De reddende hand bieden: we kunnen het
De Heer heeft ons van alle noodzakelijke hulpmiddelen voorzien om onze vrienden die minderactief of geen lid van de kerk zijn de reddende hand te bieden.
De Heiland begreep dat het zijn opdracht was om de kinderen van onze hemelse Vader te redden, want hij zei:
‘De Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken wat verloren is. […]
‘Zo is het ook niet de wil van uw Vader, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren gaat.’1
Mijn lieve moeder, Jasmine Bennion Arnold, begreep dat het haar taak was om de gewonde of verloren schapen van onze hemelse Vader, onder wie haar eigen kinderen en kleinkinderen, de reddende hand te bieden. Grootouders kunnen zo’n fantastische rol in het leven van hun kleinkinderen spelen!
Mijn moeder kreeg meestal de opdracht zusters te bezoeken die met hun geloof worstelden, minderactief waren of als enige in hun gezin lid van de kerk. Maar ze had ook een aantal anderen in haar kudde die niemand haar gevraagd had te bezoeken. Ze ging meestal niet slechts één keer per maand op bezoek. Ze luisterde naar en zorgde voor de zieken en gaf ze liefdevolle aanmoediging. In de laatste maanden van haar leven was ze aan huis gebonden en dus schreef ze hun urenlang brieven, betuigde haar liefde, gaf haar getuigenis en bouwde de mensen op die haar bezochten.
Als we de reddende hand bieden, geeft God ons kracht, aanmoediging en zegeningen. Toen Hij Mozes beval om de kinderen van Israël te redden, was Mozes bang, zoals velen van ons dat zijn. Mozes verontschuldigde zich en zei: ‘Ik ben geen man van veel woorden […], want ik spreek onduidelijk en moeizaam.’2
De Heer verzekerde Mozes:
‘Wie heeft de mens een mond gegeven? […] Ben Ik het niet, de Heere?
‘Nu dan, ga, Ik zal Zelf met uw mond zijn, en u leren wat u spreken moet.’3
De Heer zei dus eigenlijk tegen Mozes: ‘Je kunt het!’ En weet u wat? Wij kunnen het ook!
Ik wil het over vier beginselen hebben die ons van nut zijn wanneer we de reddende hand bieden.
Beginsel 1: we mogen het bieden van de reddende hand niet uitstellen
Ouderling Alejandro Patanía, voormalig gebiedszeventiger, heeft verteld over zijn jongere broer Daniel, die met zijn bemanning op zee ging vissen. Na een tijdje kreeg Daniel de dringende waarschuwing dat er een grote storm op komst was. Daniel en zijn bemanning zetten onmiddellijk koers naar de haven.
Terwijl de storm toenam, liet de motor van een nabije vissersboot het afweten. Daniels bemanning bevestigde een kabel aan de defecte boot en begon die naar de veilige haven te slepen. Ze stuurden een noodbericht uit omdat ze wisten dat ze vanwege de toenemende storm dringend hulp nodig hadden.
Terwijl dierbaren ongeduldig wachtten, vergaderden afgevaardigden van de kustwacht, de vissersbond en de marine om een reddingsstrategie te plannen. Sommigen van hen wilden meteen vertrekken, maar kregen bevel op een plan te wachten. Terwijl de mensen in de storm om hulp bleven roepen, bleven de afgevaardigden vergaderen en probeerden ze het eens te worden over het juiste protocol en plan.
Toen de reddingsgroep eindelijk samengesteld was, kwam er één laatste wanhopige oproep. De woedende storm had de kabel tussen de twee boten gebroken en Daniels bemanning ging terug om hun medevissers alsnog te redden. Uiteindelijk zonken beide boten. De bemanning, onder wie ouderling Patanía’s broer Daniel, verdronk.
Ouderling Patanía vergeleek deze tragedie met de oproep van de Heer toen Hij zei: ‘Het zwakke versterkt u niet, […] het afgedwaalde brengt u niet terug en het verlorene zoekt u niet. […] Ik eis Mijn schapen op uit [uw] hand.’4
Ouderling Patanía legde uit dat het goed is om in onze raden, quorums, hulporganisaties, en zelfs als persoon, gestructureerd te werk te gaan, maar dat dat er niet toe mag leiden dat we het bieden van de reddende hand uitstellen. Soms gaan er weken voorbij terwijl we overleggen hoe we gezinnen en personen met bepaalde behoeften kunnen helpen. We bespreken onze aanpak en wie ze zal bezoeken. Ondertussen blijven onze broeders en zusters onze hulp nodig hebben. Soms vragen en smeken ze er zelfs om. We mogen niet wachten.
Beginsel 2: we mogen het nooit opgeven
President Thomas S. Monson, die ons opgeroepen heeft om de reddende hand te bieden, heeft gezegd: ‘We moeten onze leden eraan herinneren dat het voor onze […] minderactieve leden, […] die sommigen als hopeloos bestempelen, nooit te laat is.’5
Net als velen van u heb ik mensen over het evangelie verteld, die zich snel laten dopen of weer actief worden. Maar anderen — zoals mijn vriend Tim, die geen lid van de kerk was, en zijn minderactieve vrouw, Charlene — hebben veel meer tijd nodig.
