2016
De beste leiders zijn de beste volgelingen
Mei 2016


De beste leiders zijn de beste volgelingen

Soms lijkt het pad verderop duister, maar blijf de Heiland volgen. Hij kent de weg, want Hij is de weg.

Toen ik twaalf was, gingen mijn vader en ik op jacht in de bergen. We stonden om drie uur ’s ochtends op, zadelden onze paarden en begonnen in volledige duisternis onze opwaartse tocht langs de beboste bergflank. Hoewel ik altijd graag ging jagen met mijn vader, was ik op dat moment toch wat zenuwachtig. Ik was nog nooit in deze bergen geweest en ik kon het spoor niet zien — ik kon eigenlijk helemaal niets zien! Het enige wat ik zag, was het zaklampje dat mijn vader gebruikte en dat een zwak licht wierp op de dennenbomen voor ons. Wat zou er gebeuren als mijn paard uitgleed en viel — kon het zelf wel zien waar het naartoe ging? Maar ik kreeg de rustgevende gedachte: vader weet waar hij naartoe gaat. Als ik hem volg, komt alles in orde.

En alles was in orde. Uiteindelijk kwam de zon op en hadden we een prachtige dag samen. Op onze terugweg wees mijn vader mij op een majestueuze, glooiende bergtop die opviel tussen de rest van het gebergte. ‘Dat is Windy Ridge!’ zei hij. ‘Daar kun je pas echt goed jagen.’ Ik wist meteen dat ik op een dag wilde terugkomen om Windy Ridge te beklimmen.

In de volgende jaren zou ik mijn vader vaak over Windy Ridge horen vertellen, maar wij gingen er nooit heen — tot op een dag, twintig jaar later, toen ik mijn vader opbelde en zei: ‘Laten we naar Windy gaan.’ We zadelden onze paarden en reden langs de bergflank omhoog. Ik was ondertussen de dertig gepasseerd en een ervaren ruiter, maar verbazend genoeg was ik weer net zo zenuwachtig als toen ik twaalf was. Maar mijn vader kende de weg en ik volgde hem.

Eindelijk bereikten we de top van Windy. Het zicht was adembenemend en ik kreeg het overweldigende gevoel dat ik terug wilde komen — dit keer niet voor mijzelf, maar voor mijn vrouw en mijn kinderen. Ik wilde dat zij konden ervaren wat ik had ervaren.

Door de jaren heen heb ik vaak de gelegenheid gehad om mijn zonen en andere jongemannen naar de bergtoppen te leiden, net zoals mijn vader mij had geleid. Deze ervaringen hebben me doen nadenken over wat leiden eigenlijk betekent — en wat volgen betekent.

Jezus Christus, de beste leider en de beste volgeling

Als ik u zou vragen: ‘Wie is beste leider die ooit heeft geleefd?’, wat zou u dan zeggen? Het antwoord is natuurlijk: Jezus Christus. Hij is het volmaakte voorbeeld van elke denkbare leiderschapskwaliteit.

Als ik nu zou vragen: ‘Wie is beste volgeling die ooit heeft geleefd?’, zou het antwoord dan niet weer Jezus Christus zijn? Hij is de beste leider, omdat Hij de beste volgeling is — Hij volgt zijn Vader volkomen, in alle dingen.

De wereld ziet leiders als machtige mannen. Maar de Heer leert dat leiders nederig dienen te zijn. Wereldse leiders krijgen macht en invloed door hun talenten, vaardigheden en rijkdommen. Christelijke leiders krijgen macht en invloed ‘door overreding, door lankmoedigheid, door mildheid en zachtmoedigheid, en door ongeveinsde liefde’.1

In de ogen van God zijn de beste leiders altijd al de beste volgelingen geweest.

Ik wil graag over twee recente ervaringen met de jongemannen van de kerk vertellen die mij iets over leiden en volgen geleerd hebben.

Wij zijn allemaal leiders

Onlangs woonden mijn vrouw en ik een avondmaalsdienst in een andere wijk bij. Net voor de dienst begon, benaderde een jongeman mij en vroeg of ik kon helpen met het avondmaal ronddienen. Ik zei: ‘Ja, graag.’

Ik ging bij de andere diakenen zitten en vroeg aan degene die naast mij zat: ‘Waar zal ik ronddienen?’ Hij zei me dat ik achterin de kapel bij het middendeel moest beginnen. Hij zou aan de andere kant van hetzelfde deel beginnen en zo zouden wij samen naar voren werken.

Ik zei: ‘Ik heb dit al lange tijd niet meer gedaan.’

Hij antwoordde: ‘Geen probleem. U zult het goed doen. Ik had hetzelfde gevoel toen ik begon.’

Naderhand hield de jongste diaken in het quorum, die slechts enkele weken terug geordend was, een toespraak in de avondmaalsdienst. Na de bijeenkomst verzamelden de andere diakenen zich rondom hem en vertelden hem hoe trots zij op hem waren.

Toen ik die dag bij hen langsging, hoorde ik dat de leden van alle Aäronische-priesterschapsquorums van die wijk elke week minderactieve jongemannen benaderden en voor hun quorumactiviteiten uitnodigden.

Die jongemannen waren allemaal geweldige leiders. En zij hadden duidelijk enkele fantastische Melchizedeks-priesterschapsdragers, ouders en anderen die ze in hun taken begeleidden. Dergelijke zorgzame volwassenen zien in deze jongemannen niet alleen wie zij zijn, maar ook wie zij kunnen worden. Wanneer ze tegen of over deze jongemannen praten, staan ze niet stil bij hun zwakheden. Ze beklemtonen daarentegen de geweldige leiderschapskwaliteiten die de jongemannen laten zien.

