Flora en ik: gelijkwaardige partners in het werk van de Heer
Komen we meer te weten over het ondersteunende, liefdevolle partnerschap tussen president Ezra Taft Benson en zijn vrouw, Flora, dan begrijpen we zijn bediening beter.
Als we aandachtig luisteren, kan een korte zinsnede soms even krachtig zijn als een toespraak. Dat was op 11 november 1985 het geval. De zinsnede luidde: ‘Flora en ik.’
President Ezra Taft Benson (1899–1994) las die woorden op in een verklaring aan journalisten op de dag na zijn aanstelling als president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Zes dagen daarvoor was president Spencer W. Kimball overleden, waardoor president Benson de senior apostel was.
President Benson was bij zijn vrouw, Flora, toen ze vernamen dat president Kimball overleden was en ze ‘knielden meteen neer’ in gebed.1 In de eerste alinea van de verklaring die wereldwijd gepubliceerd zou worden, plaatste president Benson Flora aan zijn zijde. Hij zei: ‘Naar deze dag heb ik niet uitgekeken. Mijn vrouw, Flora, en ik hebben steeds gebeden dat president Kimballs tijd op aarde verlengd mocht worden en er een wonder voor hem mocht geschieden. Nu de Heer heeft gesproken, zullen we ons best doen om onder zijn leiding het werk op aarde te bevorderen.’2
Na 59 jaar huwelijk, was de zinsnede ‘Flora en ik’ voor president Benson vanzelfsprekend. En toen hij zei: ‘we [zullen] ons best doen om onder zijn leiding het werk op aarde te bevorderen’, bedoelde hij met we niet zichzelf en de andere algemene autoriteiten, hoewel hij eensgezind met hen zou samenwerken. In deze verklaring sprak de profeet, ziener en openbaarder van de kerk over de eenheid met zijn vrouw in het werk van de Heer.
En waarom niet? Hij was bijna zestig jaar eensgezind met zijn vrouw aan het werk geweest voor de Heer. Hoewel veel aspecten van hun leven door de jaren heen veranderd waren, was hun partnerschap voortdurend een bron van kracht voor hen beiden geweest.
Dit jaar hebben de ZHV-zusters en de Melchizedeks-priesterschapsdragers de gelegenheid om meer over president Ezra Taft Benson te weten te komen. Bij het bestuderen van zijn leringen, wilt u misschien meer over zijn karakter te weten komen. Dit artikel geeft u meer inzicht in zijn leven en bediening, beschreven vanuit het perspectief van zijn vrouw, Flora Amussen Benson. De nummers van hoofdstukken en pagina’s in het artikel verwijzen naar Leringen van kerkpresidenten: Ezra Taft Benson.
‘Ik zou graag met een boer trouwen’
In het najaar van 1920 reisde de 21-jarige Ezra Taft Benson van de familieboerderij in Whitney (Idaho, VS) naar Logan (Utah, VS), waar hij zich aan het Utah Agricultural College (nu Utah State University) inschreef. Op zekere dag was hij met enkele vrienden op de campus toen een jonge vrouw zijn aandacht trok. Later zei hij daarover:
‘We zaten buiten bij de melkschuur toen een — heel charmante en mooie — jonge vrouw in haar kleine auto langskwam om bij de boerderij melk te halen. Toen de jongens naar haar zwaaiden, zwaaide ze terug. Ik vroeg: “Wie is dat meisje?” Ze zeiden: “Dat is Flora Amussen.”
‘Ik zei: “Weet je, ik krijg sterk het gevoel dat ik met haar zal trouwen.”’
Ezra’s vrienden vonden dat een kostelijke opmerking. Ze zeiden: ‘Ze is te populair voor een boerenjongen.’ Zijn reactie? ‘Dat maakt het alleen maar interessanter.’3
Ezra’s vrienden schatten Flora Amussen helemaal fout in. Sinds haar tienerjaren had ze al iets bijzonders gezien in landbouwers. Toen haar moeder haar op een dag zei ‘dat ze de hoogste graad van heerlijkheid niet kon ontvangen zonder een celestiaal huwelijk, antwoordde Flora misschien een beetje naïef, maar met enig inzicht: “Dan wil ik trouwen met een arme man die geestelijk rijk is, zodat we samen kunnen krijgen wat we verwerven.” Na een korte pauze, voegde ze daaraan toe: “Ik zou graag met een boer trouwen.”’4
Flora en Ezra maakten later in het jaar 1920 kennis. Hun vriendschap sloeg al snel om in verkering. Ezra Taft Benson was een jonge man die was begonnen om de geestelijke rijkdom die Flora zo belangrijk vond, te verwerven. En zoals ze waarschijnlijk verwacht had, ontsproten de wortels van zijn geestelijke kracht uit de grond van de boerderij van zijn ouders.
