2016
‘Wie zo’n kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij’
Mei 2016


‘Wie zo’n kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij’

Tegenwoordig bevinden kinderen zich in veel verschillende, gecompliceerde gezinssamenstellingen. We moeten aandacht schenken aan degenen die zich alleen, verlaten of buiten het hek voelen staan.

God houdt van kinderen. Hij houdt van alle kinderen. De Heiland heeft gezegd: ‘Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen.’1

Tegenwoordig bevinden kinderen zich in veel verschillende, gecompliceerde gezinssamenstellingen.

Een voorbeeld: tegenwoordig wonen er in de Verenigde Staten twee keer zoveel kinderen bij een alleenstaande ouder als vijftig jaar geleden.2 En er zijn veel gezinnen die niet zo eensgezind meer zijn in hun liefde voor God en hun bereidheid om zijn geboden te onderhouden.

In deze toenemende geestelijke beroering blijft het herstelde evangelie het vaandel, het ideaal en het patroon van de Heer.

‘Kinderen hebben er recht op om binnen het huwelijk geboren te worden, en te worden opgevoed door een vader en een moeder die de huwelijksgelofte met volledige trouw eren. […]

‘Man en vrouw hebben de plechtige taak om van elkaar en van hun kinderen te houden, en voor elkaar en hun kinderen te zorgen. […] Ouders hebben de heilige plicht om hun kinderen in liefde en rechtschapenheid op te voeden, te voorzien in hun stoffelijke en geestelijke behoeften, en ze te leren dat ze elkaar moeten liefhebben en helpen.’3

Wij erkennen dat er over de hele wereld veel goede ouders zijn uit allerlei geloofsrichtingen die liefdevol voor hun kinderen zorgen. Ik erken dankbaar dat er kinderen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn die omringd worden door de zorg van een vader en moeder die tot de Heiland bekeerd zijn, die door het gezag van het priesterschap verzegeld zijn, en die in hun gezin leren om hun hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, lief te hebben en te vertrouwen.

Plan voor jongeren

Mijn smeekbede vandaag is gericht tot de honderdduizenden kinderen, jongeren en jongvolwassenen die niet afkomstig zijn uit deze ‘ideale’ gezinnen, om ze zo maar te noemen. Ik spreek niet alleen over de jongeren die een sterfgeval, echtscheiding of verminderd geloof van hun ouders hebben meegemaakt, maar ook over de tienduizenden jonge mannen en jonge vrouwen over de hele wereld die het evangelie aanvaarden zonder een moeder of vader te hebben die met hen mee naar de kerk gaat.4

Deze jonge heiligen der laatste dagen komen met groot geloof in de kerk. Zij hopen zelf in de toekomst het ideale gezin te stichten.5 Na verloop van tijd vormen zij een belangrijk deel van ons zendingsleger, onze rechtschapen jongvolwassenen, en zij die bij een altaar knielen om hun eigen gezin te stichten.

Consideratie

Wij zullen in het patroon van de Heer voor het gezin blijven onderwijzen. Maar nu we miljoenen leden hebben en er grote diversiteit onder de kinderen in de kerk heerst, moeten we nog attenter zijn en nog meer consideratie tonen. De cultuur en het jargon in de kerk zijn soms uniek. De jeugdwerkkinderen zullen nooit ophouden met het zingen van ‘Ons gezin kan eeuwig zijn’,6 maar als ze ‘Papa komt thuis’7 zingen, of ‘Mijn vader en moeder wijzen de weg’,8 zingen niet alle kinderen over hun eigen familie.

Onze vriendin Bette heeft ons verteld wat ze in de kerk meemaakte toen ze tien was. Ze vertelde: ‘Onze lerares gaf een les over het tempelhuwelijk. Ze vroeg mij: “Bette, jouw ouders zijn niet in de tempel getrouwd, toch?” [Mijn lerares en de rest van de klas] wisten daar het antwoord op.’ De lerares vervolgde de les, en Bette vreesde het ergste. Bette vertelde: ‘Ik huilde mezelf vele avonden in slaap. Toen ik twee jaar later hartproblemen kreeg en dacht dat ik zou sterven, raakte ik in paniek en dacht ik dat ik altijd alleen zou blijven.’

