Een patroon voor vrede
Om de vrede te krijgen die we verlangen, moeten we actie ondernemen: leren van Jezus Christus, luisteren naar zijn woorden, en met Hem wandelen.
Een paar jaar geleden werden onze dochter en schoonzoon gevraagd om samen een jeugdwerkklas met vijf drukke jongetjes van vier onder hun hoede te nemen. Onze dochter zou lesgeven en onze schoonzoon zou de orde bewaren; zo deden ze hun best om de sfeer goed te houden, ondanks de chaos die af en toe uitbrak, en de kinderen beginselen van het evangelie bij te brengen.
Tijdens een uitzonderlijk rumoerige les, na verschillende waarschuwingen aan een wel zeer energiek jongetje, begeleidde onze schoonzoon hem het lokaal uit. Buiten het lokaal wilde hij het jongetje op z’n gedrag aanspreken en samen naar zijn ouders gaan, maar voordat hij iets kon zeggen, gooide het jongetje er met handen in de lucht en met grote emotie uit: ‘Soms — soms — vind ik het gewoon moeilijk om aan Jezus te denken!’
Hoe verheven onze bestemming ook mag zijn en hoe geweldig de reis ook mag blijken, op onze reis door de sterfelijkheid krijgen we allemaal te maken met beproevingen en verdriet. Ouderling Joseph B. Wirthlin leert ons: ‘De wijzer op het rad van verdriet wijst ooit een keer naar ons allemaal. Op een of ander moment moet iedereen verdriet ervaren. Niemand is uitgezonderd.’1 In zijn wijsheid schermt de Heer niemand voor leed en droefheid af.’2 Maar ons vermogen om deze weg in vrede af te leggen, hangt voor een groot deel af van hoe moeilijk we het vinden om aan Jezus te denken.
Vrede in onze gedachten, in ons geweten en in ons hart wordt niet bepaald door ons vermogen om beproevingen, verdriet of hartzeer te mijden. Ondanks onze oprechte smekingen zal niet elke storm van koers veranderen, zal niet elke ziekte genezen, en begrijpen we mogelijk niet elke leerstelling, elk beginsel of elke handelwijze volledig die de profeten, zieners en openbaarders ons leren. Toch is ons vrede beloofd — onder voorwaarde.
In het evangelie van Johannes leert de Heiland ons dat wij ondanks de beproevingen van het leven goede moed mogen hebben; we kunnen hoop hebben, en hoeven niet te vrezen, omdat Hij heeft gezegd: ‘In Mij [zult gij vrede] hebben.’3 Geloof in Jezus Christus en zijn zoenoffer is, en blijft altijd, het eerste beginsel van het evangelie en het fundament waarop onze hoop op ‘vrede in deze wereld en het eeuwige leven in de toekomende wereld’ gevestigd is.4
In onze zoektocht naar vrede bij alle dagelijkse problemen, is ons een eenvoudig patroon voorgehouden om onze gedachten gericht te houden op de Heiland, die heeft gezegd: ‘Leer van Mij en luister naar mijn woorden; wandel in de zachtmoedigheid van mijn Geest, en u zult vrede hebben in Mij. Ik ben Jezus Christus.’5
Leer, luister en wandel — drie stappen met een belofte.
Stap één: ‘Leer van Mij’
In Jesaja lezen we: ‘Kom, laten wij opgaan naar de berg van de Heere, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen.’6
In het almaar toenemende aantal tempels over de hele wereld leren we over Jezus Christus en zijn rol in het plan van de Vader als de Schepper van deze wereld, als onze Heiland en Verlosser, en als de bron van onze vrede.
President Thomas S. Monson leert ons: ‘De wereld kan een problematische en moeilijke plaats zijn om te leven. […] Als u en ik naar het heilige huis van God gaan, als we de verbonden gedenken die we daar sluiten, zijn we beter in staat om elke beproeving te verdragen en elke verleiding te overwinnen. In dat gewijde heiligdom vinden we vrede.’7
Toen ik een paar jaar geleden voor een ringconferentie in Zuid-Amerika was, ontmoette ik daar een echtpaar dat nog veel verdriet had om het recente overlijden van hun pasgeboren zoontje.
