voor alle kinderen van onze hemelse Vader zaait. Er is geen werk dat iemand meer leert zijn medemens lief te hebben dan het werk voor de doden in de tempel. Jezus had de wereld zo lief dat Hij bereid was Zichzelf voor zonde te offeren om de wereld te redden. Ook wij hebben, in geringe mate, het voorrecht om onze grote liefde voor Hem en onze medemensen te tonen door hun de zegeningen van het evangelie aan te bieden die ze zonder onze hulp niet kunnen ontvangen.21

6

Door het familiehistorisch werk en het tempelwerk verbinden wij een familie van generatie tot generatie.

De leer van de verlossing van de doden en het werk in de tempels bieden ons het schitterende vooruitzicht op de voortzetting van de gezinsband. We leren eruit dat de gezinsband niet bestemd is om te worden verbroken, dat man en vrouw tot in de laatste generatie voor eeuwig aanspraak op elkaar en op hun kinderen kunnen maken. Dan moeten ze zich echter wel aan elkaar laten verzegelen in de tempel van onze God. Alle contracten, verbintenissen, verplichtingen en overeenkomsten die de mens is overeengekomen zullen aflopen, maar de verplichtingen en overeenkomsten die in het huis des Heren zijn aangegaan, zullen bij getrouwheid eeuwig van kracht zijn [zie LV 132:7]. Deze leer geeft ons een duidelijker beeld van de plannen die de Heer met zijn kinderen heeft. Zij toont zijn overvloedige en onbeperkte barmhartigheid en liefde voor ieder die Hem gehoorzaamt, ja, zelfs voor wie opstandig zijn, want in zijn goedheid schenkt Hij zelfs hun grote zegeningen.22

Het evangelie van Jezus Christus leert ons dat de familie, voor zover het de celestiale verhoging betreft, oneindig zal zijn. De vader, moeder en kinderen uit de ene generatie zullen aan de vader, moeder en kinderen uit de volgende generatie verbonden zijn, en dat zal zich aldus uitbreiden en tot het einde van de tijd reiken.23

A father and son looking through a photo album at the Joseph Smith Memorial Building.

De verzegelbevoegdheid van het priesterschap ‘[bindt] man en vrouw voor eeuwig […] als zij een huwelijk volgens het eeuwige plan aangaan.’

Alle generaties vanaf de tijd van Adam tot het einde van de tijd moeten worden verbonden en verenigd. Gezinnen zullen worden verenigd en verbonden, ouders aan kinderen, kinderen aan ouders, de ene generatie aan de andere, totdat we verenigd zijn in één grote voortreffelijke familie, met Adam aan het hoofd, waar de Heer hem heeft geplaatst. We kunnen dus niet in het koninkrijk van God worden gered en verhoogd, tenzij we het verlangen hebben om dit werk voor onze doden te doen en uit te voeren voor zover dat in ons vermogen ligt. Dit is een glorierijke leer, een van de grote waarheidsbeginselen die aan de profeet Joseph Smith zijn geopenbaard. We dienen onze mogelijkheden te benutten en te bewijzen dat we God waardig en welgevallig zijn, zodat we die verhoging beërven en ons in het koninkrijk van God met onze verwanten en vrienden kunnen verheugen in die grote hereniging en samenkomst van de heiligen van de kerk van de Eerstgeborene, die zichzelf rein en onbesmet van de zonden van de wereld hebben bewaard.

Het is mijn gebed dat de Heer ons zegent en ons het verlangen schenkt om onze roeping groot te maken en Hem in al deze zaken getrouw te dienen.24

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Lees in ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’ president Smiths raad over ‘wat wij in werkelijkheid doen’ bij een tempelinwijding. Wat kunnen we doen om zijn raad op te volgen?

  • Hoe houden de leringen in paragraaf 1 verband met onze werkzaamheden voor onze overleden voorouders? Hoe hebben deze leringen betrekking op onze verstandhouding met levende familieleden?

  • Lees in paragraaf 2 president Smiths uitleg waarom de verzegelbevoegdheid ‘de aarde van een volkomen verwoesting ten tijde van de wederkomst van Jezus Christus [redt]’. Wat leren we daaruit over het belang van het gezin in het heilsplan?

