Wat wij geloven
Uw naaste liefhebben als uzelf
‘Laten wij ons elke ochtend bij het opstaan voornemen om vriendelijk en liefdevol te reageren op alles wat op ons pad komt.’ — president Thomas S. Monson
Toen een wetgeleerde aan Jezus vroeg wat het grootste gebod was, had Hij een van de vele geboden uit het Oude Testament, uit de wet van Mozes of uit de tien geboden kunnen kiezen. In plaats daarvan vatte Hij alle geboden in deze twee samen:
‘U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
‘Dit is het eerste en het grote gebod.
‘En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Mattheüs 22:37–39).
Zoals president Thomas S. Monson ons in de afgelopen conferentie heeft geleerd, helpt het ene gebod onderhouden ons om ook het andere gebod te onderhouden: ‘We kunnen God niet écht liefhebben als we onze medereizigers op deze tocht door het sterfelijk leven niet liefhebben. En we kunnen onze medemens niet écht liefhebben als we God, de Vader van ons allen, niet liefhebben. […] Wij zijn allen geestkinderen van onze hemelse Vader. En als zodanig zijn wij broeders en zusters. Houden wij die waarheid in gedachten, dan wordt het makkelijker om al Gods kinderen lief te hebben’ (‘Liefde — de kern van het evangelie’, Liahona, mei 2014, p. 91).
Naastenliefde — christelijke liefde voor anderen — ontwikkelen, zal onze relaties ten goede komen, zorgt ervoor dat we anderen bereidwillig dienen, en maakt ons klaar voor het eeuwige leven (zie Moroni 10:21). Naastenliefde is een geestelijke gave waar we om kunnen bidden en voor kunnen leven; zij wordt ‘geschonken aan allen die ware volgelingen zijn van […] Jezus Christus’ (Moroni 7:48). Zij is de ‘weg die dit alles nog overtreft’ (1 Korinthe 12:31), waar de apostel Paulus over spreekt en houdt in vriendelijk, geduldig, nederig, zachtmoedig, hoopvol en gul te zijn (zie 1 Korinthe 13).
Het leven is het volmaakte laboratorium waarin naastenliefde wordt ontwikkeld. De lering van de Heiland die de ‘gulden regel’ wordt genoemd, kan ons hierbij tot leidraad zijn: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus’ (Matteüs 7:12). Niemand van ons is volmaakt, maar we willen wel graag vriendelijk bejegend worden, ondanks onze tekortkomingen.