2009
De geestelijke gaven van de ringpresident
december 2009


De geestelijke gaven van de ringpresident

Ik heb honderden ringpresidenten ontmoet. Het zijn succesvolle, integere mensen. Zij hebben veel geloof en een vast verlangen om de Heer te behagen.

Afbeelding
Elder Neil L. Andersen

De roeping van een ringpresident is een heilige, geestelijke ervaring. Op aanwijzing van het Eerste Presidium krijgen algemene autoriteiten en gebiedszeventigers opdracht om dit te doen. In de zestien jaar dat ik algemeen autoriteit ben geweest, heb ik roepingen verstrekt in veel culturen en werelddelen — van Noord-Amerika tot Zuid-Amerika, van Europa tot Azië.

Bij elk van die ervaringen heb ik twee lessen in gedachten gehouden die ik in mijn eerste weken als algemeen autoriteit had geleerd. President Thomas S. Monson: ‘Als wij in dienst van de Heer zijn, hebben we recht op de hulp van de Heer.’ President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘U zult in uw bediening meemaken dat u de Heer door de sluier heen een vraag stelt en onmiddellijk antwoord krijgt.’ In alle gevallen zijn beide beloften in vervulling gegaan.

De roeping van een ringpresident is altijd hetzelfde, en altijd anders. Het is hetzelfde omdat twee algemene autoriteiten of gebiedszeventigers die hiertoe opdracht hebben gekregen een overweldigende afhankelijkheid van de Heer voelen, en elk dezelfde inspiratie moeten ontvangen alvorens een roeping te verstrekken. De Geest van de Heer is altijd sterk aanwezig bij het selectieproces en bevestigt de keuze. Het is anders omdat de geroepen man sterk verschilt van ring tot ring. Soms is een nieuwe ringpresident een man met veel ervaring en dienstjaren; soms is het een jongere, gelovige man; er zijn geen overeenkomsten in hun beroepen.

Sleutels verlenen

Hoewel een ringpresident normaal gesproken onder de leiders van de desbetreffende ring wordt gevonden, zijn er uitzonderingen. We hadden een keer tot laat in de avond gesprekken met broeders maar kregen niet het bevestigende gevoel van de Geest bij de mannen die wij ontmoetten. Uiteindelijk hadden we de van tevoren opgestelde lijst met kandidaten afgewerkt en begonnen we gerespecteerde broeders op te roepen die op dat moment geen leiderschapsfunctie bekleedden. Toen we om tien uur ’s avonds met een leerkracht Evangelieleer spraken, bevestigde de Heer krachtig dat deze persoon door Hem was uitgekozen. Pas toen we hem riepen, vernamen we dat hij die dag thuis op ons telefoontje had gewacht. Enkele maanden eerder, nog voordat de verandering in het ringpresidium bekend was gemaakt, waren zijn vrouw en hij ’s nachts wakker geworden, wetend dat hij de roeping zou krijgen.

Ringpresidenten ambiëren hun functie niet. Ze zijn allemaal verootmoedigd en soms zelfs overweldigd als ze worden geroepen. Toen ik in Europa eens iemand als ringpresident riep die nog maar tien jaar lid van de kerk was, schrok hij: ‘O, nee. Ik niet. Dat kan ik niet.’ Gelukkig had hij zijn fantastische vrouw aan zijn zij. Zij sloeg haar armen om hem heen en zei: ‘Schat, je kunt het. Ik weet dat je het kunt.’ Ze had gelijk. Hij deed het prima.

In de Filipijnen spraken we een man die de kerk erg snel had zien groeien met erg jonge leiders. Toen we hem riepen, zei hij: ‘O, nee, ik niet. Ik ben te oud.’ Toen we erop wezen dat enkele leden van de Twaalf dertig jaar ouder waren dan hij, aanvaardde hij de roeping. En hij deed het erg goed.

De Heiland heeft gezegd: ‘Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen’ (Johannes 15:16). We ambiëren de functies waarvoor we geroepen worden niet, noch weigeren we ze.