Samen God op de eerste plaats zetten
Net toen Flora en Ezra dichter tot elkaar kwamen, vernamen ze dat ze twee jaar lang van elkaar gescheiden zouden zijn. Ezra werd naar de Britse zending geroepen. Ze waren enthousiast over zijn gelegenheid om zo te dienen, en ze spraken ‘over hun relatie. Ze wilden vrienden blijven, maar ze begrepen ook dat Ezra een toegewijde zendeling moest zijn. “Voor mijn vertrek hadden Flora en ik besloten om elkaar maar één keer per maand te schrijven”, zei hij. “We besloten ook dat onze brieven aanmoediging, [blijken van] vertrouwen en nieuwtjes zouden bevatten. En dat deden we dan ook.”’5
Door op deze manier met de zendingsoproep om te gaan, illustreerden ze een waarheid die Ezra vele jaren later aan de heiligen zou onderwijzen: ‘Wanneer wij God op de eerste plaats stellen, krijgt al het andere automatisch zijn juiste plaats of het verdwijnt uit ons leven. De aanspraken die er gemaakt worden op onze liefde, de eisen die er gesteld worden aan onze tijd, de belangen die wij nastreven en de volgorde van onze prioriteiten — onze liefde voor de Heer zal ze bepalen.’6
Aan het eind van zijn zending keken Flora en Ezra ernaar uit elkaar weer te zien. Maar Flora ‘wilde niet enkel tijd met hem doorbrengen. Ze keek echt naar zijn toekomst en zijn potentieel. […] Ze was blij dat Ezra op de boerderij van de familie in Whitney wilde gaan wonen. Maar ze had het gevoel dat hij zijn opleiding eerst moest afmaken.’7 Om hem daarbij te helpen, zetten ze samen God op de eerste plaats. Minder dan een jaar na zijn zending verraste ze hem met het nieuws dat ze zelf op zending wilde gaan. Lees meer over haar besluit op pp. 10–11.
Een ruwe diamant
Flora en Ezra zijn op 10 september 1926 in de Salt Laketempel aan elkaar verzegeld. Ondanks Ezra’s aangeboren goedheid en succes op school, zetten ‘sommige mensen […] nog steeds [vraagtekens] bij de keuze van Flora. Ze begrepen niet dat zo’n succesvolle, rijke en populaire vrouw met een boerenjongen genoegen nam. Maar ze bleef zeggen dat ze “altijd al met een boer wilde trouwen”. Ezra “was praktisch, verstandig en standvastig”, zei ze. Ze ging verder: “Hij was lief voor zijn ouders en ik wist dat hij mij zou respecteren als hij hen respecteerde.” Ze noemde hem “een ruwe diamant” en zei: “Ik zal er alles aan doen om hem bekend te maken en een goede naam te geven, niet alleen in onze kleine gemeenschap, maar over de hele wereld.”’8
Met dat perspectief op het potentieel van haar man deed Flora graag alles wat er van haar gevraagd werd om voor haar kinderen te zorgen en de kerk, de gemeenschap en het land te dienen. Daarvoor moest ze soms een eenvoudiger leven leiden dan ze gewend was, maar die uitdaging nam ze met beide handen aan.
‘Ze vierden hun huwelijk [bijvoorbeeld] alleen met een ontbijt voor familieleden en vrienden. Na het ontbijt vertrok het jonge paar meteen in hun T-Ford pick-up naar Ames (Iowa, VS) waar Ezra een masteropleiding landbouweconomie […] ging volgen.’ ‘Ze overnachtten acht keer in een tent die lekte. In Ames aangekomen, huurden ze een flat op loopafstand van de campus. Het was een kleine flat en ze hadden het gezelschap van een grote familie kakkerlakken, maar zei Ezra: “Het werd al snel het meest gezellige optrekje dat je je maar kunt inbeelden.”’9
Ezra werd minder ‘ruw’ en meer ‘diamant’ en hij raakte steeds meer bij dienen buitenshuis betrokken. Dat bracht ook bij Flora een groeiproces teweeg. Als hij weg van huis was, voelde ze zich soms eenzaam en ontmoedigd. Maar ze was graag echtgenote en moeder en was haar man dankbaar voor zijn goedheid en toewijding aan zijn gezin. Lees op pp. 12–15 meer over de beginjaren van het huwelijk van Ezra en Flora en hun ouderschap.
