Evangelieparels
De louterende kracht van Getsemane
Bruce R. McConkie werd op 29 juli 1915 in Michigan (VS) geboren. Op 6 oktober 1946 werd hij lid van de Eerste Raad der Zeventig en op 12 oktober 1972 werd hij tot apostel geordend. Hij is op 19 april 1985 in Salt Lake City (Utah) overleden. Deze toespraak is op 6 april 1985 tijdens de algemene conferentie uitgesproken.
Ik geloof, en de Geest schijnt mij hierin te staven, dat de belangrijkste leerstelling die ik kan verkondigen, en het krachtigste getuigenis dat ik kan geven, dat van het zoenoffer van de Heer Jezus Christus is.
Zijn verzoening is de meest weergaloze gebeurtenis die ooit heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden vanaf de dageraad der schepping door alle eeuwen van een nimmer eindigende eeuwigheid heen.
Het is de opperste daad van goedheid en genade, die slechts door een God kon worden verricht. Door die daad zijn alle voorwaarden van het eeuwige verlossingsplan van de Vader in werking gesteld.
Door die daad is de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand gebracht en zijn allen gered van de dood, hel en oneindige foltering.
En door die daad zullen allen die in het heerlijke evangelie van God geloven en er gehoorzaam aan zijn, allen die getrouw zijn en het wereldse overwinnen, allen die lijden voor Christus en voor zijn woord, allen die getuchtigd en geteisterd worden voor de zaak van Hem wiens volgelingen wij zijn — ja, allen zullen als hun Schepper worden en bij Hem zitten op zijn troon, en voor altijd met Hem regeren in eeuwigdurende heerlijkheid.
Al sprekende over deze wonderbaarlijke zaken, zal ik mijn eigen woorden gebruiken, hoewel u misschien zult menen dat het woorden uit de Schriften zijn, woorden die door andere apostelen en profeten zijn geuit.
Weliswaar zijn ze in eerste instantie door anderen verkondigd, maar nu zijn ze mijn woorden, want de Heilige Geest heeft tot mij getuigd dat ze waar zijn, en het is alsof de Heer ze in de eerste plaats aan mij had geopenbaard. Zo heb ik dus zijn stem gehoord en ken ik zijn woord.
In de hof van Getsemane
Tweeduizend jaar geleden was er buiten de stadsmuren van Jeruzalem een aangename plek, een tuin, Getsemane geheten, waar Jezus en zijn naaste vrienden zich vaak terugtrokken om te mediteren en te bidden.
Daar onderwees Jezus zijn discipelen in de leerstellingen van het koninkrijk en daar voelden zij zich één met Hem, die ons aller Vader is, in wiens dienst zij stonden en wiens werk zij deden.
Deze heilige plek, heilig zoals Eden waar Adam woonde, zoals Sinaï waar Jehova zijn wetten uitvaardigde, zoals Golgota waar de Zoon van God zijn leven gaf als losprijs voor velen, deze heilige grond is waar de zondeloze Zoon van de Eeuwige Vader de overtredingen van alle mensen op Zich heeft genomen op voorwaarde van hun bekering.
Wij weten niet, beseffen niet, nee, geen menselijk verstand kan zich de volledige betekenis voorstellen van hetgeen Christus in de hof van Getsemane heeft gedaan.
Wij weten wel dat Hij uit iedere porie grote bloeddruppels zweette onder het ledigen van de droesem van de bittere beker die zijn Vader Hem voorgehouden had.
Wij weten dat Hij naar lichaam en geest méér heeft geleden dan enig mens kan verdragen, zonder te sterven.
Wij weten dat zijn lijden, op de een of andere onbegrijpelijke manier, heeft voldaan aan de eisen der gerechtigheid, boetvaardige zielen heeft verlost van de straf en boete voor zonden, en barmhartigheid binnen het bereik heeft gebracht van hen die in zijn heilige naam geloven.
Wij weten dat Hij machteloos op de grond lag terwijl de foltering van een oneindige last Hem deed sidderen en de wens deed uiten dat die bittere beker aan Hem voorbij mocht gaan.
Wij weten dat er een engel uit de hemel kwam om Hem bij te staan in zijn bezoeking, en wij veronderstellen dat dit de machtige Michaël was, die als eerste viel, opdat de sterfelijke mens zou zijn.
Voor zover wij kunnen nagaan, zetten deze buitensporige folteringen — dit weergaloze lijden — zich zo’n drie à vier uur lang voort.
