Seminarie en instituut
Les 23: In materiële behoeften voorzien


Les 23

In materiële behoeften voorzien

Inleiding

God vertrouwt mensen de verantwoordelijkheid toe om in hun eigen materiële behoeften en de levensbehoeften van hun gezin te voorzien. Ouders hebben de heilige plicht om in de stoffelijke ‘levensbehoeften’ van hun kinderen te voorzien. (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, 129.) In deze les leren de cursisten dat het beginsel van zelfredzaamheid nu en in de toekomst tot hun stoffelijke en geestelijke stabiliteit kan bijdragen.

Achtergrondinformatie

Lessuggesties

Markus 6:1–3; Lukas 2:51–52

Zelfredzaamheid

Zet de volgende vraag op het bord: ‘Hoe bereidde Jezus Christus zich op zijn aardse bediening voor?’ Laat de cursisten Markus 6:1–3 en Lukas 2:51–52 lezen en letten op hoe de Heiland zich toen Hij nog jong was op zijn latere bediening voorbereidde. Laat de cursisten antwoorden en zet het volgende op het bord:

Werkte met zijn vader als timmerman (beroepsmatig)

Nam toe in wijsheid (studie)

Nam toe in grootte (lichamelijk)

Nam toe in genade bij God (geestelijk)

Nam toe in genade bij de mensen (sociaal)

  • Hoe kun je door het voorbeeld van de Heiland op deze vijf gebieden te volgen jezelf voorbereiden om in je eigen behoeften en die van je toekomstige gezin te voorzien?

Lees het volgende citaat van president Spencer W. Kimball (1895–1985) voor en laat de cursisten op de verantwoordelijkheid van iedere heilige der laatste dagen letten:

Afbeelding
President Spencer W. Kimball

‘De Heer heeft de kerk en haar leden geboden zelfredzaam en onafhankelijk te zijn. (Zie LV 78:13–14.)

‘In eerste instantie bent u zelf verantwoordelijk voor uw eigen sociale, emotionele, geestelijke, lichamelijke en economische welzijn, daarna uw familie en ten derde de kerk, als u een getrouw lid bent.

‘Geen goed lid van de kerk dat lichamelijk of emotioneel gezond is, zal vrijwillig de last van zijn eigen welzijn of van zijn gezin op anderen afwentelen. Hij zal zo lang mogelijk, onder inspiratie van de Heer en met het werk van eigen handen, zichzelf en zijn gezin voorzien van de geestelijke en materiële levensbehoeften.’ (Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball [2006], 116.)

  • Welke verantwoordelijkheid hebben we volgens president Kimball allemaal?

  • Waarom is het belangrijk om ‘zelfredzaam en onafhankelijk’ te worden? (De cursisten dienen het volgende te vinden: door zelfredzaam te worden, kunnen we in de geestelijke en materiële levensbehoeften van onszelf en ons gezin voorzien.)

Laat de cursisten vertellen hoe ze zelfredzaamheid zien. Toon daarna het volgende citaat van ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen en laat een cursist het voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Robert D. Hales

‘Zelfredzaamheid houdt in dat we verantwoordelijk zijn voor ons eigen geestelijke en stoffelijke welzijn en voor hen die onze hemelse Vader aan onze zorg heeft toevertrouwd. Alleen als we zelfredzaam zijn, kunnen we het voorbeeld van de Heiland waarlijk volgen en anderen dienen en tot zegen zijn.

‘Het is belangrijk om in te zien dat zelfredzaamheid een middel tot een doel is. Ons ultieme doel is als de Heiland te worden, en dat doel komt dichterbij door ons onzelfzuchtige dienstbetoon aan anderen. Ons vermogen om anderen te helpen wordt vergroot of verkleind door de mate van onze zelfredzaamheid.’ (‘A Gospel Vision of Welfare: Faith in Action’, Basic Principles of Welfare and Self-Reliance [boekje, 2009], 1–2.)

  • Wat is het uiteindelijke doel van zelfredzaamheid?

  • Hoe wordt ons vermogen om anderen te helpen verkleind als we niet zelfredzaam zijn?

Toon het volgende citaat van zuster Julie B. Beck, voormalig algemeen ZHV-presidente, om zelfredzaamheid te verduidelijken:

Afbeelding
Julie B. Beck

© Busath.com

‘Hoe worden we zelfredzaam? We worden zelfredzaam door voldoende kennis te verkrijgen, een opleiding te volgen en te leren lezen en schrijven; door verstandig met geld en middelen om te gaan, geestelijk sterk te zijn, ons voor te bereiden op noodsituaties en onvoorziene omstandigheden; en door te zorgen voor een goede lichamelijke gezondheid en sociaal en emotioneel welzijn.’ (‘The Welfare Responsibilities of the Relief Society President’, Basic Principles of Welfare and Self-Reliance, 4.)

Zet de volgende woorden bovenaan op het bord: opleiding, financiën, geestelijke kracht, eigen productie en voorraad, gezondheid, en werk. Leg uit dat zelfredzaamheid deze zes gebieden van een evenwichtig leven omvat. (Zie Providing in the Lord’s Way: Summary of a Leader’s Guide to Welfare [boekje, 2009], 1–2.) Bespreek wat jonge alleenstaanden kunnen doen om op die gebieden zelfredzamer te worden, zodat ze beter in staat zijn om in de stoffelijke en geestelijke levensbehoeften van hun toekomstige gezin te voorzien en in de kerk te dienen. Zet de reacties van de cursisten op het bord. Mogelijke ideeën:

  • Opleiding: een graad of diploma aan een universiteit of vakschool behalen, studiegewoonten verbeteren, extra vaardigheden leren, leren om hun woning en auto zelf te repareren.

