Ons gezin, ons thuis
Een heerlijke hereniging
De auteurs wonen in de Amerikaanse staat Utah en hebben in het zendingsgebied Accra (Ghana) gediend.
Er kwam een einde aan tientallen jaren van verwijdering en hartzeer toen de Heer een vader en een zoon in de tempel samenbracht.
Het was een prachtige ochtend toen John Ekow-Mensah in april 2012 de Accratempel (Ghana) binnenging. De tachtiger was met een groep heiligen uit Nkawkaw, waar hij alleen woonde, vertrokken. De groep zou de nacht in nabijgelegen kamers voor tempelbezoekers doorbrengen en twee dagen in de tempel dienen.
Ekow-Mensah zat in de tempel te wachten om voorverordeningen te doen toen een jongere man naast hem ging zitten. De jongere man, die 54 jaar was, wilde die ochtend met zijn vrouw aan een begiftigingsdienst deelnemen, maar was te laat gearriveerd en had besloten om dan maar voorverordeningen te doen.
‘Waar komt u vandaan?’ vroeg broeder Ekow-Mensah.
‘Sekondi’, antwoordde de man.
‘Welk deel van Sekondi?’ vroeg broeder Ekow-Mensah.
‘Ketan,’ zei de jongere man, ‘in het gebied met de scholen.’ Het gesprek ging verder en beide mannen voelden aan waartoe de vragen konden leiden.
Doordat de man hem steeds bekender voorkwam, keek de jongere man naar broeder Ekow-Mensah. ‘U bent mijn vader’, bracht hij uit. ‘Hoe heet u?’
‘John Ekow-Mensah.’
‘Zo heet ik ook’, antwoordde de zoon.
De twee mannen deden tempelwerk en bleven vervolgens lang in de celestiale zaal zitten, waar ze elkaar over hun leven vertelden en hun liefde opnieuw aanwakkerden. Hoewel alles wat broeder Ekow-Mensah jr. zei en deed respectvol en gepast was, leek hij toch niet helemaal klaar om zijn vader volledig te accepteren — totdat hij hoorde waarom zijn vader vertrokken was en geen contact met zijn gezin opgenomen had.
Bijna vijftig jaar geleden was broeder Ekow-Mensah sr. met een vrouw getrouwd wier moeder — op dat ogenblik de oudste matriarch — hun stam bestuurde. Helaas was de matriarch tegen het huwelijk van John en haar kleindochter. Omdat ze bleef aandringen, ging het koppel uiteindelijk uit elkaar toen hun oudste zoon, John jr., amper vier of vijf jaar oud was. John jr. had zijn grootmoeder als een sterke, hardwerkende vrouw gekend, en niet als de macht die hem gedurende bijna vijftig jaar alle contact met zijn biologische vader ontnomen had.
John sr. werd uit de familie verdreven en alle contact werd verbroken. Aangezien ze geen telefoon of post hadden, kon hij op geen enkele manier contact met zijn gezin opnemen. Door zijn zoektocht naar werk kwam hij vele reisuren verderop te wonen. Hij woonde van 1963 tot 1989 in Mankessim, waar hij een verfwinkeltje uitbaatte. Daarna verhuisde hij naar Ada, waar een vrouw wier gebouw hij schilderde hem over het evangelie van Jezus Christus vertelde. Broeder Ekow-Mensah sr. werd in 1991 lid van de kerk.
Aangezien broeder Ekow-Mensah jr. erg jong was toen het huwelijk van zijn ouders ontbonden werd, wist hij weinig over zijn afkomst. Af en toe zei zijn moeder dat hij ‘als twee druppels water’ op zijn vader leek, maar meer wist hij niet.
Toen John volwassen en getrouwd was, besloot hij met zijn vrouw, Deborah, een kerk te zoeken waarbij ze zich konden aansluiten. John vond op een boekenplank in de University of Ghana in Accra een exemplaar van de Liahona. Hij bladerde het door en vond de inhoud interessant. John las wie de uitgever was: De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Toen John weer thuis was in Sekondi, wilde zijn vrouw hem erg graag over de kerk vertellen die ze dankzij een vriendin had leren kennen. Ze zei dat het De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen was. John vertelde haar dat hij op de universiteit in een tijdschrift over die kerk gelezen had.
John en Deborah werden in het evangelie onderwezen en lieten zich in 1999 dopen. Tien jaar later werden ze in de Accratempel aan elkaar verzegeld, en de drie jongste van hun vijf kinderen werden aan hen verzegeld.
In april 2012 vloeiden er tranen van geluk in die tempel toen vader en zoon elkaar herkenden. Hun vreugde was nog groter, omdat ze ontdekten dat ze beiden lid van de kerk geworden waren en die mooie ochtend naar de tempel gekomen waren.