Zijn gevangenneming, berechting en geseling
Daarna — terwijl zijn lichaam gebroken en van alle kracht ontdaan was — kwam Hij tegenover Judas en de andere vleesgeworden duivels te staan, waarvan sommigen zelfs lid van het Sanhedrin waren; en Hij werd als een ordinaire misdadiger met een touw om zijn hals weggevoerd, om geoordeeld te worden door aartsmisdadigers, die als joden op de zetel van Aäron gezeten waren en als Romeinen de macht van Caesar uitoefenden.
Zij brachten Hem voor Annas, voor Kajafas, voor Pilatus, voor Herodes en opnieuw voor Pilatus. Hij werd beschuldigd, vervloekt en geslagen. Hun smerige speeksel droop langs zijn gezicht, terwijl venijnige klappen zijn door pijn overspoelde lichaam nog meer verzwakten.
Met stokken koelden zij hun woede op zijn rug. Het bloed sijpelde langs zijn gezicht toen de prikkels van een doornenkroon zijn bevende voorhoofd doorboorden.
Maar daarenboven werd Hij gegeseld, gegeseld met veertig slagen min één, gegeseld met een zweep bestaande uit vele strengen van leer waar scherpe stukjes bot en metaal in verweven waren.
Velen bezweken aan een dergelijke geseling, maar Hij overleefde de verschrikkingen ervan teneinde een smadelijke dood aan het wrede kruis van Golgota te sterven.
Vervolgens droeg Hij zijn eigen kruis, totdat Hij bezweek onder het gewicht, de pijn en het toenemende leed van dit hele gebeuren.
Aan het kruis
Uiteindelijk, op een heuvel die Golgota heette — wederom buiten de stadsmuren van Jeruzalem — legden de Romeinse soldaten Hem op het kruis, terwijl machteloze discipelen toekeken en de folteringen van het ophanden zijnde sterven in hun eigen lichaam voelden.
Met grote houten hamers joegen zij de ijzeren spijkers door zijn voeten, zijn handen en zijn polsen heen. Ja, Hij is waarlijk om onze overtredingen doorboord en om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
Vervolgens werd het kruis opgericht, opdat allen konden zien en zich vergapen, vervloeken en bespotten. En dat deden zij drie uur lang, met boosaardig venijn, van negen uur in de ochtend tot het middaguur.
Toen werd de hemel zwart en werd het land drie uur lang met duisternis bedekt, net als bij de Nephieten. Er woedde een verschrikkelijke storm, alsof de God van de natuur zelf in doodsstrijd was.
En dat was Hij ook, want daar aan het kruis, nog eens drie uur lang, vanaf het middaguur tot drie uur in de middag, werd Hij opnieuw door de mateloze folteringen en genadeloze pijn van Getsemane gekweld.
En toen de martelingen der verzoening uiteindelijk hun tol hadden geëist, toen de overwinning was behaald, toen de Zoon van God de wil zijns Vaders in alle dingen had gedaan, toen zei Hij: ‘Het is volbracht’ (Johannes 19:30), en gaf Hij uit vrije wil de geest.
In de geestenwereld
Terwijl de rust en troost van een barmhartige dood Hem van de aardse pijnen en smarten bevrijdden, ging Hij Gods paradijs binnen.
Toen Hij zijn ziel voor de zonde ten offer had gebracht, was het moment aangebroken om, volgens het Messiaanse woord, zijn nageslacht te zien.
Dezen, bestaande uit alle heilige profeten en getrouwe heiligen uit vroegere tijden; dezen, die zijn naam op zich hadden genomen en die, net als wij, zijn zonen en dochters waren geworden omdat zij geestelijk uit Hem geboren waren; al dezen waren in de geestenwereld bij elkaar om daar zijn gezicht te aanschouwen en zijn stem te horen.
Na zo’n 38 à 40 uur — drie dagen volgens de Joodse tijdrekening — kwam onze gezegende Heer naar het graf van de Arimateër, waar zijn gedeeltelijk gebalsemde lichaam door Nikodemus en Jozef van Arimathea was neergelegd.
Zijn opstanding
Op een voor ons onbegrijpelijke manier nam Hij vervolgens zijn lichaam, dat nog geen verderf had ondergaan, weer op en stond Hij op in die heerlijke onsterfelijkheid die Hem gelijk maakte aan zijn herrezen Vader.
Daarna ontving Hij alle macht in de hemel en op aarde, verkreeg Hij eeuwige verhoging, verscheen Hij aan Maria van Magdala en aan vele anderen, en voer Hij op ten hemel om aan de rechterhand van God, de Almachtige Vader, plaats te nemen en voor altijd in eeuwigdurende heerlijkheid te regeren.