  • Financiën: een eerlijke tiende en vastengave betalen, een budget leren opstellen en zich eraan houden, zelfbeheersing ontwikkelen, onnodige schulden vermijden, schulden afbetalen, elke maand wat geld sparen.

  • Geestelijke kracht: bidden, de Schriften bestuderen, met een doel vasten, regelmatig naar de tempel gaan.

  • Eigen productie en voorraad: voedsel leren bewaren, een moestuin aanleggen (ook al zijn het maar een paar plantjes).

  • Gezondheid: het woord van wijsheid naleven, regelmatige lichaamsbeweging, gezond eten, voldoende slapen, een ziektekostenverzekering afsluiten.

  • Werk: nieuwe vaardigheden ontwikkelen, arbeidsethiek ontwikkelen, gevorderde diploma’s behalen.

  • Wat heb je gedaan om op een van die gebieden zelfredzamer te worden? Wat voor invloed heeft dat op je gevoel van zelfredzaamheid en eigenwaarde gehad? Wat voor invloed heeft dat gehad op je vermogen om jezelf te onderhouden en beter in de kerk te dienen?

Nodig de cursisten uit om voor een van die zes gebieden een doel te stellen.

Maleachi 3:8–12; Mattheüs 6:19–21; 1 Timotheüs 6:7–10; 2 Nephi 9:51; Jakob 2:13–14, 18–19; Leer en Verbonden 104:13–18

Financieel beheer

Herinner de cursisten eraan dat ze op een dag zichzelf en misschien een gezin moeten onderhouden, als ze dat nu al niet doen. Daarom moeten ze verstandig met materiële zaken leren omgaan.

Laat iedere cursist enkele van deze teksten lezen en beginselen opzoeken die met verstandig financieel beheer te maken hebben.

Vraag de cursisten na verloop van tijd iets over hun bevindingen te vertellen. Zorg ervoor dat de cursisten dit beginsel begrijpen: door verstandige financiële beginselen toe te passen, kunnen mensen en gezinnen hun eigen financiële stabiliteit vergroten en voorbereid zijn om anderen te helpen. (U kunt ze erop wijzen dat de Heer in de Schriften vaak een verband legt tussen rijkdom verkrijgen en de plicht om de armen en behoeftigen te helpen. Zie bijvoorbeeld Jakob 2:18–19 en LV 104:18.)

  • Wat voor zegeningen heb je ontvangen door verstandige financiële beginselen toe te passen?

Leer en Verbonden 104:78

Onnodige schulden mijden

Lees Leer en Verbonden 104:78. Toon vervolgens het volgende citaat van ouderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen en laat een cursist het voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Joseph B. Wirthlin

‘Vergeet niet dat schulden een vorm van slavernij zijn. Ze zijn financiële termieten. Als we iets op afbetaling kopen, krijgen we alleen maar de illusie van voorspoed. We denken dat we veel spullen bezitten, maar de spullen bezitten ons.

‘Sommige schulden — zoals voor een bescheiden woning, redelijke kosten voor een opleiding, en misschien voor een noodzakelijke eerste auto — kunnen nodig zijn. Maar we mogen geen schulden in de vorm van consumptief krediet aangaan zonder zorgvuldig de kosten te overwegen.’ (‘Aardse schulden, hemelse schulden’, Liahona, mei 2004, 40–41.)

  • Waarom zijn schulden een vorm van slavernij? (Laat de cursisten antwoorden en verduidelijk dit beginsel: onnodige schulden vermijden, voorkomt financiële slavernij.) President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft gezegd: ‘Zelfredzaamheid kan [niet bestaan] als er een grote schuld op het huishouden drukt. Iemand die verplichtingen heeft tegenover anderen, is onafhankelijk noch vrij van slavernij.’ (‘To the Boys and to the Men’, Ensign, november 1998, 53.)

Laat een cursist de volgende raad van president Thomas S. Monson voorlezen:

Afbeelding
President Thomas S. Monson

‘Maak uzelf niet wijs dat de luxeartikelen van gisteren nu een noodzakelijkheid zijn. Ze zijn alleen noodzakelijk als wij ze als noodzakelijkheden gaan beschouwen. Veel jonge echtparen willen meerdere auto’s hebben en een soort huis waar hun ouders hun hele leven voor hebben moeten werken. Daardoor gaan ze langlopende leningen aan op basis van twee salarissen. Vaak komen ze er te laat achter dat omstandigheden kunnen veranderen: de vrouw raakt in verwachting, ziekte steekt de kop op, iemand raakt werkloos, er kunnen natuurrampen en andere onvoorziene omstandigheden plaatsvinden. En dan kan de hypotheek niet meer betaald worden die op twee inkomens was gebaseerd. Het is essentieel dat wij zuinig leven.’ (‘Onveranderlijke waarheden in veranderlijke tijden’, Liahona, mei 2005, 20.)

  • Wat zijn mogelijke gevolgen voor mensen en gezinnen die het verschil niet inzien tussen verlangens en behoeften?

  • Hoe kunnen we een onderscheid maken tussen wat we willen en wat we nodig hebben?

Moedig de cursisten aan om over de volgende vragen na te denken en hun antwoorden in hun dagboek te noteren:

  • Op welke gebieden kun je zelfredzamer worden?

  • Hoe kun je je materiële middelen beter beheren?

Leesstof voor de cursisten

Afdrukken