2008
De meesterlijke Bruggenbouwer
Januari 2008


Boodschap van het Eerste Presidium

De meesterlijke Bruggenbouwer

President Thomas S. Monson

Jaren geleden heb ik het boek The Way to the Western Sea van David S. Lavender gelezen. Het is een fascinerende beschrijving van de heldhaftige reis van Meriwether Lewis en William Clark die leiding gaven aan hun befaamde expeditie door Noord-Amerika om een route over land naar de Grote Oceaan in kaart te brengen.

Hun tocht mondde uit in een ware nachtmerrie van zware arbeid, diepe stroomversnellingen en lange afstanden te voet met hun kano’s vol voorraad op de schouders naar de volgende stroom om hun weg over het water te vervolgen.

Toen ik hun ervaringen las, dacht ik vaak: waren er maar moderne bruggen geweest om de kloven of de wilde wateren te overbruggen. En ik moest denken aan al die geweldige bruggen uit onze tijd die daar zo goed voor waren toegerust: de prachtige Golden Gate Bridge in San Francisco; de stevige Harbour Bridge in Sydney; en andere in vele landen.

In werkelijkheid zijn wij allemaal reizigers, ontdekkingsreizigers in de sterfelijkheid. Wij kunnen niet bogen op voorgaande ervaringen. We moeten tijdens onze levenstocht als het ware over diepe afgronden en roerige wateren heen.

Misschien heeft de dichter Will Allen Dromgoole zich door zo’n sombere gedachte laten inspireren tot zijn klassieke gedicht, ‘De bruggenbouwer’.

Een oude man, eenzaam op reis,

kwam op een avond, koud en grijs,

bij een kloof, groot en breed en diep,

waar een ruwe rivier door liep.

De oude man stak over bij schemering,

hij voelde geen enkele siddering.

Maar eenmaal aan de andere kant,

bouwde hij een brug van rand tot rand.

‘Grijsaard’, zei een medepelgrim onbehouwen,

‘Je verspilt je kracht door hier te bouwen.

Het is al laat, je kunt maar beter tot rust komen;

nooit zul je hier meer langskomen.

Je bent de kloof overgestoken, diep en guur —

waarom bouw je een brug op dit avonduur?’

De oude, grijze bouwer keek op van zijn karwei:

‘Goede vriend, over het pad dat ik getreden heb’, sprak hij,

‘komt na mij, dat staat vast,

een jongeling, die schuifelt op de tast.

Deze kloof, die voor mij niets heeft betekend,

is voor die jongeman misschien halsbrekend.

Ook hij moet oversteken bij het schemerlicht.

Goede vriend, het is voor hém dat ik deze brug opricht.’1

De boodschap van dit gedicht heeft mij aan het denken gezet en is mij tot troost geweest, want onze Heer en Heiland, Jezus Christus, was de meesterarchitect en bruggenbouwer, voor u, voor mij, voor alle mensen. Hij heeft de bruggen gebouwd die wij moeten overgaan om bij ons hemelse thuis te komen.

De zending van de Heiland was voorzegd. In Matteüs staat: ‘Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden.’2

Toen kwam het wonder van zijn geboorte en het bezoek van de herders die zich naar de stal gehaast hadden, naar die moeder, naar dat kind. Zelfs de wijzen uit het oosten volgden de ster en brachten het kleine kind kostbare geschenken.

Volgens de Schriften groeide Jezus op en ‘werd krachtig, en […] werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem’3 en Hij ‘ging rond, weldoende’.4

Bruggen die de Heiland heeft gebouwd

Welke bruggen heeft Hij gebouwd en is Hij zelf overgestoken in zijn sterfelijk leven, waarmee Hij voor ons de weg heeft gebaand? Hij wist dat het sterfelijke leven vol gevaren en moeilijkheden zou zijn. Hij verklaarde:

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;

‘Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen;

‘want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’5

Jezus bouwde de brug van gehoorzaamheid. Hij was het weergaloze voorbeeld van gehoorzaamheid, want Hij onderhield de geboden van zijn Vader.