Vóór, tijdens of na de roeping bevestigt de Heer aan de desbetreffende man dat zijn roeping van God komt. Een jonge ringpresident heeft daar eens het volgende over verteld:

‘Toen men mij sprak, was ik 32 jaar oud en was ik een jaar of vier bisschop. Een van de broeders die de gesprekken leidde, stelde mij twee indringende vragen: 1. Hoe hebt u uw getuigenis verkregen? 2. Wilt u uw getuigenis van de Heiland aan ons geven? Ik vertelde wat mij als tiener was overkomen, kort na het overlijden van mijn moeder, toen ik zelf achter de waarheid van het herstelde evangelie kwam, met name van het Boek van Mormon.

‘Toen ik mijn getuigenis van de Heiland gaf, kreeg ik de bevestiging dat ik als de volgende ringpresident geroepen zou worden. Ik reed naar huis en vertelde mijn vrouw wat er gebeurd was. Toen ik haar vertelde dat ik dacht dat ik wel eens als de volgende ringpresident geroepen zou kunnen worden, zei ze: ‘Je bent goed, maar zó goed ben je nu ook weer niet.’ Twee uur later ging de telefoon, ik werd gevraagd om terug te komen met mijn vrouw, en ik kreeg de roeping.’

Na de steunverlening tijdens een algemene bijeenkomst van de ringconferentie leggen wij die naar de ring zijn gestuurd de nieuwe ringpresident de handen op en geven hem de priesterschapssleutels die hij nodig heeft om de ring te leiden en besturen. Die sleutels om de ring te presideren zijn gedelegeerd door de kerkpresident en de andere veertien apostelen die alle sleutels op aarde dragen. Enkele van die sleutels zijn onder meer geestelijk gezag en macht.

De Heer heeft zijn gekozen apostelen altijd sleutels gegeven. Tegen Petrus zei Hij: ‘Ik zal u de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen’ (Matteüs 16:19). Sommige van die sleutels worden vervolgens doorgegeven aan plaatselijke leiders. In Zarahemla ordende Alma ‘priesters en ouderlingen […] door zijn handen op te leggen volgens de orde Gods, om de kerk te presideren en erover te waken’ (Alma 6:1).

Uiterlijke manifestatie van de sleutels

Het is interessant om op te merken dat er een tijd was waarin men alleen een tempelaanbeveling kon krijgen als de kerkpresident er zijn handtekening op zette. Nu maakt het gezag daartoe deel uit van de sleutels die aan de ringpresident worden gedelegeerd. Samen met zijn raadgevers beveelt hij bovendien bisschoppen aan bij het Eerste Presidium en ordent hen als zij zijn goedgekeurd; hij keurt aanbevelingen tot het verlenen van het Melchizedeks priesterschap goed; hij beveelt voltijdzendelingen aan en stelt hen aan; en hij fungeert als rechter in Israël en helpt leden met ernstige zonden om volledige vergiffenis te ontvangen. Hij leidt de bisschoppen en gemeentepresidenten van de ring in hun werk en beslissingen.

Bij de uitoefening van die taken stort de Heer openbaring uit over zijn ringpresidenten. Een ringpresident in het zuiden van de Verenigde Staten vertelde eens het volgende aan mij:

‘In oktober 2007 kwam er een zuster bij me voor een tempelaanbeveling. Tijdens het gesprek vroeg ik haar of haar man als volgende een aanbevelingsgesprek wilde. Ze vertelde me dat haar man meer dan twintig jaar niet naar de tempel was geweest en dat ze in hun veertig jaar huwelijk nooit in de tempel aan elkaar verzegeld waren. Ik kreeg heel sterk de ingeving dat ik onmiddellijk met deze broeder moest gaan praten. Die ingeving was zo duidelijk dat ik mijn kantoortje uitliep, hem aan de andere kant van het gebouw opzocht en hem mee naar binnen nam voor een gesprek. Tijdens het gesprek voegde zijn bisschop zich bij ons. En uiteindelijk kreeg hij een tempelaanbeveling. Dat was een bijzonder emotionele ervaring voor ons allemaal, vooral voor zijn vrouw. Ik kreeg later die week een uitnodiging om hun verzegeling in de tempel bij te wonen.

‘Begin 2008, ongeveer vier maanden na de verzegeling van dit echtpaar, stond deze broeder op een ochtend op om naar zijn werk te gaan, zakte in elkaar en stierf. Ik ben nog altijd dankbaar dat ik luisterde naar de ingevingen van de Geest en dat ik deze broeder aanmoedigde om iets te doen dat zo dringend was.’

