Zending of geld?
De auteur woont in Ceará (Brazilië).
Er weegt niets — geen geldsom hoe groot ook — op tegen een gezin zich zien voorbereiden op hun verzegeling in de tempel.
Een jaar nadat ik lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen geworden was, diende ik mijn papieren in om een voltijdzending te vervullen. Mijn familie was vierkant tegen mijn beslissing om op zending te gaan en vond dat ik in plaats daarvan mijn mastergraad moest behalen. Ik had onlangs mijn bachelorgraad behaald en het was altijd mijn droom geweest om ook voor een master te gaan. De docenten waren ook bereid me te helpen omdat ik een goede student was.
Terwijl ik met de voorbereiding van mijn zending bezig was, kreeg ons gezin het financieel erg moeilijk. Mijn oudste broer raakte zijn baan kwijt. Kort daarna raakte het bedrijf waarvoor mijn vader vele jaren gewerkt had in financiële problemen, wat zijn ontslag tot gevolg had. Mijn vader gebruikte zijn hele uitkering om mijn grootmoeder te helpen, en op zekere avond zag ik hem huilen, omdat hij niet wist hoe hij zijn gezin moest onderhouden.
Ik kreeg op dat moment een studiebeurs ter waarde van ongeveer een half minimumloon. Na elke storting betaalde ik altijd eerst mijn tiende. Maar toen ik de eerste storting na het ontslag van mijn vader ontving, vroeg mijn moeder me het geld niet aan de kerk te geven omdat we het thuis nodig hadden. Ik vertelde haar over de tiende en hoe belangrijk die is, en toonde haar de belofte die de Heer in Maleachi 3:10 gegeven heeft. Ze was er niet blij mee, maar ik betaalde toch mijn tiende en wist dat het de juiste beslissing was.
Terwijl ik me verder op mijn zending voorbereidde, nam ik aan een wedstrijd van een plaatselijke universiteit deel om te zien hoe ik het ervan afbracht. Ik slaagde en kreeg een baan aangeboden waarin ik bijna evenveel zou verdienen als mijn vader voordat hij ontslagen werd. Dat zou voldoende zijn om onze familie te onderhouden tot mijn vader met pensioen ging. Ze hoopten dat ik het aanbod zou aannemen.
Ik bad veel en de Heer liet me weten dat ik op zending moest gaan. Ik vertrouwde op Hem en aanvaardde mijn oproep naar het zendingsgebied Santa Maria (Brazilië). De Heer zegende onze familie terwijl ik op zending was. Ik weet dat de Heer de vensters van de hemel voor ons opendeed (zie Maleachi 3:10). Mijn vader en broer vonden een nieuwe baan en ons gezin kreeg de mogelijkheid om melkvee te houden en zo meer inkomen te krijgen.
Mijn getuigenis van Jezus Christus en zijn werk is versterkt, en het zien van de vreugde in het gelaat en de verandering van hart van de mensen onder wie ik diende, was van groot belang voor mij. Er weegt niets — geen geldsom hoe groot ook — op tegen een gezin zich zien voorbereiden op hun verzegeling in de tempel.