Mijn vriend Leif ging in zijn eentje naar de kerk. Hij werd een keer gevraagd om in het jeugdwerk een toespraakje te houden. Hij had geen moeder of vader die in de kerk naast hem kon komen staan en hem kon helpen als hij vergat wat hij moest zeggen. Leif was doodsbang. In plaats van zichzelf in verlegenheid te brengen, bleef hij gewoon maandenlang weg uit de kerk.

‘En Jezus riep een kind bij Zich en zette dat in hun midden. […]

‘En [zei] wie zo’n kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.’9

Gelovig harten en geestelijke gaven

Deze kinderen en jongeren zijn met een gelovig hart en geestelijke gaven gezegend. Leif vertelde me: ‘Ergens in mijn achterhoofd wist ik dat God mijn Vader was en dat Hij mij kende en mij liefhad.’

Onze vriendin Veronique vertelde: ‘Toen ik de beginselen van het evangelie leerde en het Boek van Mormon bestudeerde, leek het wel of ik mij dingen herinnerde die ik ooit had geweten, maar vergeten was.’

Onze vriendin Zuleika komt uit Alegrete, in Brazilië. Hoewel ze niet uit een gelovig gezin kwam, begon Zuleika op twaalfjarige leeftijd in de Bijbel te lezen en plaatselijke kerken te bezoeken, op zoek naar meer kennis over God. Met aarzelende toestemming van haar ouders volgde ze de zendingslessen, kreeg een getuigenis, en liet zich dopen. Zuleika vertelde me: ‘Tijdens de zendingslessen werd me een plaat van de tempel in Salt Lake City getoond en er werd me over de verzegelverordeningen verteld. Vanaf dat moment had ik het verlangen om ooit een huis van de Heer te betreden en een eeuwig gezin te stichten.’

Al is de aardse situatie van een kind niet ideaal, het geestelijk DNA van een kind is volmaakt, want iemands ware identiteit is dat hij of zij een zoon of dochter van God is.

President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Laat Gods kinderen begrijpen wat in dit leven echt en belangrijk is. Help ze met het ontwikkelen van de kracht om ervoor te kiezen veilig op het pad naar het eeuwige leven te blijven.’10 Laten we ze wat meer met open armen ontvangen en ons hart wat meer openstellen. Deze jongeren hebben onze tijd en ons getuigenis nodig.

Brandon, die in Colorado bij de kerk kwam toen hij naar de middelbare school ging, vertelde me over de mensen die hem voor en na zijn doop aandacht schonken. Hij vertelde: ‘Ik kwam bij gezinnen thuis die het evangelie naleefden. Daardoor zag ik een norm waarvan ik meende dat ik die later in mijn eigen gezin kon aanhouden.’

Veronique, die in Nederland is geboren, ging toen wij in Duitsland woonden naar school met onze dochter Kristen. Veronique merkte op: ‘Leerlingen die lid van de kerk waren, straalden iets uit. Ik ging beseffen dat die uitstraling door hun geloof in Jezus Christus en het naleven van zijn leringen kwam.’

Mijn vriend Max werd gedoopt toen hij acht was. Zijn vader was geen lid van een kerk. Max mocht zelf kiezen of hij wel of niet naar de kerk wilde.

Als tiener had Max na enkele maanden niet geweest te zijn het gevoel dat hij weer naar de kerk moest en op een zondag besloot hij om weer te gaan. Maar zijn voornemen werd minder vast toen hij bij de voordeur van de kerk kwam. Hij kreeg een vervelend gevoel in zijn maag.

Daar bij de deur stond de nieuwe bisschop. Max kende hem niet en hij was er zeker van dat de bisschop hem ook niet kende. Toen Max dichterbij kwam, klaarde het gezicht van de bisschop op. Hij stak zijn hand uit en zei: ‘Max, wat fijn om je te zien!’

Max vertelde: ‘Toen hij dat zei, kreeg ik een warm gevoel en wist ik dat ik de goede beslissing had genomen.’11

Het kan veel voor iemand betekenen als we zijn naam weten.