Geestelijke gaven en beloften

De Heer heeft gezegd dat een ring bedoeld is als een ‘bescherming en (…) een toevlucht voor de storm’ (LV 115:6). Een ringpresident is de herder van de Heer die ertoe moet bijdragen dat de leden zich in de gemeenschap van de kerk geestelijk veilig voelen. Hij moet er nauwkeurig voor zorgen dat de leer waarin wordt onderwezen zuiver en onbedorven is. President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft ooit gezegd:

‘De taken van een leraar in de Aäronische priesterschap zijn ook van toepassing op de president van de ring. Het is zijn plicht om ‘over de [hele ring] te waken, en bij [de leden] te zijn en hen te versterken.

‘En toe te zien, dat er geen ongerechtigheid onder de [leden der] kerk is, noch ongenoegen met elkander, noch liegen, lasteren of kwaadspreken;

‘en erop toe te zien dat de kerk dikwijls tezamen komt, en er ook op toe te zien dat alle leden hun plicht nakomen’ (LV 20:53–55).’1

Zijn werk omvat het ontvangen van inspiratie om gezinnen en leden van de opkomende generatie te sterken, meer kinderen van onze hemelse Vader uit te nodigen in de reinigende wateren van de doop, hen die zijn afgedwaald van de kerk de hand te reiken, en de tempelverordeningen aan te bieden aan levende leden en aan hen die ons zijn voorgegaan.

In al die belangrijke taken zegent de Heer de ringpresident in ruime mate met geestelijke gaven. In Leer en Verbonden 46 spreekt de Heer over de vele geestelijke gaven en zegt vervolgens:

‘Want allen wordt niet iedere gave geschonken; want er zijn vele gaven, en een ieder wordt door de Geest Gods een gave geschonken.

‘Aan sommigen wordt de ene gegeven en aan sommigen een andere, opdat allen erdoor gebaat zullen worden’ (LV 46:11–12).

Daar voegt Hij nog aan toe: ‘Allen die God zal aanwijzen en ordenen om over de kerk te waken (…) zal het gegeven worden om al die gaven te onderscheiden (…) opdat er een hoofd zal zijn, opdat ieder lid erbij gebaat zal zijn’ (LV 46:27, 29).

Soms zijn er aan die gaven geestelijke beloften verbonden die de Heer vervult. Een voormalig ringpresident uit Brazilië heeft me het volgende verteld:

‘Een getrouwe alleenstaande moeder met vier tienerkinderen had het financieel moeilijk. Ik vroeg haar: “Zuster, gaan uw kinderen regelmatig naar het seminarie?” Ze antwoordde: “Ik heb veel moeilijkheden en woon ver van de kerk. Het is gevaarlijk.” Ik kreeg toen heel sterk de ingeving dat ik haar een advies en een belofte moest geven. Ik zei: “Als u geen geld voor vervoer hebt, moet u met ze meelopen. Ga met ze mee; zit bij ze in de les. Als u dat doet, redt u uw kinderen en trouwen ze allemaal in de tempel.” Ik was zelf geschrokken van wat ik had gezegd, maar ik kon de krachtige inspiratie niet ontkennen.

‘Ze nam de raad aan en liep jarenlang met haar kinderen naar het seminarie. Haar belofte is inmiddels in vervulling gegaan. Ze zijn allemaal in de tempel getrouwd en haar zoon is bisschop van zijn wijk.’

Misschien wel een van de grootste gaven die een ringpresident krijgt, is een grotere en groeiende liefde voor de mensen die hij moet dienen. Toen ik als ringpresident was geroepen, werd ik overweldigd door een sterk gevoel van zorg en liefde voor de mensen in mijn ring. Ik had zelfs een sterk meegevoel met hen die ernstige zonden hadden begaan en wilde hen graag helpen. Die gevoelens van liefde gaan altijd gepaard met het verlangen om leden te helpen die zich oprecht bekeren tot de Heiland en zijn herstelde evangelie. Ik was jarenlang raadgever geweest, maar toen ik de sleutels van het presidentschap had, werden deze gevoelens een sterkere motivatie. Ik had het gevoel dat ik misschien wel ten delen de gave van naastenliefde ontving waarover Moroni het had toen hij deze aansporing gaf: ‘Bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart dat gij met die liefde — die Hij heeft geschonken aan allen die ware volgelingen zijn van zijn Zoon Jezus Christus’ (Moroni 7:48).