Twee levensveranderende telefoontjes
Op 27 juli 1943 werd Flora door haar man opgebeld. Hij bereidde zich samen met hun zoon Reed voor om na een zakenreis in Salt Lake City (Utah) terug naar huis te keren. Zij was thuis, nabij Washington D.C., een goeie drieduizend kilometer van hem verwijderd. Na een slapeloze nacht waarin hij veel gebeden en gehuild had, belde hij haar op om haar te vertellen dat hij de dag ervoor als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen geroepen was.
Flora was niet verrast. Ze ‘had een sterk vermoeden gehad dat er iets groots tijdens de reis [van haar man] zou gebeuren.’10 Ze uitte haar vertrouwen in Ezra en haar woorden kalmeerden hem. Later zei hij daarover: ‘Met haar praten, gaf me vertrouwen. Ze heeft altijd meer vertrouwen in mij gehad dan ikzelf.’11
Hoewel Flora vertrouwen in haar man had, wist ze dat hij deze roeping niet alleen kon uitvoeren — hij had de steun van zijn gezin en hemelse kracht nodig. Tijdens een algemene conferentie toonde een ingefluisterde boodschap dat Flora van haar man hield en dat ze begreep dat hij van de Heer afhankelijk was (zie pp. 48–49).
Op 24 november 1952 kreeg Flora weer een levensveranderend telefoontje van haar man. Deze keer was hij op bezoek in Washington D.C en was zij thuis in Salt Lake City. Dwight D. Eisenhower, die net als president van de Verenigde Staten verkozen was, had ouderling Benson gevraagd om als minister van landbouw te dienen, een hooggeplaatste positie die veel offers en toewijding vergde. Ouderling Benson aanvaardde de positie nadat de president van de kerk, David O. McKay (1873–1970), hem dat had aangeraden.
Toen ouderling Benson Flora vertelde dat verkozen president Eisenhower hem de positie had aangeboden en dat hij die aanvaard had, antwoordde ze: ‘Ik wist dat hij dat zou vragen. En ik wist dat je erop in zou gaan.’ Ze begreep dat het voor hun gezin moeilijk zou zijn, maar ze zei: ‘Het lijkt Gods wil te zijn.’12
Ouderling Benson was acht jaar minister van landbouw. In die periode waren ze regelmatig van elkaar gescheiden en ouderling Benson kreeg te maken met de kritiek en ophemeling die vaak bij zo’n positie horen. Het gezin kreeg veel kansen. Ouderling Benson nam Flora en hun dochters Beverly en Bonnie bijvoorbeeld mee op een reis van vier weken waarin hij handelsbetrekkingen met twaalf verschillende landen aan probeerde te knopen (zie pp. 181–182). De uitnodiging van een journalist gaf het gezin een unieke mogelijkheid om zendingswerk te doen (zie p. 24).
Gelijkwaardige werktuigen in de handen van de Heer
Net als alle andere kerkpresidenten was Ezra Taft Benson voor deze roeping voorgeordend. Maar op zijn eentje zou hij die voorordening niet met zulke kracht vervuld kunnen hebben. Er was geen enkele persoon die zoveel invloed op hem had als Flora. Ze werkten zowel in hun gezin als in de kerk samen als krachtige werktuigen in de handen van de Heer.
Net zoals president en zuster Benson samen neerknielden toen ze te horen kregen dat hij president van de kerk zou worden, werkten ze samen om ‘het werk op aarde te bevorderen’.13 Zoals ze in haar tienerjaren had gehoopt, kregen ze samen wat ze wilden.14
Op het spreekgestoelte spoorde president Benson de heiligen der laatste dagen aan om de aarde en hun leven met het Boek van Mormon te overspoelen (zie hoofdstukken 9 en 10). Thuis las Flora hem elke dag uit het Boek van Mormon voor, waarna ze samen bespraken wat ze gelezen hadden.15 Op het spreekgestoelte spoorde president Benson de heiligen aan om regelmatig te dienen en naar de tempel te gaan (zie hoofdstuk 13). Zelf gingen Flora en Ezra Benson als ze konden elke vrijdagochtend naar de tempel.16 Op het spreekgestoelte waarschuwde president Benson voor hoogmoed en het ‘applaus van de wereld’.17 Maar hoewel Flora erin geslaagd was om hem ‘over de hele wereld’18 bekend te maken, waren ze samen tevreden met het stille ‘applaus van de hemel’.19
Als apostel en president van de kerk hield president Ezra Taft Benson honderden toespraken. We kunnen ons die toespraken moeilijk voorstellen zonder de invloed van de drie krachtige woorden die hij op 11 november 1985 uitsprak: ‘Flora en ik.’