Het was tijdens een gesprek gedurende die conferentie dat ik broeder Tumiri voor het eerst ontmoette en van hun verlies hoorde. In ons gesprek vertelde hij dat hij niet alleen veel verdriet had om de dood van zijn zoontje, maar ook dat de gedachte hem nooit meer te zien ondraaglijk voor hem was. Hij legde uit dat ze als relatief nieuwe leden van de kerk met veel moeite genoeg geld bij elkaar hadden gespaard om, voorafgaand aan de geboorte van hun zoontje, de reis naar de tempel te bekostigen, waar ze als echtpaar waren verzegeld en hun twee dochters vervolgens aan hen waren verzegeld. Toen beschreef hij hoe ze hadden gespaard om nog een keer naar de tempel te gaan, maar dat ze nog niet met hun zoontje hadden kunnen gaan om hem ook aan hen te laten verzegelen.
Omdat ik zag dat hij het niet goed begreep, legde ik uit dat hij inderdaad zijn zoontje weer zou zien, als hij getrouw bleef, omdat de verzegeling die hem aan zijn vrouw en dochters verbond ook genoeg was om hem aan zijn zoontje te binden, die in het verbond was geboren.
Verwonderd vroeg hij of dat echt waar was, en ik zei dat het zo was. Toen vroeg hij of ik ook met zijn vrouw wilde spreken, die de afgelopen twee weken sinds de dood van hun zoontje ontroostbaar was geweest.
Zondagmiddag, na de conferentie, sprak ik zuster Tumiri en legde deze prachtige leer ook aan haar uit. Met de pijn van haar verlies nog zeer voelbaar, maar nu met een sprankje hoop, vroeg ze in tranen: ‘Zal ik mijn jochie echt weer in m’n armen kunnen nemen? Hoort hij echt voor altijd bij mij?’ Ik verzekerde haar dat als ze haar verbonden nakwam, zij door de verzegelbevoegdheid in de tempel, van kracht vanwege het gezag van Jezus Christus, inderdaad weer bij haar zoontje zou zijn en hem in haar armen kon nemen.
Hoewel zuster Tumiri’s hart gebroken was geweest door de dood van haar kindje, verliet ze onze bijeenkomst nu met tranen van vreugde en met rust in haar hart dankzij de heilige verordeningen van de tempel, mogelijk gemaakt door onze Heiland en Verlosser.
Elke keer dat we in de tempel zijn — bij alles wat we horen, doen en zeggen; bij elke verordening waaraan we deelnemen; en bij elk verbond dat we sluiten — worden we op Jezus Christus gericht. Als we zijn woorden horen en van zijn voorbeeld leren, voelen we vrede in ons hart. President Gordon B. Hinckley leert ons: ‘Ga naar het huis des Heren, voel daar zijn Geest en communiceer met Hem, dan zult u een vrede ervaren die u nergens anders vindt.’8
Stap twee: ‘Luister naar mijn woorden’
‘Hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde.’9 Sinds de dagen van Adam en door de eeuwen heen tot aan onze hedendaagse profeet, Thomas Spencer Monson, spreekt de Heer door zijn bevoegde vertegenwoordigers. Zij die ervoor kiezen om te luisteren en gehoor te geven aan de woorden van de Heer, zoals gesproken door zijn profeten, vinden veiligheid en vrede.
Veel voorbeelden in het Boek van Mormon laten zien hoe belangrijk het is om de raad van profeten te volgen en achter de profeet te blijven staan. Een daarvan is een les uit het visioen van Lehi van de boom des levens in 1 Nephi hoofdstuk 8. Het is nog nooit zó druk geweest in het grote en ruime gebouw; het geluid uit de open ramen is nog nooit zo misleidend, spottend en verwarrend geweest als nu. In deze passage lezen we over twee groepen mensen en hun reacties op het geroep vanuit het gebouw.
Te beginnen in vers 26 lezen we:
‘En ook ik keek om mij heen en zag aan de overkant van de rivier met water een groot en ruim gebouw. […]
‘En het was vol mensen […] en zij maakten spottende gebaren en wezen met hun vinger naar hen die de vrucht hadden bereikt en ervan namen.
‘En toen zij van de vrucht hadden geproefd, schaamden zij zich wegens hen die de spot met hen dreven; en zij geraakten op verboden paden en gingen verloren.’10
In vers 33 lezen we over anderen die anders reageerden op het spotten en honen uit het gebouw. Lehi legt uit dat zij die in het gebouw waren spottend met de vinger wezen ‘naar mij en naar hen die ook van de vrucht namen; maar wij sloegen geen acht op hen.’11
Een belangrijk verschil tussen hen die zich schaamden, wegvielen en verloren gingen en hen die het spotten vanuit het gebouw negeerden en achter de profeet bleven staan, is in twee zinsneden te vinden: Ten eerste, ‘nadat zij hadden geproefd,’ en ten tweede, ‘zij die van de vrucht van de boom namen.’