Jongemannen, dit is hoe God jullie ziet. Ik nodig je uit om jezelf ook zo te zien. Er zullen momenten in je leven zijn dat je gevraagd wordt de leiding te nemen. Op andere tijdstippen wordt er van je verwacht dat je volgt. Maar mijn boodschap vandaag aan jullie is dat je, ongeacht je roeping, altijd een leider bent en dat je altijd een volgeling bent. Leiden is een uiting van je discipelschap — het betekent gewoon anderen helpen tot Christus te komen. Dat is wat ware discipelen doen. Als je ernaar streeft een volgeling van Christus te zijn, kun je anderen helpen Hem te volgen en kun je een leider zijn.

Je vermogen om te leiden komt niet vanwege een vlotte persoonlijkheid, motiverende vaardigheden of zelfs een talent om in het openbaar te spreken. Het komt vanwege je toewijding om Jezus Christus te volgen. Het komt voort uit je verlangen om, zoals Abraham het zegt, ‘een nog grotere navolger van gerechtigheid te zijn’.2 Als je dat kunt doen — zelfs als je er niet volmaakt in bent, maar als je het probeert — dan ben je een leider.

Priesterschapswerk is leiderschap

Ik was eens in Nieuw-Zeeland in het huis van een alleenstaande moeder van drie tieners. De oudste zoon was achttien en had net de voorgaande zondag het Melchizedeks priesterschap ontvangen. Ik vroeg hem of hij zijn priesterschap al had kunnen gebruiken. Hij zei: ‘Ik weet niet goed wat dat betekent.’

Ik legde hem uit dat hij nu het gezag had om een priesterschapszegen van troost of genezing te geven. Ik keek naar zijn moeder, die het al jarenlang zonder Melchizedeks-priesterschapsdrager aan haar zijde had moeten stellen. ‘Ik denk dat het prachtig zou zijn,’ zei ik, ‘als je je moeder een zegen zou geven.’

Hij antwoordde: ‘Ik weet niet hoe.’

Ik legde hem uit dat hij zijn handen op het hoofd van zijn moeder kon leggen, haar naam te noemen, te verklaren dat hij haar een zegen krachtens het Melchizedeks priesterschap geeft, te zeggen wat de Geest hem ingaf en te besluiten in de naam van Jezus Christus.

De volgende dag ontving ik een e-mail van hem. Er stond onder andere in: ‘Ik heb mijn moeder vandaag een zegen gegeven. […] Ik was erg zenuwachtig en voelde mij onbekwaam, dus bad ik voortdurend zodat ik zeker de Geest bij mij zou hebben, omdat ik zonder Hem geen zegen kon geven. Toen ik begon, vergat ik mijzelf en mijn zwakheden volledig. […] Ik [had niet verwacht] zo’n immense geestelijke en emotionele kracht te voelen. […] Nadien vulde de geest van liefde mij zo volledig dat ik mijn emoties niet kon inhouden, dus knuffelde ik mijn moeder en huilde ik als een baby. […] Zelfs nu ik dit aan schrijven ben, [voel ik] de Geest [zo sterk] dat ik nooit meer wil zondigen. […] Ik houd van dit evangelie.’3

Inspireert het je niet dat een ogenschijnlijk gewone jonge man grootse zaken verwezenlijkt door priesterschapswerk, zelfs als hij zich onbekwaam voelt? Ik hoorde onlangs dat deze jonge ouderling een zendingsoproep heeft ontvangen en volgende maand naar het opleidingscentrum voor zendelingen gaat. Ik geloof dat hij vele zielen tot Christus zal leiden, omdat hij door zijn priesterschapswerk heeft geleerd hoe hij Christus moet volgen — om te beginnen in zijn eigen huis, waar zijn voorbeeld een diepe indruk op zijn veertienjarige broer nalaat.

Broeders, of wij het ons nu realiseren of niet, anderen kijken naar ons op — familieleden, vrienden en zelfs vreemden. Als priesterschapsdrager is het niet voldoende om tot Christus te komen. Onze plicht is nu ‘allen uitnodigen om tot Christus te komen’.4 Wij kunnen ons niet tevreden stellen met geestelijke zegeningen voor onszelf alleen. Wij dienen de mensen die we liefhebben naar dezelfde zegeningen te leiden — en als volgelingen van Jezus Christus dienen wij iedereen lief te hebben. De opdracht van de Heiland aan Petrus is ook een opdracht aan ons: ‘Als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.’5

Volg de Man uit Galilea

Soms lijkt het pad verderop duister, maar blijf de Heiland volgen. Hij kent de weg, want Hij is de Weg.6 Hoe oprechter je tot Christus komt, hoe groter je verlangen zal zijn dat anderen hetzelfde ervaren als jij. Een ander woord om dat gevoel te benoemen, is naastenliefde, ‘die [onze Vader] heeft geschonken aan allen die ware volgelingen zijn van zijn Zoon Jezus Christus.’7 Dan zul je zien dat je door het volgen van Christus anderen ook tot Hem leidt. President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Wanneer we in de voetstappen treden van die Man uit Galilea — namelijk de Heer Jezus Christus — kunnen we onze invloed ten goede laten gelden, waar we ook zijn en wat onze roeping ook is.’8

Ik getuig dat dit de ware kerk van Christus is. Wij worden door een hedendaagse profeet van God geleid, president Monson — een geweldige leider die ook een ware volgeling van de Heiland is. In de naam van Jezus Christus. Amen.