Toen Hij door de Geest naar de wildernis werd geleid, was Hij zwak van het vasten. Satan was op zijn best en kwam met niet te weigeren aanbiedingen. De eerste was erop gericht om de lichamelijke behoeften van de Heiland te bevredigen, zijn honger te stillen. Hierop antwoordde de Heiland: ‘Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.’6

Vervolgens bood Satan Hem macht aan. De Heiland reageerde als volgt: ‘Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.’7

Uiteindelijk kreeg de Heiland rijkdom en aardse heerlijkheid aangeboden. Zijn antwoord: ‘Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.’8

De apostel Paulus was goddelijk geïnspireerd toen hij voor zowel onze als zijn eigen tijd verklaarde: ‘Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.’9

Voor het geval we een slag om de arm houden, verwijs ik naar een uitspraak van Ted Koppel, tv-journalist, die op een afstudeerdag van een universiteit eens zei: ‘Wat Mozes van de berg Sinaï meebracht waren niet de tien suggesties. Het waren de tien geboden.’10

Het volgende gesprek tussen Mark Twain en een vriend getuigt van de humor die kenmerkend is voor de schrijver. De rijke vriend zei tegen Twain: ‘Voordat ik sterf, wil ik een pelgrimsreis naar het Heilige Land ondernemen. Ik wil naar de top van de berg Sinaï klimmen en de tien geboden hardop voorlezen.’

Twain antwoordde: ‘Waarom blijf je niet thuis en onderhoud je ze gewoon!’

De tweede brug van de Meester die wij over moeten steken, is de brug van dienstvaardigheid. De Heiland is ons voorbeeld van dienstvaardigheid. Hoewel Hij als Zoon van God op aarde kwam, hielp Hij de mensen om Zich heen nederig. Hij was uit de hemel gekomen om als sterfelijk mens op aarde te leven en Gods koninkrijk te vestigen. Zijn heerlijke evangelie heeft het denken van de wereld omgevormd. Hij zegende de zieken, liet de kreupelen lopen, de blinden zien, de doven horen. Hij wekte zelfs de doden tot leven.

In Matteüs 25 vertelt de Heiland ons het volgende over de getrouwen die aan zijn rechterhand zullen zijn bij zijn triomfale wederkomst:

‘Dan zal de Koning tot hen (…) zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.

‘Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt mij gehuisvest,

‘naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.

‘Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven?

‘Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt en hebben U gekleed?

‘Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen?

‘En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’11

Ouderling Richard L. Evans (1906–1971) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ooit gezegd: ‘Wij kunnen niet alles voor iedereen doen, maar we kunnen wél iets voor iemand doen.’12

Ik wil u vertellen over een onverwachte en ongewone gelegenheid tot dienstvaardigheid. Ik kreeg een telefoontje van de kleindochter van een oude vriend. Ze vroeg: ‘Herinnert u zich Francis Brems, uw zondagsschoolleraar?’ Ik zei dat ik mij hem herinnerde. Ze vervolgde: ‘Hij is nu 105 jaar. Hij woont in een klein verpleeghuis, maar komt nog elke zondag met de familieleden bijeen en geeft een zondagsschoolles. Afgelopen zondag kondigde opa aan: “Lieve mensen, ik ga deze week dood. Willen jullie alsjeblieft Tommy Monson bellen en hem dat vertellen. Hij weet wel wat hij moet doen.”’

Ik bezocht broeder Brems meteen de volgende ochtend. Ik kon niet met hem praten, want hij was doof. Ik kon geen boodschap opschrijven die hij kon lezen, want hij was blind. Wat moest ik doen? Men vertelde mij dat zijn familie met hem communiceerde door de vinger van zijn rechterhand te pakken en dan op de palm van zijn linkerhand de naam van de persoon te spellen, gevolgd door een boodschap. Ik volgde die procedure en nam zijn vinder en spelde in de palm van zijn hand T-O-M-M-Y M-O-N-S-O-N. Broeder Brems werd enthousiast, pakte mijn handen, en legde ze op zijn hoofd. Ik wist dat hij graag een priesterschapszegen wilde hebben. De chauffeur die me naar het verpleeghuis had gereden, assisteerde me, en we legden onze handen op het hoofd van broeder Brems en gaven hem de gewenste zegen. Naderhand stroomden de tranen uit zijn blinde ogen. Hij pakte onze handen vast en we lazen wat hij met zijn lippen zei. De boodschap: ‘Heel hartelijk bedankt.’

Die week overleed broeder Brems, precies zoals hij had voorspeld. Ik kreeg een telefoontje en kwam met de familieleden bijeen om de begrafenis te regelen. Ik ben zo dankbaar dat ik die kans om te dienen niet heb uitgesteld.

