2009
Waarom ik?
december 2009


Waarom ik?

Door tegenspoed heb ik geleerd dat ik me niet druk moet maken over deze vraag — of over andere zaken die er eigenlijk niet toe doen.

Waarom ik? Waarom nu? Ik was net terug van een wedstrijd paardenspringen in Californië en was op de top van mijn vaardigheden als hunter-jumper. Ik had het druk met school, pianoles en de bijenkorfmeisjes. Ik deed alles wat ik geleerd had dat ik moest doen en ik meende dat mijn leven zo volmaakt was als het maar kon zijn. En toen veranderde het.

De beproeving

Ik lag in een ziekenhuisbed en was te ziek om zelfs mijn ogen maar open te doen. Ik bleek acute lymfoblaste leukemie te hebben. Mijn ziekte kwam slechts vier jaar nadat mijn moeder aan bijna dezelfde soort kanker was overleden. Ik kreeg al zware chemotherapie om de kanker kwijt te raken, en de artsen zeiden dat ik nog twee en een half jaar lang chemotherapie nodig had om heel zeker te zijn dat de kanker echt weg was. Ik begreep het ‘waarom ik en waarom nu’ niet.

Ik kwam er al gauw achter dat een kankerdiagnose krijgen niet de enige moeilijkheid was waarmee ik geconfronteerd zou worden. Een van de medicijnen waarmee leukemie behandeld wordt, is een steroïde dat in zeer hoge dosering wordt toegediend. Het is weliswaar zeer effectief in het doden van leukemiecellen, maar er is wel een klein risico dat het aseptische botnecrose tot gevolg heeft (wat de botten bij de gewrichten doet afsterven), en dit komt met name voor onder tienermeisjes. Mijn artsen meenden dat ik met mijn twaalf jaar te jong was om vatbaar te zijn voor deze bijwerking. Maar binnen een maand na de chemotherapie hadden de steroïden al de meeste belangrijke gewrichten en delen van mijn ruggegraat vernietigd. Ik leed voortdurend hevige pijn. Vier maanden nadat er bij mij leukemie was vastgesteld, kreeg ik mijn eerste heupoperatie om de schade van de steroïden enigszins te repareren en de pijn te verminderen. De operatie ging niet zo goed als ik had gehoopt en mijn orthopedisch chirurg vertelde me dat ik waarschijnlijk nooit meer paard zou rijden. Plotseling gingen mijn toekomstdromen in rook op.

Ik leerde goed en had het altijd fijn gevonden om naar school te gaan. Nu kon ik niet naar school of zelfs maar naar buiten gaan omdat de chemotherapie mijn immuunsysteem had vernietigd. Ik bleef thuis bij mijn stiefmoeder. Maar hoewel ik al dacht dat dit slecht was, het werd nog erger.

Een half jaar na mijn heupoperatie had ik een nieuwe operatie nodig omdat de eerste niet goed gelukt was. Ik zat in een rolstoel omdat lopen te veel pijn deed. Ik was er absoluut zeker van dat ik nooit meer paard zou rijden, en nu maakte ik me zorgen of ik ooit weer zou lopen. Een leven lang ziek, met voortdurende pijn en aan een rolstoel gekluisterd leek mij niet erg leuk.

Gebeden

Ik bad tot mijn hemelse Vader, en ik weet dat ook veel andere mensen voor me baden. In al mijn beproevingen bad ik dat ik genezen mocht worden, dat mijn gewrichten mochten herstellen, en dat ik de rest van de chemotherapie niet nodig zou hebben. Ik meende dat mijn gebeden niet verhoord werden omdat ik toch nog wekelijks voor meer chemotherapie naar het Primary Children’s Medical Center in Salt Lake City moest. Ik had nog steeds pijn. En ik zat nog steeds in een rolstoel. Op een gegeven moment begon ik te denken dat mijn ouders gek waren dat ze in een god geloofden die niet eens naar een arm, ziek, klein meisje luisterde.

Jaren geleden had ik een soortgelijke beproeving van mijn geloof meegemaakt toen ik bad dat mijn moeder beter mocht worden. Ze kreeg voortdurend zuurstof toegediend en was nog te zwak om door het huis te lopen. Ik bad, hoopte en bad nog meer dat er een wonder zou gebeuren en ze zou genezen. Maar ze genas niet. Na haar dood leerde ik dat we zo veel om iets kunnen bidden als we willen, maar dat we om het goede moeten bidden, vragend of zijn wil gedaan mag worden, als we onze gebeden verhoord willen hebben.