‘[Jezus] gebood dat hun kinderen tot Hem zouden worden gebracht. […]

‘[Hij nam] hun kleine kinderen een voor een en zegende hen en bad tot de Vader voor hen.

‘En toen Hij dit had gedaan, weende Hij.’12

Nog niet gedoopte jongeren

Veel jongeren die van het evangelie houden, wachten op verzoek van hun ouders jarenlang, voordat zij zich laten dopen.

Emily’s ouders scheidden toen ze nog in haar jeugd was, en ze kreeg pas toestemming om zich te laten dopen toen ze vijftien was. Onze vriendin Emily spreekt vol lof over een jongevrouwenleidster die ‘altijd aandacht aan haar schonk en bijdroeg aan het sterken van [haar] getuigenis.’13

Colten en Preston zijn tieners die in de Amerikaanse staat Utah wonen. Hun ouders zijn gescheiden en ze hebben geen toestemming om zich te laten dopen. Hoewel ze het avondmaal niet kunnen ronddienen, nemen ze elke week het brood mee. En hoewel ze de tempel niet kunnen betreden om samen met de jongeren dopen te doen als hun wijk naar de tempel gaat, zoeken de twee broers in het ernaast gelegen centrum voor familiegeschiedenis naar familienamen. Rechtschapen jongeren zijn degenen die onze jongeren het meeste het gevoel kunnen geven dat ze erbij horen.

Ouderling Joseph Ssengooba

Ik besluit met het voorbeeld van een nieuwe vriend, iemand die we enkele weken geleden ontmoetten toen we het zendingsgebied Lusaka (Zambia) bezochten.

Joseph Ssengooba in zijn jeugd

Ouderling Joseph Ssengooba komt uit Oeganda. Zijn vader overleed toen hij zeven was. Toen hij negen was, konden zijn moeder en zijn familieleden niet meer voor hem zorgen en was hij alleen. Toen hij twaalf was, kwam hij de zendelingen tegen en liet hij zich dopen.

Joseph vertelde over zijn eerste dag in de kerk: ‘Na de avondmaalsdienst meende ik dat het tijd was om naar huis te gaan, maar de zendelingen stelden me voor aan Joshua Walusimbi. Joshua zei dat hij mijn vriend zou zijn. Hij gaf me een exemplaar van Kinderliedjes, zodat ik niet met lege handen naar het jeugdwerk hoefde. In het jeugdwerk zette Joshua een stoel naast de zijne. De jeugdwerkpresidente vroeg me om naar voren te komen en liet het hele jeugdwerk toen “Ik ben een kind van God” voor me zingen. Ik voelde me echt bijzonder.’

De gemeentepresident nam Joseph mee naar de familie Mungoza, en daar zou hij de daaropvolgende vier jaar wonen.

De ouderlingenJoshua Walusimbi en Joseph Ssengooba

Toen ouderling Joseph Ssengooba acht jaar later aan zijn zending begon, was ouderling Joshua Walusimbi, de jongen die hem op zijn eerste dag in het jeugdwerk het gevoel had gegeven dat hij welkom was, tot zijn verbazing zijn collega-begeleider. En zijn zendingspresident? Dat was president Leif Erickson, het jongetje dat uit het jeugdwerk wegbleef, omdat hij doodsbang was om een toespraakje te houden. God heeft zijn kinderen lief.

Ouderling Joseph Ssengooba en president Leif Erickson
Ouderling Andersen in de Democratische Republiek Kongo

De kinderen kwamen aanrennen

Toen mijn vrouw, Kathy, en ik enkele weken geleden in Afrika waren, brachten we een bezoek aan Mubji-Mayi, in de Democratische Republiek Kongo. Omdat de kapel niet groot genoeg was voor de tweeduizend leden, kwamen we buiten bijeen, onder een plastic afdak op bamboe palen. Toen de bijeenkomst begon, zagen we tientallen kinderen door de spijlen van het ijzeren terreinhek naar ons kijken. Kathy fluisterde: ‘Neil, denk je dat je de kinderen kunt uitnodigen om binnen te komen?’ Ik ging naar districtspresident Kalonji, die op het podium zat, en vroeg of hij de kinderen buiten de omheining wilde zeggen dat ze er gerust bij mochten komen.

