Tot we elkaar weerzien
Hij leerde mij de hemelse orde van de eeuwigheid
Uit Autobiography of Parley P. Pratt (1979), 297–298.
Ik kon nu liefhebben met de geest en met het juiste inzicht.
In Philadelphia had ik het voorrecht om president [Joseph] Smith nogmaals te zien, en om een aantal dagen met hem en anderen, en met de heiligen in die stad en omstreken door te brengen.
In die gesprekken leerde hij me veel belangrijke en heerlijke beginselen over God en de hemelse orde van de eeuwigheid. Ik hoorde hem toen voor het eerst iets over het eeuwige gezin zeggen, en over de eeuwige verbintenis tussen man en vrouw in die onbeschrijfelijk vertederende relatie, die alleen door de intellectuelen, de beschaafden en de reinen van hart gewaardeerd wordt, en die de basis is van alles wat geluk genoemd kan worden.
Tot die tijd had ik geleerd dat die genegenheid en band alleen in dit leven mogelijk was, iets dat volledig uit het hart moet worden gebannen om in de hemel te kunnen komen.
Het was Joseph Smith die mij leerde hoe ik de vertederende banden tussen vader en moeder, man en vrouw, broer en zus, zoon en dochter op waarde moest schatten.
Van hem leerde ik dat mijn eigen geliefde vrouw voor tijd en alle eeuwigheid aan mij verbonden kon worden; en dat de hoogstaande gevoelens voor elkaar en onze wederzijdse liefde voortkwamen uit een bron van goddelijke, eeuwige liefde. Van hem heb ik geleerd dat we die liefde kunnen ontwikkelen en er tot in de eeuwigheid in kunnen groeien en vooruitgang maken, terwijl het resultaat van ons eeuwig samenzijn nakomelingen zal zijn, zo talrijk als de sterren aan de hemel of het zand aan de oever van de zee.
Van hem heb ik inzicht gekregen in de ware waardigheid en bestemming van een zoon van God, bekleed met het eeuwig priesterschap, als patriarch en hoofd van zijn talloze nakomelingen. Van hem leerde ik wat de hoogste vrouwelijke waardigheid inhield, namelijk om als koningin en priesteres naast haar echtgenoot voor altijd en eeuwig te heersen als koningin-moeder van haar talrijke en voortdurend uitdijende nageslacht.
Ik had eerder liefgehad, maar ik wist niet waarom. Maar nu had ik lief — met een zuiverheid — een intensiteit van verheven gevoelens die mijn ziel boven de vergankelijke zaken van dit lage bestaan zullen verheffen en die als de oceaan zullen uitbreiden. Ik had het gevoel dat God daadwerkelijk mijn hemelse Vader was; dat Jezus mijn broer was, en dat mijn vrouw een onsterfelijke, eeuwige partner was; een lieve, dienende engel, die mij ten troost was gegeven, en die voor mij altijd en eeuwig een kroon van heerlijkheid zou zijn. Kortom, ik kon nu liefhebben met de geest en met het juiste inzicht.