Met die les in gedachten, bad ik niet meer ‘Genees me alstublieft’ maar ‘Hemelse Vader, ik wil deze beproevingen niet meer, maar ik zal uw wil aanvaarden.’ Zodra ik dat deed, merkte ik dat ik de chemotherapie beter aankon en verbeterde mijn houding. Dat was het begin van de zegeningen en de antwoorden op mijn gebeden en vragen.

Mijn vader en grootvader gaven mij vaak een zegen. Als ik een operatie had, vroeg ik om een zalving. Daardoor konden mijn familieleden en ik kalm blijven als ik weer een operatie moest ondergaan. Ik had een keer hoge koorts en we moesten naar het ziekenhuis. Ik kreeg voor het vertrek een zalving van mijn vader en een buurman. Tegen de tijd dat we voorreden bij de eerste hulp, was mijn koorts gezakt en hoefde ik de nacht niet in het ziekenhuis door te brengen. Ik weet dat de priesterschapsmacht een geschenk is van onze liefhebbende hemelse Vader.

Lessen

Eén moment dat me altijd bij zal blijven, was de dag dat ik na mijn diagnose van leukemie thuiskwam uit het ziekenhuis. De jongevrouwen en ZHV-zusters hadden mijn spullen van de kelder naar een kamer op de begane grond verhuisd zodat ik dichter bij mijn ouders was en geen trap hoefde te lopen. Ze hadden de kamer schoon en netjes gemaakt zodat ik een fijne kamer had zolang ik ziek was. Mijn familie was het onderwerp van nog veel meer dienstbetoonprojecten. In het begin vond ik het moeilijk om diensten aan te nemen. Als anderen mij diensten aanboden, kreeg ik het gevoel dat ik niets zelf kon doen. Maar ik leerde al snel dat het prima was om hulp te vragen. Toen ik me beter begon te voelen, ging ik op zoek naar mogelijkheden om meer voor andere mensen te doen. Nu probeer ik andere mensen zo veel mogelijk te dienen. Het geeft me een goed gevoel als ik anderen dien. Ik ben gaan inzien dat als ik toesta dat andere mensen mij dienen, ik hen in staat stel om datzelfde fijne gevoel te krijgen.

Ik heb geleerd om meer aan de toekomst en mijn keuzes te denken omdat ik bijna dood was. Op school hoorde ik meisjes klagen dat hun haar die dag niet goed zat. Daar zat ik dan, met een pruik op mijn hoofd in mijn knalroze rolstoel, en dacht: ‘Je hebt tenminste haar!’ Er waren ook meisjes die klaagden dat hun voeten zeer deden omdat ze op hoge hakken liepen. Dan dacht ik: ‘Je kunt tenminste lopen.’ Nu probeer ik een breder perspectief te hebben in plaats van te letten op al die kleine details die ik vroeger zo belangrijk vond.

De afgelopen jaren heb ik nog veel meer geleerd door de zegening van de leukemie en de complicaties van de chemotherapie. Ik heb een nauwere band met mijn hemelse Vader. Mijn getuigenis is sterker geworden. En ik heb geleerd wat echt belangrijk is. Ik heb geleerd dat ik alle kleine dingen moet waarderen die mensen voor me doen. Ik ben nu in remissie, heb minder pijn en kan mijn gewrichten weer een beetje gebruiken. In de loop van mijn genezingsproces blijven de zegeningen en de lessen komen.

Dus: waarom ik? Waarom nu? Ik stel die vragen niet meer omdat ik in mijn beproevingen geestelijk ben gegroeid. Ik heb ontdekt wie ik werkelijk ben, want de Heer had voldoende liefde voor mij om me beproevingen te laten doormaken en me de zegeningen te geven die daaraan verbonden waren.

Foto’s geplaatst met toestemming van de familie Quigley, behalve waar anders aangegeven; rechts: foto Matthew Reier

Elizabeth speelde tijdens de algemene jongevrouwenbijeenkomst hobo (te zien op www.generalconference.lds.org).

Rechtsboven: foto Craig Dimond

Afdrukken