Slagen als nieuwe bekeerling
Als we anderen vriendschappelijk tegemoet treden en onze hulp aanbieden, en we ons vergasten aan de Schriften, neemt ons zelfvertrouwen toe.
De wintermorgen dat ik voor het eerst De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bezocht, was ongewoon helder en fris. Toen ik het kerkgebouw naderde, had ik er geen idee van hoe toetreding tot de kerk mijn leven zou veranderen. Gelukkig zijn er drie dingen die bekeerlingen zoals ik kunnen doen om sterk in het evangelie te worden. We kunnen nieuwe vrienden zoeken, taken uitvoeren in de kerk, en ons ‘vergast[en] aan de woorden van Christus’ (2 Nephi 32:3).
Nieuwe vrienden
Alle leden van de kerk, in het bijzonder nieuwe bekeerlingen, hebben behoefte aan goede vrienden. Op de volgende manieren bieden nieuwe vrienden soelaas.
Leden kunnen bekeerlingen aanspreken. Vóór mijn doop kwam een lieve zuster helemaal van de andere kant van de kapel naar mij toegelopen, omdat ze kennis met mij wilde maken. Het ontroerde mij dat ze de moeite nam om mij te laten zien dat ze om mij gaf. Vele anderen deden iets dergelijks. Als bekeerlingen beseffen dat de leden van de kerk hen liefhebben, zal hun hart zich met liefde vullen.
De leerkrachten in de kerk geven ook om ons. Mijn leerkracht Evangeliebeginselen was een grote bron van inspiratie voor mij. Vaak had ik het gevoel dat de Heiland Zich rechtstreeks tot mij wendde door die lessen, mij opbeurde en mij aanmoedigde om verder te gaan.
Tevens waken de huisonderwijzers en huisbezoeksters over de leden van de kerk. Verwelkom hen in uw huis en dank hen en de Heer voor hun zorg. Ouderling David B. Haight (1906–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft terecht gesteld: ‘Dankbaarheid (…) kan ons hart, ons verstand en onze ziel tot zegen zijn en ons motiveren om te doen wat er van ons gevraagd wordt.’1
Bekeerlingen wacht zegen als ook zij energie steken in het aanknopen van vriendschapsbanden. Op zekere dag kocht ik een wenskaart met een foto van een enorme oogbol erop. Binnenin stond: ‘Bedankt dat je een oogje op mij houdt!’ Ik stuurde de kaart naar een zuster in de wijk die vriendelijk voor mij was. Toen ik dat deed, had ik warme gevoelens van christelijke liefde voor haar.
Ten slotte moeten we onze relatie met onze hemelse Vader en Jezus Christus hechter maken. Dat gebeurt als we anderen dienen, dank uiten en bidden. De Geest zal bevestigen dat we het grote offer van de Heiland, dat Hij voor ons heeft gebracht, waardig zijn.
Een taak in de kerk
Enige tijd na de doop zal men nieuwe leden vragen of zij een ruimere taak op zich willen nemen in hun wijk of gemeente. De bisschop of gemeentepresident zal een nieuw lid een roeping geven. Dat valt de een zwaarder dan de ander.
Toen ik mijn eerste roeping op me nam — ZHV-secretaresse — vroeg ik mij af: ‘Hoe kunnen ze mij zo’n belangrijke functie geven?’ President Henry B. Eyring, eerste raadgever in het Eerste Presidium, heeft uitgelegd: ‘Het zal u bij tijden allemaal te veel worden. U zult onder meer aangevallen worden door het gevoel dat u er ongeschikt voor bent. (…) Maar er staat u meer ter beschikking dan uw eigen kwaliteiten en u werkt niet alleen.’2
Een tijdje later merkte de ZHV-presidente op dat de suggesties die ik in de presidiumvergadering had gemaakt, aantoonden dat ik was geïnspireerd. Van mijn stuk gebracht, zei ik: ‘Ik?’ Vriendelijk verzekerde ze mij dat ik openstond voor de Geest. Aanvankelijk valt het niet mee om de hand van God in het werk te zien, maar als we de geboden naleven en ijverig onze taak vervullen, zullen we gaan inzien dat Hij de mensen die Hij roept, grootmaakt.
Ons aan het woord van Christus vergasten
Wellicht de beste manier om erachter te komen dat de Heer ons liefheeft en ons zal steunen is door de Schriften te onderzoeken. Uit de Schriften leren we dat de Heer ieder uitnodigt ‘om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid, (…) Hij verwerpt niemand die tot Hem komt’ (2 Nephi 26:33).
Het komt voor dat nieuwe leden onder de indruk zijn van de kennis en het getuigenis van andere leden. Maar denk eraan dat ’s Heren wijze van onderwijzen ‘regel op regel, (…) voorschrift op voorschrift’ is (2 Nephi 28:30). Ieder van ons zal al doende leren. Zelfs Jezus ‘ontving aanvankelijk niet van de volheid, maar vorderde van genade tot genade, totdat Hij een volheid ontving; en aldus werd Hij de Zoon van God genoemd, omdat Hij aanvankelijk niet van de volheid ontving’ (LV 93:13–14).
Die wetenschap heeft mijn eerbied en respect voor Hem vergroot. Hij kent echt de pijn, verleiding, tegenspoed en eenzaamheid die ik heb ervaren (zie Alma 7:11). Ik kan mij in het volste vertrouwen tot Hem wenden. In de Schriften staat dat Jezus’ liefde, begrip en barmhartigheid voor ons, waar we ook zijn, volmaakt en grenzeloos zijn.
Als we anderen vriendschappelijk tegemoet treden en onze hulp aanbieden, en we ons vergasten aan de Schriften, zal ons zelfvertrouwen sterker worden en zullen we steeds meer de getrouwe heiligen der laatste dagen worden die we graag willen zijn.