Hij moet hier zijn!
Op zaterdagmorgen kreeg ik een telefoontje van een vriendin, een andere jonge alleenstaande uit onze wijk in Wiltshire (Engeland). Haar stiefmoeder, die in hetzelfde dorp als ik woonde, lag ziek op bed. Ze kon zich nauwelijks bewegen en had gevraagd, hoewel zij niet tot de kerk behoorde, of ik haar een zegen kon komen geven.
Ik was nog maar kort lid van de kerk, maar dankzij de instructies in de priesterschapsvergadering voelde ik mij, hoewel enigszins onwennig, toch redelijk zeker dan ik een zegen kon geven. Ik zei dat ik een collega zou regelen en zo snel mogelijk zou komen.
Ik dacht onmiddellijk aan de dichtstbijzijnde ouderling in de wijk en reed naar zijn woning. Zijn vrouw deed open en herinnerde mij eraan dat de begiftigde broeders uit de wijk Swindon naar de tempel waren gegaan. Toen ik, enigszins vertwijfeld, was weggereden, zette ik de auto aan de kant van de weg en bad mijn hemelse Vader om hulp.
Ik vroeg Hem of er een Melchizedeks-priesterschapsdrager was die met mij mee kon gaan. Onmiddellijk kwam de naam van Stuart Ramsey in mij op. Ik had zijn telefoonnummer niet, maar hij woonde met zijn vrouw, Gill, op een luchtmachtbasis, een slordige tien kilometer verderop.
Toen ik arriveerde en bij hen aanklopte, had ik er het volste vertrouwen in dat Stuart met mij mee zou kunnen gaan. ‘Hij is er niet’, verraste Gill mij. ‘Hij moest naar de basis.’
Ik liet mij niet van mijn stuk brengen en vroeg haar waar ik hem kon vinden. Ze legde uit dat Stuart, die mecanicien was, een vriend met zijn auto hielp in een beveiligde zone van de basis. Hij was niet per telefoon bereikbaar en ik zou niet toegelaten worden in de beveiligde zone.
Waarom had ik het stellige gevoel gekregen dat ik Stuarts hulp moest inroepen terwijl hij helemaal niet beschikbaar bleek te zijn? Had ik het antwoord op mijn gebed verkeerd begrepen? Nee, dacht ik bij mijzelf, hij moet hier zijn.
Op dat moment hoorde ik een vrolijke stem achter mij zeggen: ‘Paul, wat brengt jou hier?’ Het was Stuart! Hij was op problemen gestuit bij de reparatie aan de auto van zijn vriend en had het gevoel gekregen dat hij naar huis moest gaan. Ik legde mijn situatie uit, waarna hij meer dan bereid was om met mij een zegen te gaan geven.
Ik was dankbaar dat ik de ervaren Stuart bij mij had. Hij zalfde en ik bezegelde de zalving. Ik voelde dat ik de vrouw met gezondheid moest zegenen. Toen ik Stuart naar huis reed, was hij blij dat de Geest hem had ingegeven om naar huis terug te gaan en mij daar had aangetroffen.
Ik was de volgende morgen dolblij toen ik hoorde dat de stiefmoeder van mijn vriendin zich al stukken beter voelde. Ik heb sindsdien vele zalvingen verricht, maar ik blijf dankbaar dat ik al vroeg leerde dat hoe onervaren we ook zijn in onze priesterschapstaken, Hij ons zal laten weten wat we moeten doen, op voorwaarde dat we op Hem vertrouwen, zijn geboden onderhouden en ons best doen om onze roeping groot te maken.