Zijn opstanding uit de dood op de derde dag was de kroon op de verzoening. En wederom, op een voor ons niet te bevatten manier, komen de gevolgen van zijn opstanding ten goede aan alle mensen, waardoor allen zullen opstaan uit het graf.
Zoals Adam ons de dood heeft gebracht, zo heeft Christus ons het leven gebracht; zoals Adam de vader van de sterfelijkheid is, zo is Christus de Vader van de onsterfelijkheid.
En zonder die beide, sterfelijkheid en onsterfelijkheid, is de mens niet in staat zijn behoudenis te bewerken en op te stijgen tot die hoogten waar Goden en engelen voor immer in eeuwige heerlijkheid wonen.
Kennis van de verzoening
Welnu, de verzoening van Christus is de meest fundamentele leerstelling van het evangelie, maar tevens de minst begrepen van al onze geopenbaarde waarheden.
Velen van ons beschikken over een oppervlakkige kennis, en vertrouwen op de Heer en zijn goedheid om ons door de moeilijkheden en gevaren van het leven heen te helpen.
Willen wij echter het geloof hebben dat Henoch en Elia hadden, dan moeten wij geloven wat zij geloofden, weten wat zij wisten, en leven zoals zij leefden.
Mag ik u uitnodigen om samen met mij een juiste en zekere kennis van de verzoening te verwerven?
Wij moeten de opvattingen van mensen en de wijsheid der wijzen naast ons neerleggen en luisteren naar de Geest die ons gegeven is om ons tot alle waarheid te voeren.
Wij moeten de Schriften onderzoeken, ze aanvaarden als de zin, de wil en de stem des Heren en de macht Gods tot onze behoudenis.
Als wij lezen, overdenken en bidden, zullen wij de drie hoven van God voor ons geestesoog zien verschijnen: de hof van Eden, de hof van Getsemane en de hof van het lege graf, waar Jezus aan Maria van Magdala is verschenen.
De schepping, de val en de verzoening
In de hof van Eden zien wij dat alle dingen in een paradijselijke staat geschapen waren — zonder dood, zonder voortplanting, zonder de ervaringen van een proeftijd.
Wij komen er achter dat een dergelijke schepping waar de hedendaagse mens niet mee bekend is, de enige manier was om de val mogelijk te maken.
Wij zien dat Adam en Eva, de eerste man en de eerste vrouw, hun staat van onsterfelijke en paradijselijke heerlijkheid opgeven om het eerste sterfelijke vlees op aarde te worden.
Zo doet de sterfelijkheid, met inbegrip van het voortplantingsvermogen en de dood, haar intrede in de wereld. En wegens overtreding begint er een periode waarin de mens wordt beproefd.
Vervolgens zien wij in Getsemane dat de Zoon van God de mensheid van de lichamelijke en de geestelijke dood verlost, die ons ten gevolge van de val ten deel zijn gevallen.
En ten slotte komen wij, staande voor een leeg graf, te weten dat Christus, onze Heer, de banden des doods heeft verbroken en voor eeuwig over het graf zegeviert.
Aldus heeft de schepping de val voortgebracht, zijn door de val de sterfelijkheid en de dood gekomen, en zijn door Christus de onsterfelijkheid en het eeuwige leven tot stand gebracht.
Als er geen val van Adam was geweest, met de dood als gevolg, zou er geen verzoening van Christus zijn geweest, met het leven tot gevolg.
Zijn zoenbloed
En nu getuig ik aangaande die volmaakte verzoening, teweeggebracht door het vergieten van Gods bloed, dat die plaatsvond in Getsemane en op Golgota. En aangaande Jezus Christus getuig ik dat Hij de Zoon van de levende God is en dat Hij gekruisigd is voor de zonden van de wereld. Hij is onze Heer, onze God en onze Koning. Dit weet ik zelf, onafhankelijk van wie dan ook.
Ik ben een van zijn getuigen, en eens zal ik de tekens van de nagels in zijn handen en zijn voeten voelen en zal ik mijn tranen over zijn voeten uitgieten.
Maar ik zal dan niet zekerder weten dan nu dat Hij Gods almachtige Zoon is, dat Hij onze Heiland en Verlosser is, en dat het heil alleen door zijn zoenbloed komt en op geen enkele andere wijze.
God geve dat wij allen in het licht mogen wandelen, zoals God, onze Vader, Zich in het licht bevindt, opdat, overeenkomstig de beloften, het bloed van zijn Zoon, Jezus Christus, ons van alle zonde zal reinigen.