2011
Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt
april 2011


Boodschap van het Eerste Presidium

Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt

President Thomas S. Monson

Tegenwoordig zijn er alleen nog ruïnes over van Kafarnaüm, die plaats bij het meer, dat hart van de bediening van de Heiland in Galilea. Daar predikte Hij in de synagoge, onderwees Hij langs de kust en genas Hij in de huizen.

Aan het begin van zijn bediening haalde Jezus een tekst uit Jesaja aan: ‘De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis’ (Jesaja 61:1; zie ook Lucas 4:18) — een duidelijke verklaring van een goddelijk plan om de zonen en dochters van God te redden.

Maar Jezus’ prediking in Galilea was slechts het begin. De Zoon des Mensen had voortdurend een verschrikkelijke bestemming op de heuvel Golgota voor ogen.

Jezus werd na het laatste avondmaal gevangengenomen in de hof van Getsemane, verlaten door zijn discipelen, bespuwd, berecht en vernederd, en wankelde onder zijn zware kruis naar Golgota. Zijn aanvankelijke triomftocht voerde tot verraad, marteling en tot de dood aan het kruis.

In de woorden van het lied ‘The Holy City’ (De heilige stad):

Doch eenklaps werd het alles zo donker om mij heen. (…)

Ik zag het kruis verrijzen,

Toen werd het plots’ling nacht

En klonk van gindse heuveltop een stem: Het is volbracht.1

Voor ons heeft onze hemelse Vader zijn Zoon gegeven. Voor ons heeft onze oudste Broer zijn leven gegeven.

De Meester had op het laatste moment terug kunnen treden. Maar dat heeft Hij niet gedaan. Hij is onder alle dingen neergedaald, om alle dingen te kunnen redden: de mensheid, de aarde en al het leven dat er ooit op heeft gewoond.

Er zijn geen woorden in het christendom die meer voor mij betekenen dan die welke de engel sprak tot de wenende Maria van Magdala en de andere Maria toen zij bij het graf kwamen om het lichaam van hun Heer te verzorgen: ‘Wat zoekt gij de levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt’ (Lucas 24:5–6).

Met die verklaring zijn allen die hebben geleefd en zijn gestorven, allen die nu leven en eens zullen sterven, en allen die nog geboren worden en zullen sterven, zojuist gered.

Als gevolg van Christus’ overwinning op het graf zullen wij allemaal herrijzen. Dat is de verlossing van de ziel. Paulus heeft geschreven:

‘Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse.

‘De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans.

‘Zo is het ook met de opstanding der doden’ (1 Korintiërs 15:40–42).

Wij streven naar de hemelse of celestiale heerlijkheid. Wij verlangen ernaar om in de tegenwoordigheid van God te wonen. Wij willen deel uitmaken van een eeuwig gezin.

Van Hem die eenieder van ons van een eindeloze dood heeft gered, getuig ik dat Hij de waarheid verkondigt — maar Hij is meer dan een leraar. Hij is het Voorbeeld van het volmaakte leven — maar Hij is meer dan een voorbeeld. Hij is de grote Heelmeester — maar Hij is meer dan een heelmeester. Hij is de letterlijke Heiland van de wereld, de Zoon van God, de Vredevorst, de Heilige Israëls, ja, de herrezen Heer, die verklaarde: ‘Ik ben de eerste en de laatste; Ik ben het die leeft, Ik ben het die werd gedood; Ik ben uw voorspraak bij de Vader’ (LV 110:4).

‘Niets dat mij zoveel vreugde geeft: ik weet dat mijn Verlosser leeft.’2

Daarvan getuig ik.

Noten

  1. Frederick E. Weatherly, ‘The Holy City’ (De heilige stad) (1892).

  2. ‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft’, lofzang 92.

Walter Rane, Hij is hier niet, kopiëren niet toegestaan; Joseph Brickey, Christus en Maria bij het graf © 2004 IRI

Illustratie Steve Kropp