Kinderen buiten het hek
Kinderen uitgenodigd om binnen te komen

Tot mijn verbazing kwamen de kinderen niet zomaar toen president Kalonji ze uitnodigde, maar ze rénden naar ons toe. Het waren er meer dan vijftig, misschien wel honderd — sommige met haveloze kleding en blote voeten, maar allemaal met een prachtige glimlach en opwinding op het gezicht.

Ik was diep ontroerd door deze ervaring en zag het als een symbool van onze noodzaak om aandacht te schenken aan de jongeren die zich alleen, verlaten of buiten het hek voelen staan. Laten we aan ze denken, ze welkom heten, ze omarmen, en alles doen wat we kunnen om hun liefde voor de Heiland te vergroten. Jezus heeft gezegd: ‘En wie zo’n kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.’14 In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Mattheüs 19.14.

  2. Zie ‘Family Structure’, Child Trends DataBank (december 2015), appendix 1, pagina 9, childtrends.org/databank.

  3. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, 129, paragraaf 7 en 6.

  4. Ik wil de tienduizenden rechtschapen moeders, van wie er vele alleenstaand zijn, die moedig de primaire taak op zich nemen om hun kinderen geestelijk te sterken een schouderklopje geven. Onze vriendin Shelly uit Canada heeft over haar moeder gezegd:

    ‘Vijf jaar voordat ik werd geboren klopten de zendelingen bij mijn ouders aan. Mijn ouders volgden enkele lessen, maar toen was mijn vader niet meer geïnteresseerd. Mijn moeder bleef de lessen volgen en wilde zich laten dopen. Vijf jaar lang ging mijn moeder naar de kerk zonder lid te worden. En drie maanden na mijn geboorte kon ze zich laten dopen.

    ‘Mijn moeder heeft nooit veel van zich laten horen, en heeft nooit belangrijke leiderschapsfuncties bekleed. Ze heeft een heel eenvoudig, standvastig getuigenis […] en ze leeft dagelijks naar haar overtuiging. Dat stille, eenvoudige voorbeeld heeft er altijd voor gezorgd dat ik dicht bij de Heer en de kerk bleef.’

  5. Onze vriend Randall vertelde me: ‘Ik leerde en wist dat ik een zoon van hemelse Ouders ben. En doordat ik mijn ware identiteit en aard kende, kreeg ik de hoop dat ik niet hetzelfde levenspad als mijn ouders hoefde te volgen, want hoewel ik heel van ze hield, wilde ik niet doen wat zij deden. Ik vertrouwde de leringen in het jeugdwerk, de zondagsschool, de jongemannen en andere lessen. Ik zag in de wijk en in mijn verdere familie voorbeelden van getrouwe, gelukkige gezinnen. En ik vertrouwde op mijn hemelse Vader, wetend dat als ik getrouw bleef, Hij me zou helpen om zo’n gezin te stichten.’

  6. ‘Ons gezin kan eeuwig zijn’, Kinderliedjes, p. 98.

  7. ‘Papa komt thuis’, Kinderliedjes, p. 110.

  8. ‘Omdat hier liefde is’, Kinderliedjes, pp. 102–103.

  9. Mattheüs 18:2, 5.

  10. Thomas S. Monson, ‘Leer van Mij’, Liahona, maart 2016, 6.

  11. Zie Max H. Molgard, Inviting the Spirit into Our Lives (1993), 99.

  12. 3 Nephi 17:11, 21–22.

  13. Emily had weliswaar geen praktiserende ouders, maar sprak met liefde over grootouders, ooms, tantes en anderen die ‘de plek van haar ouders innamen’. Over een jongevrouwenleidster in Michigan zei ze: ‘Haar kinderen waren volwassen, en ze deed erg haar best om iedere jongevrouw het gevoel te geven dat ze haar eigen dochter was. […] Haar glimlach kon zelfs op de moeilijkste dagen je hart verwarmen. […] Ik heb mij ten doel gesteld om haar voorbeeld te volgen en een zuster Molnar voor kinderen te zijn die zich misschien “anders” voelen, of “buitengesloten”.’

  14. Matteüs 18:5.