Huisbezoekboodschap
De goddelijke zending van Jezus Christus: Trooster
Bestudeer dit materiaal onder gebed om te weten te komen wat u met de zusters moet bespreken. Hoe vergroot begrip van het leven en de zending van de Heiland ons geloof in Hem en is het een zegen voor hen over wie u waakt door huisbezoek? Ga voor meer informatie naar reliefsociety.lds.org.
Jezus Christus heeft beloofd: ‘Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u’ (Johannes 14:18). Hij zal ons een ‘hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw’ geven (Jesaja 61:3). Omdat Christus voor ons allen geleden heeft, zal Hij ons niet vergeten. Linda S. Reeves, tweede raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, heeft gezegd: ‘Onze Heiland [heeft] al onze zonden, […] onze pijn en ons lijden en onze beproevingen op Zich […] genomen, zodat Hij weet wat wij voelen en hoe Hij ons kan troosten.’1
Door te weten dat Christus ons zal troosten, ontvangen we gemoedsrust en willen we zijn voorbeeld volgen door anderen te dienen. President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Onze kennis van het evangelie en onze liefde voor onze hemelse Vader en onze Heiland [zullen] ons troost en steun geven en vreugde brengen in ons hart, als wij oprecht wandelen en de geboden onderhouden. Er is dan niets in deze wereld dat ons kan verslaan.’2
Uit de Schriften
Johannes 14:18, 23; Alma 7:11–13; Leer en Verbonden 101:14–16
Uit onze geschiedenis
Elaine L. Jack, de twaalfde algemeen ZHV-presidente, heeft gezegd: ‘Door huisbezoek reiken wij elkaar de hand. Handen zeggen vaak meer dan woorden. Een innige omhelzing spreekt boekdelen. Een lach verenigt ons. Een goed gesprek verfrist onze ziel. We kunnen niet altijd iemands last wegnemen, maar we kunnen haar opbeuren, zodat ze die kan dragen.’3
De ZHV-zusters onder de pioniers ‘putten ook spirituele kracht uit de liefde en deernis voor elkaar. Als ziekte en dood […] toesloegen, baden zij in geloof voor elkaar en troostten elkaar. “De liefde Gods vloeide over in ons hart”, schreef Helen Mar Whitney, “zozeer zelfs dat het de Boze niet lukte om tussen ons en de Heer te komen; en zijn wrede pijlen misten, in sommige gevallen, hun slagkracht.”’4