De brug van dienstvaardigheid nodigt ons uit om ze geregeld over te steken.

Ten laatste heeft de Heer voor ons de brug van gebed gebouwd. Hij gaf ons de opdracht: ‘Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten, en groot zal uw zegen zijn.’13

Ik wil nu voorlezen wat een moeder mij geschreven heeft over het gebed. Ze schreef:

‘Soms vraag ik me af of ik wel invloed heb op mijn kinderen. Ik heb als alleenstaande moeder namelijk twee baantjes om de touwtjes aan elkaar te knopen, en soms loopt thuis niet alles op rolletjes, maar ik geef de moed nooit op.

‘Mijn kinderen en ik keken naar de tv-uitzending van de algemene conferentie en u had het over gebed. Mijn zoon zei toen: “Mama, dat hebt u ons ook geleerd.” Ik zei: “Hoe bedoel je?” En hij antwoordde: “Nou, u hebt ons leren bidden en ons laten zien hoe dat moet, maar toen ik laatst uw slaapkamer binnenliep om iets te vragen, zag ik dat u op uw knieën aan het bidden was. Als onze hemelse Vader belangrijk is voor u, dan is Hij belangrijk voor mij.”’

Ze besluit de brief met: ‘Ik denk dat je nooit te weten komt wat voor invloed je hebt, totdat een kind je ziet doen wat je geprobeerd hebt hem te leren.’

Het voorbeeld van de Heiland

Geen enkel verslag van een gebed raakt mij zo sterk als dat van het gebed dat Jezus in de Hof van Getsemane uitsprak. Ik ben van mening dat Lucas het ’t beste onder woorden brengt:

‘Hij (…) ging (…) naar de Olijfberg. En ook zijn discipelen volgden Hem.

‘En toen Hij aan die plaats gekomen was, zeide Hij tot hen: Bidt, dat gij niet in verzoeking komt.

‘En Hij zonderde zich van hen af, ongeveer een steenworp ver, knielde neder en bad deze woorden:

‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!

‘En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.

‘En Hij werd dodelijk beangst en bad des te vuriger. En zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen.’14

Na verloop van tijd kwam de tocht naar het kruis. Wat een lijden maakte Hij daar door toen Hij zijn moeizame weg aflegde met zijn eigen kruis op zijn schouders. Luister naar de woorden die Hij aan het kruis sprak: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’15

Ten slotte verklaarde Jezus: ‘Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.’16

Deze gebeurtenissen, gepaard aan zijn heerlijke opstanding, voltooiden de laatste brug van onze trilogie: de brug van gehoorzaamheid, de brug van dienstvaardigheid en de brug van gebed.

Jezus de Bruggenbouwer heeft de kloof overbrugd die wij de dood noemen. ‘Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.’17 Hij heeft voor ons gedaan wat wij niet voor onszelf konden doen; daarom kan de mens de bruggen oversteken die Hij heeft gebouwd — naar het eeuwige leven.

Ik besluit met mijn eigen vrije weergave van het gedicht ‘De bruggenbouwer’:

‘U bent de kloof overgestoken, diep en guur —

waarom bouwt u een brug op dit avonduur?’

‘Na Mij komt, dat staat vast,

een grote menigte die schuifelt op de tast.

Deze kloof, die voor Mij niets heeft betekend,

is voor hen misschien halsbrekend.

Ook zij moeten oversteken bij het schemerlicht.

Goede vriend, het is voor hén dat Ik deze brug opricht.’

Ik bid dat wij de wijsheid en vastberadenheid zullen hebben om de bruggen over te steken die de Heiland voor ieder van ons heeft gebouwd.

Noten

  1. James Dalton Morrison (red.). In: Masterpieces of Religious Verse (1948), p. 342.

  2. Matteüs 1:21.

  3. Lucas 2:40.

  4. Handelingen 10:38.

  5. Matteüs 11:28–30.

  6. Matteüs 4:4.

  7. Matteüs 4:7.

  8. Matteüs 4:10.

  9. 1 Korintiërs 10:13.

  10. Toespraak ter gelegenheid van de diplomering aan de Duke University, 10 mei 1987.

  11. Matteüs 25:34–40.

  12. Richard Evans’ Quote Book (1971), p. 51.

  13. LV 19:38.

  14. Lucas 22:39–44.

  15. Lucas 23:34.

  16. Johannes 19:30.

  17. 1 Korintiërs 15:22.