2009
Een les voor mijn leraar
december 2009


Een les voor mijn leraar

Diana Summerhays Graham, Utah (V.S.)

Vele jaren geleden begon ik in de herfst als postdoctoraal student aan de Columbia University in New York City. In een klas vol studenten besprak onze docent hedendaagse vervalsingen van teksten uit de oudheid. Toen hij een lijst met vervalsingen opnoemde, hoorde ik hem tot mijn ontzetting ook het Boek van Mormon noemen.

Ik wist meteen dat ik dat klaslokaal niet kon verlaten zonder iets te ondernemen. Ik kon mijn voorouders, die er door hun getuigenis van het Boek van Mormon toe gebracht waren om alles op te offeren, niet teleurstellen.

Na de les ging ik naar mijn docent toe, die de Charles Anthon-leerstoel aan Columbia bezette. Meer dan honderd jaar eerder had Martin Harris professor Anthon aan Columbia bezocht. Martin had een vel papier bij zich met afbeeldingen van gegraveerde tekens op de platen waarvan het Boek van Mormon een vertaling is.

Ik herinnerde me dat mijn vader een brief voorlas die zijn vader over Martin Harris had geschreven. Mijn grootvader vertelde me dat hij Martin vlak voor zijn overlijden had ontmoet. Toen opa hem naar het Boek van Mormon had gevraagd, was Martin rechtop gaan zitten in bed en had een krachtig getuigenis van het Boek van Mormon gegeven. Hij had werkelijk een engel gezien, zijn stem gehoord en de gouden platen gezien.

‘Mijn naam is Diana en ik ben lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’, zei ik met beverige stem tegen mijn docent. ‘Voor mij is het Boek van Mormon een boek met Schriftuur. Ik zou graag uw redenen willen horen om het een vervalsing te noemen.’

Terwijl we over de campus liepen, noemde de docent, die het Boek van Mormon had gelezen, enkele bezwaren waarom hij de authenticiteit ervan in twijfel trok. Ik schreef ze haastig op. En toen hij klaar was, vroeg ik: ‘Mag ik in antwoord op uw bezwaren schrijven over wat ik te weten kom als ik dit onderwerp onderzoek?’ Daar stemde hij mee in.

Ik liep terug naar het studentenhuis, deed de deur van mijn kamer dicht, knielde in gebed en begon te huilen. Ik voelde me zwak en ontoereikend. Gelukkig hadden we die avond een activiteit in de kerk. Na een bespreking die mij weer opbeurde, vroeg ik de voltijdzendelingen die erbij waren om hulp. Ze wezen mij op enkele informatiebronnen die de meeste punten van mijn docent tegenspraken. Vervolgens doorzocht ik de gigantische bibliotheek van Columbia. In mijn verhandeling behandelde ik de vragen van de docent en gaf ik mijn getuigenis van de waarheid van het Boek van Mormon. En ik gaf de verhandeling aan hem.

Ik wachtte enkele weken op zijn reactie. Uiteindelijk vroeg ik hem of hij het gelezen had.

‘Ja, en ik liet het mijn vrouw lezen. Zij zei: “Wat je ook doet, vernietig het geloof van die studente niet.”’ Toen draaide hij zich om en liep weg.

Toen het bijna Kerstmis was, had ik sterk het gevoel dat ik hem een exemplaar van het Boek van Mormon moest geven. Ik vond er een, schreef er mijn getuigenis in, en bedankte hem voor het lezen van mijn verhandeling. Ik verpakte het boek in kerstpapier en gaf het aan hem. Kort daarna kreeg ik een met de hand geschreven briefje van hem waarin hij zijn dank uitsprak voor ‘dat opmerkelijke boek’ dat hij had gekregen.

Toen ik dat las, schoten de tranen in mijn ogen. De Geest had mij ingefluisterd dat deze docent het Boek van Mormon niet meer zou bespotten. Ik was dankbaar dat de Geest harten had verzacht en mij had ingefluisterd hoe ik mijn leraar een les kon leren.

Afdrukken