Ruim 25 jaar lang heb ik Tim over het evangelie verteld en zijn vrouw en hem naar de open dagen van verschillende tempels vergezeld. Anderen boden ook de reddende hand, maar Tim sloeg elke uitnodiging om met de zendelingen te spreken af.
Op een zeker weekend presideerde ik een ringconferentie. Ik had de ringpresident gevraagd te vasten en te bidden over wie we moesten bezoeken. Ik kon mijn ogen niet geloven toen hij me de naam van mijn vriend Tim gaf. Toen Tims bisschop, de ringpresident en ikzelf bij hem aanklopten, deed Tim de deur open. Hij keek naar mij, daarna naar de bisschop en zei: ‘Bisschop, u zou toch een bijzonder iemand meenemen?’
Vervolgens lachte Tim en zei: ‘Kom binnen, Merv.’ Er vond die dag een wonder plaats. Tim heeft zich sindsdien laten dopen en Charlene en hij zijn in de tempel aan elkaar verzegeld. We mogen het nooit opgeven.
Beginsel 3: hoe groot zal uw vreugde zijn, zelfs als u slechts één ziel tot Christus brengt
Vele jaren geleden vertelde ik in de algemene conferentie dat José de Souza Marques de volgende woorden van de Heiland begreep: ‘Indien iemand onder u sterk is in de Geest, laat hij dan diegene meenemen die zwak is, opdat deze [ook] sterk kan worden.’6
Broeder Marques kende ieder schaap in zijn priestersquorum bij naam en merkte dat Fernando ontbrak. Hij zocht Fernando thuis, bij een vriend en ging zelfs naar het strand.
Uiteindelijk vond hij Fernando. Hij was aan het surfen. Hij wachtte niet tot de boot zonk zoals in het verhaal van Daniel. Hij ging meteen het water in om zijn verloren schaap te redden en bracht hem verheugd weer naar huis.7
Vervolgens bleef hij Fernando begeleiden zodat hij de kudde nooit meer zou verlaten.8
Ik wil u graag vertellen wat er daarna gebeurd is en welke vreugde er uit het redden van één verloren schaap voortgevloeid is. Fernando trouwde in de tempel met zijn geliefde Maria. Ze hebben nu vijf kinderen en dertien kleinkinderen die allemaal actief lid van de kerk zijn. Veel andere familieleden en hun verwanten hebben zich ook bij de kerk aangesloten. Ze hebben tot op heden duizenden namen van voorouders voor tempelwerk ingestuurd, en de zegeningen blijven toestromen.
Fernando is nu voor de derde keer bisschop. Hij blijft mensen de reddende hand bieden, net zoals broeder Marques die hem geboden had. Hij heeft onlangs gezegd: ‘We hebben in onze wijk 32 actieve jongemannen van de Aäronische priesterschap, onder wie 21 het afgelopen anderhalf jaar geheractiveerd zijn.’ Als persoon, gezin, quorum, hulporganisatie, klas, huisonderwijzer en huisbezoekster kunnen wij dat doen!
Beginsel 4: ongeacht onze leeftijd zijn we allen geroepen om de reddende hand te bieden
President Henry B. Eyring heeft gezegd: ‘Wat onze leeftijd, ontwikkeling, kerkroeping of woonplaats ook is, we zijn allen geroepen om [de Heiland] te assisteren bij zijn oogst aan zielen totdat Hij komt.’9
Dagelijks geven steeds meer van onze kinderen, jongeren, jonge alleenstaanden en volwassen leden gehoor aan de oproep van de Heiland om de reddende hand te bieden. Bedankt voor uw inzet! Ik geef u enkele voorbeelden:
De zevenjarige Amy nodigde haar vriendin Arianna en haar familie uit voor het jaarlijkse jeugdwerkprogramma in de avondmaalsdienst. Een paar maanden later lieten Arianna en haar familie zich dopen.
Allan, een jonge alleenstaande, voelde zich geïnspireerd om kerkvideo’s, Mormon Messages en Schriftteksten op sociale media met zijn vrienden te delen.
Zuster Reeves begon iedere verkoper die haar opbelde over het evangelie te vertellen.
James nodigde zijn vriend Shane, die geen lid van de kerk is, voor de doop van zijn dochter uit.
Spencer stuurde zijn minderactieve zus de link naar een conferentietoespraak van president Russell M. Nelson. Hij zegt: ‘Ze las de toespraak en er ontstond een sprankje hoop.’
De Heer heeft ons van alle noodzakelijke hulpmiddelen voorzien om onze vrienden die minderactief of geen lid van de kerk zijn de reddende hand te bieden. Iedereen kan het!
Ik nodig u allen uit om aan de oproep van de Heiland gehoor te geven en de reddende hand te bieden. We kunnen het!
Ik getuig plechtig dat ik weet dat Jezus de goede Herder is, dat Hij ons liefheeft en ons zegent als we de reddende hand bieden. Ik weet dat Hij leeft; ik weet het. In de naam van Jezus Christus. Amen.