Die gevoelens zetten een ringpresident ertoe aan om anderen de hand te reiken, en dan gebeuren er wonderen. Een ringpresident uit Zuid-Amerika vertelde het volgende voorbeeld waarin zijn liefde hem ertoe bracht om iemand op te zoeken die was afgedwaald:

‘Ik had sterk het gevoel dat ik moest proberen om een broeder op te sporen die vele jaren daarvoor mijn zendingscollega was geweest. Hij was getrouwd en minderactief geworden. Zijn lidmaatschapskaart viel onder een kleine gemeente op 150 kilometer afstand van het ringcentrum. Ik reisde erheen en sprak met de gemeentepresident, die mij vertelde dat mijn voormalige zendingscollega ver weg op het platteland woonde. Hij gaf mij aanwijzingen om het dorpje te bereiken. Na een tijdje werd de geasfalteerde weg een zandweg. Na nog eens vele kilometers, besefte ik dat ik verdwaald was. Ik stopte en stond op het punt om het op te geven. Het was een bijzonder warme dag en mijn auto had geen airconditioning. Mijn vrouw en kinderen hadden het moeilijk met het stof van de zandweg. Ik knielde neer op de weg en vroeg de Heer om hulp.

‘Enkele uren later kwamen we aan in het dorpje en vonden we mijn zendingscollega. Ik vroeg hem om terug te komen. Hij werd actief in de kerk en vervulde vele leiderschapsfuncties. Zijn zoon vervulde een eervolle zending en momenteel is mijn vriend en voormalige collega raadgever in de bisschap.’

Er schuilt kracht in deze functie. De Heer staat zijn ringpresidenten terzijde. Dit is wat een ringpresident in Ecuador vertelt: ‘Ik zag een man in de ring die vaak ongelukkig leek. Op een dag kreeg ik sterk het gevoel dat ik bij hem langs moest gaan. Ik reed meteen naar zijn huis. Hij zei mij dat hij erg verdrietig was omdat hij al vele jaren geen woord had gewisseld met zijn vader. Hij legde uit dat zijn vader een hardvochtig man was en niets meer met hem te maken wilde hebben. Ik vroeg of hij iets aan de situatie wilde doen. Ik reed naar zijn vaders huis en parkeerde de auto. Ik klopte aan en hoorde een stem die zei: “Wie is daar?” Ik herkende de stem van de vader en antwoordde: “Uw ringpresident, broeder.” Hij deed de deur open en zag zijn zoon naast mij staan. Zonder een woord te zeggen omhelsden ze elkaar en begonnen te wenen. De situatie was opgelost.’

Er zijn meer dan 2.800 ringpresidenten in de wereld. In veel opzichten zijn het gewone mensen — net als u en ik. Zij werken aan hun eeuwig heil, net zoals u en ik aan het onze werken. Maar zij hebben een bijzondere roeping gekregen. Men heeft hen de handen opgelegd en zij hebben priesterschapssleutels ontvangen.

Ik heb honderden ringpresidenten ontmoet. Het zijn integere, succesvolle mensen, zowel privé als in hun beroep. Zij hebben veel geloof en een vast verlangen om de Heer te behagen.

Ik heb bij hen gelogeerd, heb met hen in gebed geknield en heb hun oprechte smeekbeden aan onze hemelse Vader gehoord. Ik heb de macht van de Heer in hen gevoeld. De Heer heeft hen lief en verleent hun geestelijke gaven.

Laten wij allen voor onze ringpresident bidden. Laten wij hem terzijde staan en hem helpen. Laten we naar hem luisteren en hem vertrouwen. ‘En Israël zal ( … ) worden verlost; en zij zullen worden geleid door de sleutels die Ik heb gegeven, en nooit meer op enigerlei wijze worden vermengd’ (LV 35:25).

Noot

  1. Gordon B. Hinckley, ‘De ringpresident’, Liahona, juli 2000, p. 61.

Foto-illustraties John Luke en Christina Smith

Afdrukken