Een gebed in het centrum voor familiegeschiedenis
Susana Magdalena Gos de Morresi, Tierra del Fuego (Argentinië)
Toen ik als consulente familiegeschiedenis van onze gemeente in Ushuaia (Argentinië) geroepen werd, had ik sterk het gevoel dat ik mijn voorouders moest opzoeken. Dat was niet makkelijk en ik probeerde bijna dagelijks een nieuwe tactiek uit om erachter te komen wie ze waren en waar in Italië ze vandaan kwamen.
In 2006 werd ik geroepen om toezicht op het centrum voor familiegeschiedenis te houden. Maar ik was nog steeds gefrustreerd omdat ik geen gegevens over mijn familieleden kon vinden. Mijn frustratie nam toe toen mijn man wél succes had bij het opzoeken van zijn voorouders. In dat jaar vond Ruben meer dan vijfduizend voorouders die in San Ginesio (Macerata, Italië) gewoond hadden.
Toen we op een avond in het centrum voor familiegeschiedenis waren en Ruben op microfilm voorouder na voorouder vond, riep hij telkens met vreugde: ‘Weer een!’ Ik was ontmoedigd en vertelde hem met tranen in de ogen dat ik niet wist wat ik moest doen om mijn familieleden te vinden. Hij zag dat ik verdriet had en stelde voor om te bidden. Dat deden we. We smeekten dat de Heilige Geest ons verstand zou verlichten zodat we het werk voor mijn familieleden konden bespoedigen.
Onder het bidden moest Ruben plots aan een bepaalde website met Italiaanse achternamen denken. Vlak na ons gebed bekeken we de site. In slechts enkele minuten hadden we in het telefoonboek van het kleine Noord-Italiaanse dorp Iutizzo vier mensen met mijn meisjesnaam, Gos, gevonden.
Ik stuurde ze allemaal meteen een brief. Een van hen schreef terug en zei dat haar echtgenoot dezelfde achternaam had, maar niet tot mijn familie behoorde. Ze had echter wel een van de overleden zussen van mijn grootvader gekend en bood aan om me in contact te brengen met een ander familielid dat nog in leven was.
Een paar maanden later, in december 2006, belde iemand ons uit het buitenland op.
‘Spreek ik met Susana Gos?’ vroeg een mannelijke stem vanuit de verte.
‘Ja’, antwoordde ik.
‘Ik ben je neef uit Italië’, zei hij.
Het was Giovanni Battista Tubaro, de zoon van mijn grootvaders zus Maria!
In maart 2008 kwamen Giovanni en zijn vrouw, Miriam, ons in Argentinië bezoeken. We vertelden hun over het evangelie en familiehistorisch werk, en praatten verscheidene dagen over onze voorouders. Daardoor kregen hun namen tot zes generaties terug een gezicht en een geschiedenis.
Familiehistorisch werk heeft me in staat gesteld een belangrijke bijdrage aan het werk van de Heer te leveren. Het heeft me ook dichter tot mijn voorouders gebracht — tot kinderen van onze hemelse Vader die ik dankzij ons gelovige gebed in het centrum voor familiegeschiedenis leerde kennen.