Maar hier is geen kerk
Julie Ismail (West-Australië, Australië)
Tijdens mijn rondreis in het Middellandse-Zeegebied probeerde ik op zondag altijd naar de kerk te gaan. In Sevilla (Spanje) raadpleegde ik de receptioniste van het hotel, het telefoonboek en een plattegrond van de stad om het gebouw van onze kerk in de buurt te vinden. Ik schreef het adres en de naam van de kerk in het Spaans op. Op zaterdagavond bad ik om de aanvangstijd van de bijeenkomsten te weten. Ik kreeg sterk het gevoel dat ik er om tien uur in de ochtend moest zijn.
Vlak voordat ik op zondagochtend om half tien de deur uitging, bad ik nogmaals dat ik het kerkgebouw zou vinden. De plattegrond leidde me door allerlei smalle straatjes. Het was een prachtige ochtend. Ik kwam langs café’s en een vogelmarkt vol kwetterende vogels.
Ik kwam op het opgegeven adres aan maar vond daar niets wat op een kerkgebouw leek. Ik liep tevergeefs heen en weer door de straat. Ik snapte er niets van en zag gespannen dat het al bijna tien uur was.
Uiteindelijk bad ik tot mijn Vader in de hemel: ‘U vraagt van mij om naar de kerk te gaan, en hier ben ik dan, maar hier is geen kerk.’
Precies op dat moment zag ik een man in een net pak de hoek om komen. Hij zag eruit als een lid van de kerk, en ik voelde dat ik hem moest aanspreken. Ik brabbelde dat ik op zoek was naar een kerk. Hij zei iets dat ik niet begreep, en ik stond er verbouwereerd bij. Hij opende zijn tas en daarin zag ik twee in leer gebonden boeken die er als Schriftuur uitzagen. Ik gaf hem mijn papiertje waarop ik ‘La Iglesia de Jesucristo’ (De Kerk van Jezus Christus) had geschreven. Hij glimlachte en wees in de richting waar ik vandaan gekomen was, en we liepen samen naar de kerk. Het gebouw bevond zich op een paar minuten lopen op een ander adres, en was makkelijk te missen als je niet wist dat het er stond. Het lag ietwat verscholen aan een pleintje, achter grote hekken.
In het kerkgebouw kwam ik er al snel achter dat de man die me had geholpen de bisschop van de wijk was, en dat de bijeenkomsten om half elf begonnen. Ik was dus ruimschoots op tijd.
Ik voelde me tijdens de vasten-en-getuigenisdienst geïnspireerd om mijn getuigenis te geven. Met een zendeling als tolk gaf ik mijn getuigenis en beschreef ik hoe de Heer een weg had bereid om naar de kerk te komen. Daarna gaf de bisschop zijn getuigenis. Hij legde uit dat hij zijn auto die ochtend verder weg moest parkeren, zodat hij wat later was dan normaal. Toen hij mij zag, kwam ik bij hem als lid van de kerk over, dus schoot hij mij te hulp. Vervolgens sprak hij over leden die geestelijk de weg kwijt zijn, en zei dat we ze moesten helpen de kerk te vinden.
Na al die jaren weet ik niet meer precies hoe de prachtige stad Sevilla eruitzag, maar wel hoe ik de kerk toen heb gevonden. Die herinnering is voor mij een getuigenis van de grote liefde die onze Vader in de hemel voor ons koestert, en dat zijn hand in mijn leven merkbaar is als ik maar let op alle dingen die ‘medewerken ten goede voor [mij]’ (Romeinen 8:28).