  • Op welke manieren is het tempelwerk ‘nauw verweven met het heilspan’? (Zie paragraaf 3.) Hoe kan dit beginsel van invloed zijn op onze gevoelens over tempelwerk?

  • President Smith geeft ons de raad om wanneer we tempelwerk voor de doden doen aan hen te denken alsof ze in leven zijn (zie paragraaf 4) Wat betekent dat voor u? Hoe kan dit idee van invloed zijn op hoe wij in de tempel dienen?

  • Lees paragraaf 5 door en let op de zegeningen die we volgens president Smith krijgen als we familiehistorisch werk doen. Hoe heeft u gezien dat dit waar is?

  • Bestudeer paragraaf 6 en stel u voor hoe het moet zijn om u met uw voorouders te verheugen in de ‘grote hereniging’. Bedenk wat u kunt doen om uzelf en uw gezin op dat voorrecht voor te bereiden.

Relevante Schriftteksten

1 Korintiërs 15:29; LV 95:8; 97:15–16; 128:16–19

Onderwijstip

‘Als iemand een vraag stelt, overweeg dan anderen die vraag te laten beantwoorden. U kunt bijvoorbeeld zeggen: “Dat is een interessante vraag. Wat vinden jullie daarvan?” Of: “Kan iemand anders deze vraag beantwoorden?”’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 64.)

Noten

  1. In: Conference Report, april 1948, p. 134.

  2. ‘Salvation for the Dead’, Improvement Era februari 1917, p. 361; zie ook Doctrines of Salvation, Bruce R. McConkie (red.), drie delen. (1954–1956), 2:147.

  3. ‘Ogden Temple Dedicatory Prayer’, Ensign, maart 1972, p. 6.

  4. ‘The Coming of Elijah’, Ensign, januari 1972, pp. 2, 5.

  5. ‘The Keys of the Priesthood Restored’, Utah Genealogical and Historical Magazine, juli 1936, p. 100.

  6. ‘A Peculiar People: The Authority Elijah Restored’, Deseret News, 16 januari 1932, kerkkatern, p. 8; zie ook Doctrines of Salvation, 2:117.

  7. ‘Salvation for the Living and the Dead’, Relief Society Magazine, december 1918, pp. 677–678; zie ook Doctrines of Salvation, 2:121.

  8. Doctrines of Salvation, 2:122.

  9. ‘The Coming of Elijah’, 5.

  10. In: ‘Relief Society Conference Minutes’, Relief Society Magazine, augustus 1919, p. 466, zie ook Doctrines of Salvation, 2:40.

  11. ‘One Hundred Years of Progress’, Liahona: The Elders’ Journal, 15 april 1930, p. 520.

  12. ‘The Duties of the Priesthood in Temple Work’, Utah Genealogical and Historical Magazine, januari 1939, p. 4.

  13. ‘Elijah the Prophet and His Mission—IV’, Instructor, maart 1952, 67.

  14. ‘Salvation for the Dead’, Millennial Star, 8 december 1927, p. 775; zie ook Doctrines of Salvation, 2:127.

  15. ‘The Keys of the Priesthood Restored’, p. 101.

  16. Sealing Power and Salvation, Brigham Young University Speeches of the Year (12 januari 1971), p. 2–3; cursivering verwijderd.

  17. The Restoration of All Things (1945), pp. 174–175.

  18. ‘The Keys of the Priesthood Restored’, pp. 100–101.

  19. Sealing Power and Salvation, p. 3.

  20. ‘A Greeting’, Utah Genealogical and Historical Magazine, januari 1935, p. 5; zie ook Doctrines of Salvation, 2:180.

  21. ‘Salvation for the Dead’, Improvement Era, februari 1917, p. 362; zie ook Doctrines of Salvation, 2:144.

  22. ‘Salvation for the Dead’, Improvement Era, februari 1917, p. 362; zie ook Doctrines of Salvation, 2:173.

  23. In: Conference Report, april 1942, p. 26; zie ook Doctrines of Salvation, 2:175.

  24. In: Conference Report, oktober 1911, p. 122.