De eerste groep was bij de boom gekomen, was even bij de profeet blijven staan, maar had alleen van de vrucht geproefd. Door niet door te eten, lieten ze zich beïnvloeden door het schimpen vanuit het gebouw, waardoor ze wegliepen bij de profeet naar verboden paden toe, waar ze verloren gingen.
In tegenstelling tot hen die proefden en afdwaalden, waren er ook die van de vrucht bleven nemen. Deze mensen negeerden de drukte vanuit het gebouw, bleven achter de profeet staan, en ondervonden de veiligheid en rust die daarvan uitgaat. Onze toewijding aan de Heer en zijn dienstknechten kan niet parttime zijn. Doen we dat wel, dan worden we kwetsbaar voor hen die onze vrede willen wegnemen. Door te luisteren naar de Heer bij monde van zijn bevoegde dienstknechten, staan wij onwrikbaar op heilige plaatsen.
De tegenstander biedt nep-oplossingen aan die antwoorden lijken te geven maar ons in feite verder wegvoeren van de vrede die we zoeken. Hij houdt ons een droombeeld voor dat legitiem en veilig lijkt maar uiteindelijk, net als het grote en ruime gebouw, zal instorten, en allen die hun heil binnen zijn muren zoeken, zal vernietigen.
Het eenvoudige jeugdwerkliedje is zo waar: ‘’t Woord van profeten: Wees toch gehoorzaam, want dat brengt vrede en rust.’12
Stap drie: ‘Wandel in de zachtmoedigheid van mijn Geest’
Hoe ver we ook mogen afdwalen van het pad, de Heiland nodigt ons uit om terug te keren en met Hem wandelen. Deze uitnodiging om met Jezus Christus te wandelen is een uitnodiging om Hem te vergezellen naar Gethsémané en van Gethsémané naar Golgotha en van Golgotha naar het tuingraf. Het is een uitnodiging om zijn grote zoenoffer, waarvan de uitwerking individueel én oneindig is, in acht te nemen en toe te passen. Het is een uitnodiging om ons te bekeren, zijn reinigende macht aan te roepen, en ons vast te klampen aan zijn liefdevolle, uitgestrekte armen. Het is een uitnodiging tot innerlijke vrede.
We hebben allemaal, op enig moment in ons leven, de pijn en het hartzeer van zonde en overtreding gevoeld, want ‘als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.’13 Maar ‘al waren [onze] zonden als scharlaken,’ als we de verzoening van Jezus Christus toepassen en door oprechte bekering met Hem wandelen, zullen ze ‘wit worden als sneeuw.’14 Hoewel onze schuld ons terneerdrukt, zullen we vrede vinden.
Alma de jonge moest zijn zonden onder ogen zien toen een engel van de Heer hem bezocht. Hij heeft zijn ervaring met deze woorden beschreven:
‘Mijn ziel werd tot het uiterste verscheurd en door al mijn zonden gepijnigd.
‘[…] Ja, ik zag dat ik weerspannig was geweest tegen mijn God en dat ik zijn heilige geboden niet onderhouden had.’15
Hoewel zijn zonden ernstig waren geweest, beschrijft hij het vervolg van zijn pijnlijke ervaring:
‘[Ik] herinnerde [mij] hoe ik mijn vader tot het volk had horen profeteren over de komst van een zekere Jezus Christus, een Zoon van God, om voor de zonden der wereld verzoening te doen.
‘[Ik riep] in mijn hart: O Jezus, Zoon van God, wees barmhartig jegens mij.’16
‘En ik ontving geen vergeving van mijn zonden, totdat ik de Heer Jezus Christus aanriep om barmhartigheid. Doch zie, ik riep Hem aan en ik vond vrede voor mijn ziel.’17
Net als Alma zullen ook wij vrede voor onze ziel vinden als we met Jezus Christus wandelen, ons van onze zonden bekeren, en zijn genezende macht in ons leven toepassen.
De vrede die wij allen zoeken vereist meer dan verlangen alleen. We moeten actie ondernemen: door te leren van Hem, te luisteren naar zijn woorden, en met Hem te wandelen. We hebben misschien geen controle over alles wat er om ons heen gebeurt, maar we kunnen wel bepalen hoe we het patroon voor vrede toepassen dat de Heer ons voorhoudt — een patroon dat het ons makkelijk maakt vaak aan Jezus te denken.
Ik getuig dat Jezus Christus ‘de weg, de waarheid en het leven’18 is, en dat we alleen door Hem ware vrede in dit leven en het eeuwige leven in de komende wereld kunnen verkrijgen. In de naam van Jezus Christus. Amen.