Ik ben een kind van God
Een juist begrip van ons hemelse erfgoed is essentieel voor onze verhoging.
Onze meest fundamentele leer omvat de kennis dat we kinderen van een levende God zijn. Daarom is Vader een van zijn heiligste namen — hemelse Vader. Deze leer is door de eeuwen heen duidelijk door profeten verkondigd:
-
Toen Mozes door Satan werd verleid, zei hij: ‘Wie Zijt gij? Want zie, ik ben een zoon van God.’1
-
De psalmist zei tegen de Israëlieten: ‘U bent allen zonen van de Allerhoogste.’2
-
Paulus zei in Athene op de Areopagus tegen de mensen dat ze ‘van Gods geslacht’3 waren.
-
Joseph Smith en Sidney Rigdon ontvingen een visioen waarin ze de Vader en de Zoon zagen. En een stem uit de hemel verklaarde dat de bewoners van de werelden ‘voor God gewonnen zonen en dochters zijn.’4
-
In 1995 bevestigden de vijftien hedendaagse apostelen en profeten: ‘Ieder mens […] is geschapen naar het beeld van God. Ieder is een geliefde geestzoon of -dochter van hemelse Ouders.’5
-
President Thomas S. Monson heeft getuigd: ‘Wij zijn zoons en dochters van een levende God. […] We kunnen die overtuiging niet echt hebben zonder een sterk hernieuwd gevoel van kracht en macht te krijgen.’6
Dit beginsel is zo fundamenteel, wordt zo vaak verkondigd en is zo eenvoudig dat het soms een cliché lijkt. Maar in werkelijkheid maakt het deel uit van de meest uitzonderlijke kennis die we kunnen krijgen. Een juist begrip van ons hemelse erfgoed is essentieel voor onze verhoging. Het is van essentieel belang voor ons begrip van het glorierijke heilsplan en voor de ontwikkeling van ons geloof in de Eerstgeborene van de Vader, Jezus de Christus, en zijn barmhartige verzoening.7 Het motiveert ons voortdurend om essentiële, eeuwige verbonden te sluiten en na te komen.
Enkele uitzonderingen daargelaten kan iedereen in deze bijeenkomst ‘Ik ben een kind van God’8 uit het hoofd zingen. Deze geliefde lofzang is een van de meest gezongen lofzangen in de kerk. Maar de belangrijkste vraag luidt: ‘Zijn we ons dat écht bewust?’ Weten we dat met ons verstand, ons hart en onze ziel? Is onze hemelse afkomst onze eerste en belangrijkste identiteit?
Hier op aarde identificeren we ons met veel verschillende zaken, zoals onze geboorteplaats, onze nationaliteit en onze taal. Sommige mensen identificeren zichzelf met hun beroep of hobby. Deze aardse identiteiten zijn op zich niet verkeerd, tenzij ze onze eeuwige identiteit vervangen of belemmeren — namelijk dat we een zoon of dochter van God zijn.
Toen onze jongste dochter zes jaar oud was, kreeg de kinderen op school van haar leerkracht een schrijfopdracht. Het was oktober, de maand van Halloween, een feest dat in sommige landen wordt gevierd. Hoewel het niet mijn lievelingsfeest is, veronderstel ik dat Halloween ook onschuldige en verdienstelijke aspecten heeft.
De leerkracht gaf alle leerlingen een vel papier. Bovenaan stond een tekening van een mythische heks (ik zei al dat het niet mijn lievelingsfeest is), die bij een heksenketel stond. De vraag die gesteld werd, om het voorstellingsvermogen van de kinderen te stimuleren en hun elementaire schrijfvaardigheid te toetsen, luidde: ‘Je hebt net wat uit de heksenketel gedronken. Wat gebeurt er nu met je?’ Ik hoop dat u begrijpt dat ik dit niet aan leerkrachten aanbeveel.
‘Je hebt net wat uit de heksenketel gedronken. Wat gebeurt er nu met je?’ In haar beste handschrift schreef ons dochtertje: ‘Dan ga ik dood en dan ga ik naar de hemel. Daar vind ik het fijn. Ik vind het daar fijn omdat ik dan bij onze hemelse Vader kan wonen.’ Dat antwoord zal haar leerkracht hebben verbaasd. Maar toen onze dochter ermee thuiskwam, zagen we dat ze een ster had gekregen, de hoogst mogelijke beoordeling.
In ons dagelijks leven krijgen we met echte, niet ingebeelde, beproevingen te maken. Zoals lichamelijke, emotionele en geestelijke pijnen. Zoals hartzeer als onze omstandigheden heel anders zijn dan we ons hadden voorgesteld. Zoals onrecht wanneer we een bepaalde situatie niet lijken te verdienen. Zoals teleurstelling als iemand die we vertrouwen het laat afweten. Zoals problemen op financieel en gezondheidsgebied die ons uit het veld slaan. Soms vragen we ons misschien af of een leerstellige of historische kwestie ons huidige begrip te boven gaat.
