2011
Bekeert u, wendt u tot de Heer en wordt genezen
april 2011


Wij spreken over Christus

Bekeert u, wendt u tot de Heer en wordt genezen

‘Zie, wie zich van zijn zonden bekeerd heeft, die ontvangt vergeving, en Ik, de Heer, denk er niet meer aan’ (LV 58:42).

Onlangs liep een goede en getrouwe vrouw die ik ken bij een auto-ongeluk ernstig letsel op. Ze had onder andere enkele ribben en wervels gebroken. Als onderdeel van de revalidatie moest ze een korset dragen om beweging van haar rug en nek te voorkomen. Het korset zag er nogal onplezierig uit. Maar het was nodig. Zo kregen haar rug en nek de kans om te genezen.

Bekering lijkt op dat korset. Wanneer we zondigen, loopt onze ziel letsel op en is een goddelijke behandeling nodig om ons te helen. Bekering zorgt ervoor dat de Heiland ons, door de kracht van de verzoening, kan genezen (zie 3 Nephi 9:13). Ook al is bekering in sommige opzichten niet plezierig — zoals een korset voor een gebroken rug — moeten we ons toch bekeren.

President Dieter F. Uchtdorf, tweede raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘Door ware bekering keren we terug op de goede weg. Als we ons oprecht bekeren, moeten we onze zonden erkennen, berouw en droefheid naar Gods wil hebben en onze zonden aan God belijden. Als onze zonden ernstig zijn, moeten we ze ook aan onze bevoegde priesterschapsleider belijden. We moeten God om vergeving vragen en ons uiterste best doen om goed te maken wat we door ons gedrag hebben veroorzaakt. Bekering betekent een verandering van verstand en hart — we doen geen verkeerde dingen meer en we gaan het goede doen. Dan krijgen we een nieuwe houding ten opzichte van God, onszelf en het leven in het algemeen.’1

Als we het bekeringsproces goed afronden, vinden we genezing, troost en geluk. Dorothy J. R. White heeft geschreven:

Denk eens aan de tranen die aan de buitenkant vloeien,

maar die ons van binnen reinigen.2

De Heer dringt er liefdevol op aan dat we ons bekeren, omdat Hij ons wil genezen. Hij heeft lichamelijk en geestelijk geleden om voor onze zonden te boeten als wij ons bekeren. Hij heeft gezegd:

‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;

‘maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik;

‘welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen —

‘niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk en volbracht mijn voorbereidingen voor de mensenkinderen.

‘Welnu, Ik gebied u wederom zich te bekeren’ (LV 19:16–20).

Mogen wij ons nu bekeren, ons tot de Heer wenden en genezen worden.

Noten

  1. Dieter F. Uchtdorf, ‘Het punt van veilige terugkeer’, Liahona, mei 2007, p. 100.

  2. Dorothy J. R. White, ‘Repentance’, Ensign, juli 1996, p. 27.

De verloren zoon keerde nederig tot zijn vader terug en zei: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten’ (Lucas 15:21). Zijn vader verwelkomde hem thuis. Zo verwelkomt onze hemelse Vader ons ook als wij ons bekeren.

James Tissot, De terugkeer van de verloren zoon