2009
Het valt niet mee
Februari 2009


Het valt niet mee

… om thuis het enige lid van de kerk te zijn. Maar ik voel mij nooit alleen.

Ik ben opgegroeid in de methodistenkerk. Hoewel mijn ouders eigenlijk alleen maar met Kerstmis en Pasen naar de kerk gingen, heb ik altijd geweten dat ik een Vader in de hemel had. Mijn broer en ik baden met mijn moeder. Wat mijn ouders mij als kind leerden, bereidde mij voor op wat ik later te weten zou komen.

Toen ik in de zesde klas zat, gingen mijn ouders uit elkaar. Ik was diepbedroefd en voelde mij heel erg alleen. Mijn vriendin Courtney voelde met mij mee, omdat haar ouders waren gescheiden toen zij nog klein was. Zij werd mijn beste vriendin.

Courtney en ik zaten op mijn bed toen ze voor het eerst over de kerk begon. Ze zei er niet veel over. Ze vroeg mij alleen of ik op zondag zin had om met haar mee naar de kerk te gaan. Ik ging af en toe met haar mee, en na verloop van tijd ging ik elke zondag. Toen ik twaalf werd, ging ik zelfs mee naar de jongevrouwen. Er was daar iets. Ik wist niet wat het was, maar het voelde prettig aan.

In de zevende klas brachten Courtney en een andere goede vriendin, Aubrey, mij in contact met de zendelingen. Ik wist al gauw wat de zendelingen bedoelden als ze het hadden over de Geest voelen. Na de tweede les wist ik dat de kerk waar was.

Ondanks mijn getuigenis van het evangelie was ik doodsbang om mijn ouders te vragen of ik mij mocht laten dopen. Ik bleef naar de kerk gaan en had prachtige geloofsversterkende ervaringen, maar ik stelde de ‘hamvraag’ twee jaar uit.

In mijn eerste schooljaar in het voortgezet onderwijs schreef ik mij in voor het seminarie. In november stond het voor mij vast dat ik de vraag moest stellen. Ik praatte met mijn moeder. Ze zei dat de kerk mij ten goede had veranderd, en als ik mij echt wilde laten dopen, dan moest ik dat maar doen. Mijn eerste gedachte was: waarom heb ik in hemelsnaam zo lang gewacht?

Maar toen ik mijn vader belde, bleek hij minder enthousiast. Toen ik hem vroeg of ik mij kon laten dopen, zei hij nee. Hij wilde dat ik eerst naar wat andere kerken ging. Dus ging ik naar wat andere kerken, waar ik een paar fantastische mensen ontmoette — mensen die er een rechtschapen levenswandel op na hielden. Maar niets kon tegen het gevoel op dat ik kreeg als ik een kerk van de heiligen der laatste dagen binnenstapte. In februari belde ik mijn vader en zei tegen hem: ‘Ik word op 7 maart gedoopt. Ik hoop dat u komt.’

Mijn hele familie kwam, inclusief mijn vader. Dat ze er allemaal waren, deed mij heel wat. Het was de mooiste dag van mijn leven.

Soms vragen mensen aan mij: ‘Hoe doe je dat? Hoe houd je het helemaal alleen vol in de kerk? Er is niemand die je wekt om naar de kerk of het seminarie te gaan. Je staat er alleen voor.’

Het antwoord is eenvoudig. Ik sta er niet alleen voor. Ik heb mijn ups en downs gehad sinds mijn doop — en het valt niet mee om thuis het enige kerklid te zijn. Maar de Heer heeft beloofd dat Hij ons niet aan ons lot zal overlaten (zie Johannes 14:16–18). Omdat onze hemelse Vader zoveel van ons houdt, stuurde Hij Christus om voor ons te sterven. Hoe zou Hij ons kunnen vergeten?

Het leven is moeilijk, en we maken allemaal tijden door waarin de moed ons in de schoenen zinkt en ons geloof zwak is. Maar als we ons vastklampen aan wie het meest van ons houdt — onze hemelse Vader — en onze verstandhouding met Hem hechter maken door studie en gebed, dan redden we het. De Heer heeft beloofd: ‘Ik zal voor uw aangezicht uitgaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen’ (LV 84:88).

Grant Romney Clawson, De wederkomst (detail), illustratie Daniel Lewis