Als we met moeilijkheden geconfronteerd worden, hoe reageren we dan? Met verwarring, twijfel of geestelijke vervreemding? Krijgt ons geloof een zware slag te verduren? Geven we God of anderen de schuld van onze omstandigheden? Of erkennen we wie we werkelijk zijn — kinderen van een liefdevolle God? En gaat dat gepaard met het volste vertrouwen dat Hij aards leed toestaat omdat Hij weet dat het ons, als het louterende vuur van de edelsmid tot zegen zal zijn, zodat we meer op Hem gaan lijken en ons eeuwige erfgoed kunnen ontvangen?9
Ik woonde onlangs een vergadering met ouderling Jeffrey R. Holland bij. Toen hij het beginsel besprak dat het aardse leven soms pijnlijk kan zijn, maar dat onze beproevingen een eeuwig doel hebben — ook als we op dat moment het waarom niet begrijpen — zei ouderling Holland: ‘We kunnen krijgen wat we willen, of we kunnen iets beters krijgen.’
Vijf maanden geleden gingen mijn vrouw, Diane, en ik met ouderling en zuster David A. Bednar naar Afrika. Het zesde en laatste land dat we bezochten, was Liberia. Liberia is een geweldig land met bewonderenswaardige mensen en een rijke geschiedenis. Maar het leven is daar niet gemakkelijk. Door decennia van politieke onrust en burgeroorlogen is de plaag van armoede steeds erger geworden. En door een angstaanjagende ebola-uitbraak zijn onlangs zo’n vijfduizend mensen om het leven gekomen. Wij waren de eerste kerkleiders van buiten het gebied die de hoofdstad Monrovia bezochten sinds de Wereldgezondheidsorganisatie heeft verklaard dat het na de ebolacrisis weer veilig is.
Op een hete zondagochtend reden we naar een gehuurd pand in het centrum van de stad. Elke beschikbare stoel was klaargezet, 3.500 in totaal. Het totale aantal aanwezigen was 4.100. Bijna iedereen kwam lopend of met het openbaar vervoer, of wat daar voor door moest gaan. Het was niet eenvoudig voor de heiligen om bij elkaar te komen. Maar ze kwamen. De meesten waren al uren van tevoren aanwezig. Toen we de zaal binnenkwamen, was de geestelijke stemming euforisch! De heiligen waren enthousiast en stonden open voor onderricht.
Als een spreker een tekst voorlas, zeiden de leden die tekst hardop. Het maakte niet uit of het een korte of lange tekst was; de aanwezigen zeiden de tekst gezamenlijk op. Dat is niet iets wat we aanbevelen, maar het was wel indrukwekkend dat ze daartoe in staat waren. En het koor was zo indrukwekkend. Met een enthousiaste dirigent en een veertienjarige jongen achter het toetsenbord, zongen de leden met energie en kracht.
Toen sprak ouderling Bednar. Dat was uiteraard het verwachte hoogtepunt van de bijeenkomst — om een apostel te horen onderwijzen en getuigen. Onder inspiratie onderbrak ouderling Bednar halverwege zijn toespraak en vroeg: ‘Kent u “O, vast als een rotssteen”?’
Het leek wel of alle 4.100 aanwezigen ‘JA!’ uitriepen.
Toen vroeg hij: ‘Kent u het laatste couplet?’
Opnieuw antwoordde iedereen: ‘JA!’
Het arrangement van de indrukwekkende lofzang ‘O, vast als een rotssteen’ dat de afgelopen tien jaar door het Mormoons Tabernakelkoor wordt gezongen omvat het laatste couplet, dat voorheen niet zo vaak gezongen werd. Ouderling Bednar zei: “Laten we de eerste drie coupletten en het laatste couplet zingen.’
Zonder enige aarzeling sprong de koordirigent en de Aäronisch-priesterschapsdrager begon onmiddellijk en enthousiast de inleidende noten te spelen. Met een overtuiging die ik nog nooit had meegemaakt, zongen we de eerste drie coupletten. Maar toen werden het volume en de geestelijke kracht opgevoerd terwijl 4.100 stemmen het laatste couplet zongen en verklaarden:
‘Als door bitter lijden Ik u roep te gaan,
en gij veel verdriet ondervindt op uw paân,
zo zal Ik in smarten van u geenszins vliên,
maar bijstand en hulpe, maar bijstand en hulpe,
maar bijstand en hulpe in kommer u biên.10
In een van de opmerkelijkste geestelijke ervaringen van mijn leven leerde ik die dag een bijzondere les. We leven in een wereld die ervoor kan zorgen dat we vergeten wie we werkelijk zijn. Hoe meer afleidingen we om ons heen hebben, hoe gemakkelijker het is om onze band met God te veronachtzamen, dan te negeren en vervolgens te vergeten. De heiligen in Liberia hebben weinig materiële bezittingen, maar toch lijken ze op geestelijk gebied alles te hebben. Wat we die dag in Monrovia hebben gezien, was een groep zoons en dochters van God die het begrepen!
In deze wereld, waar we ook leven of wat onze omstandigheden ook zijn, is het essentieel dat onze identiteit als kind van God boven alles uitsteekt. Door de kennis die ons geloof doet bloeien, worden we gemotiveerd om ons voortdurend te bekeren, en krijgen we de kracht om ons hele aardse leven ‘standvastig en onveranderlijk’ te zijn.11 In de naam van Jezus Christus. Amen.