De auteur woont in Utah (VS).
Als ik een sterker getuigenis wilde ontwikkelen en geestelijke vooruitgang wilde maken, moest ik mijn gedrag niet langer goedpraten.
Ik vond altijd dat ik sommige evangelienormen best met een korreltje zout kon nemen. Dus ging ik mijn eigen gang en besloot zelf welke normen wel en niet belangrijk waren. Een van de normen die ik aan mijn laars lapte, was niet naar godslasterlijke en vulgaire muziek luisteren. (Zie Voor de kracht van de jeugd [2011], 22.) Ik had niet het idee dat de muziek waar ik naar luisterde van invloed op mijn gedrag en mijn gevoelens over het evangelie was. Ik had nog steeds een sterk getuigenis van Jezus Christus. Ik deed ook mijn best om anderen te dienen en ging trouw naar de kerk. Ik hield mezelf voor dat die muzikanten helaas geen deugdzaam leven leidden, maar dat ik gerust naar hun muziek kon luisteren. Ik kon verder immers gewoon naar het evangelie leven.
Het kwam in de periode dat ik me op een zending voorbereidde, niet eens bij me op dat de muziek waar ik naar luisterde mijn geestelijke vooruitgang in de weg stond.
Maar nog geen paar uur nadat ik mijn zendingsoproep geopend had, drong de Schrifttekst in Alma 32:27 zich aan me op: ‘Maar zie, indien gij uw vermogens wilt opwekken en wakker schudden, ja, om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof wilt oefenen — ja, al kunt gij niet meer doen dan verlangen te geloven — laat dat verlangen dan in u werken totdat gij zó gelooft dat gij plaats kunt inruimen voor een deel van mijn woorden.’
Het woordje beproeven sprong er voor me uit. Wilde ik de zegeningen ontvangen die ik nu misliep, dan moest ik de proef op de som nemen. Ik besloot het drie weken lang zonder mijn ongepaste muziek te stellen. Daar had ik eerst best moeite mee. Maar na een paar dagen sleepte de gemoedsrust die ik elke dag voelde, me er doorheen. Zelfs mijn studie ging erop vooruit. Ik kon me beter concentreren en was meer op de Geest afgestemd in een periode waarin leiding van boven van groot belang was.
Ik merkte dat ook mijn verlangens veranderden. Ik wilde alle zegeningen ontvangen die mijn hemelse Vader voor mij in petto heeft. Ik ben door mijn veranderde muziekgewoonten gaan beseffen dat er geen normen zijn die je met een korreltje zout kunt nemen. Elk gebod dat we krijgen is bedoeld om onze band met onze hemelse Vader aan te halen en ons meer op Hem te laten lijken. We beroven ons alleen maar van zijn beloofde zegeningen als we selectief gehoorzamen.
Doordat we evangelienormen naleven en de geboden onderhouden, worden we een ware discipel van Christus. Zetten we die stap van goed naar nog beter, dan doen wij onze Vader in de hemel een groot genoegen. We kunnen ons in dit evangelie niet passief opstellen. We gaan vooruit of we raken achterop. Het idee van ‘ik doe het op dit moment wel redelijk goed’ gaat ons onherroepelijk bezuren. We kunnen ons beter op Jezus Christus en de kracht van zijn verzoening verlaten om elke dag ten minste enige vooruitgang te maken. Dan zal zijn vrede ons deel zijn en weten we dat we de persoon worden die Hij voor ogen heeft.