Het gevaar van twijfel overwinnen
Zelfs een grote boom kan aan een onzichtbare schimmel bezwijken. Dat geldt ook voor geloof: als we twijfel laten groeien, kan het onze geestelijke wortels net zo lang laten verrotten tot we omvallen.
De Heiland werd tijdens zijn aardse bediening door Satan op de proef gesteld.
‘En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger.
‘En de verzoeker kwam bij Hem en zei: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden’ (Mattheüs 4:2–3; cursivering gewijzigd).
De tegenstander verleidde de Heiland door zijn goddelijke aard in twijfel te trekken. Hij gebruikte de voorwaardelijke zinsnede ‘Als U Gods Zoon bent.’
Maar met kracht ontleend aan de Schriften verwierp de Heer de verleiding. Hij zei: ‘Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt’ (Mattheüs 4:4).
Door het gesprek tussen Jezus Christus en Satan krijgen wij een duidelijke indruk hoe de tegenstander ons ertoe verleidt om sluipende twijfels in ons hart en ons verstand toe te laten.
Een verborgen invasie
In mijn jeugd hadden we in het Mexicaanse Sonora waar ik opgroeide grote bomen, de Ficus Nitida. Met bijna dertig meter hoogte hebben ze een enorme stam, en grote takken en bladerstructuren. Onlangs zijn veel van deze bomen aangevallen door een ziekte die we de Texaanse wortelrot noemen. Als deze schimmel toeslaat, zijn de gevolgen pas jaren later te zien. De schimmel laat de wortels van deze prachtige bomen geleidelijk aan verrotten, waarop ze langzaamaan doodgaan. De bladeren worden geel en vallen af. Vervolgens drogen de stam en de takken uit, en moeten de bomen worden omgehakt.
Net als de schimmel die deze bomen in zijn greep krijgt, kunnen twijfels hun intrede in onze gedachten doen. Als we toestaan dat ze groeien, kunnen ze in de loop van de tijd onze wortels aantasten en ons geloofsfundament laten verrotten, totdat ook wij moeten worden omgehakt.
Zogenaamde vrienden kunnen twijfel zaaien door kwetsende vragen te stellen. Internetsites kunnen twijfel teweegbrengen door informatie zonder context te plaatsen. Maar twijfels nemen vooral toe als wij zelf, doordat we ons verlaten of overstelpt voelen, onze lasten in twijfel trekken. De vader van de leugen kan ons de klachten van de natuurlijke mens influisteren, zoals ‘Waarom ik, Heer?’, of ‘Ik ben uw dienstknecht, waarom laat U toe dat …’. Hij heeft een onheilspellend doel: onze zekerheid dat we Gods kinderen zijn, afzwakken.
Om dergelijke twijfel tegen te gaan, moeten we in gedachten houden hoe volmaakt het plan van onze Vader is. In plaats van ons met negatieve vragen bezig te houden, zouden we net als Joseph Smith om kracht moeten vragen: ‘Denk aan uw lijdende heiligen, o onze God; en uw dienstknechten zullen zich voor eeuwig in uw naam verheugen’ (LV 121:6). We moeten er ook op vertrouwen dat de Heer ons zal verlossen (zie 1 Korinthe 10:13).
Onder bedreiging met een vuurwapen beroofd
Door iets wat ik heb meegemaakt, heb ik geleerd om twijfel te vervangen door hoop. Ik was toen ringpresident. Mijn kinderen waren nog klein. Mijn vrouw en ik hadden een tortillabedrijf, en we werkten tot diep in de nacht.
Een van die nachten, toen mijn vrouw en ik van middernacht tot 3:00 uur ’s morgens tortilla’s moesten maken, kwamen er drie jonge mannen binnen. Ze waren alle drie high van de drugs. Twee van hen droegen een bivakmuts en een lange regenjas. Onder hun regenjas hadden ze een wapen. Ze bedreigden ons, hielden ons binnen en deden de deur dicht. Een van hen hield buiten de wacht en riep telkens: ‘Dood ze! Dood ze!’
Een van hen zette de loop van zijn vuurwapen tegen mijn slaap en dwong me om te gaan liggen. De andere zette de loop van zijn vuurwapen op de borstkas van mijn vrouw. Ik bad dat mijn kinderen geen wezen zouden worden en dat de Heer ons zou beschermen. Uiteindelijk sloten de rovers ons in het toilet op en reden ze weg in mijn auto.
We bevrijdden onszelf en belden om hulp. De politie arriveerde en mijn broer kwam ook. Zo gauw we konden, brachten we mijn vrouw naar huis. En toen zochten mijn broer en ik vruchteloos naar mijn auto. Om vijf uur in de ochtend keerde ik erg verdrietig terug naar huis.
Waar was mijn gezin?
Tot mijn verbazing waren mijn vrouw en kinderen er niet. Een buur vertelde me dat mijn dochtertje van vier buikpijn had en dat ze haastig met haar naar het ziekenhuis waren gegaan. Wetend dat we dringend geld nodig zouden hebben voor haar zorg, meende ik dat ik geen andere keus had dan terug te keren naar het tortillabedrijf en de bestellingen voor die dag af te werken. Daar mijn vrouw en ik de enige medewerkers waren, was ik alleen. Ik werkte als een bezetene: ik kneedde, deed deeg in de machine, paste de afmeting aan, en rende me het vuur uit de sloffen om tortilla’s te maken en klanten te bedienen.
Het was inmiddels acht uur. Ik dacht na over de gebeurtenissen van die nacht. En ik vroeg me af: ‘Als jij de ringpresident bent, waarom overkomt je dit dan allemaal?’
Alles behalve tortilla’s
Ik zette die negatieve gedachte uit mijn hoofd en bad om kracht. Toen hoorde ik iemand achter mij zeggen: ‘President.’ Het was mijn bisschop, met een broeder uit de wijk — mijn huisonderwijzers.
De bisschop zei: ‘Wij kunnen geen tortilla’s maken, dus daar kunnen we niet mee helpen. Maar maak je geen zorgen om je auto, je vrouw, je zieke dochter of je andere kinderen. Blijf hier, dan helpen wij met de rest.’ Mijn ogen vulden zich met tranen van dankbaarheid.
Behalve de tortilla’s zorgden ze voor alles. Toen ik die middag thuiskwam, was mijn huis schoon en netjes, waren mijn overhemden gestreken en stond er eten voor me klaar. Er was niemand thuis, maar ik wist dat de ZHV langs was geweest. De politie had mijn auto gevonden en iemand uit de wijk had de administratieve kosten betaald om die vrij te laten geven.
Ik haastte me om mijn vrouw en dochter te bezoeken. De bisschop was geweest en had mijn dochter gezalfd. Ze had een blindedarmontsteking, maar alles was onder controle.
Ik had het met mijn vrouw over de bisschop en we waren onder de indruk van het feit dat hij voor de hulp die hij ons had gegeven geen gebruik had gemaakt van de vastengaven of de goederen uit het voorraadhuis. In plaats daarvan had hij gebruik gemaakt van de middelen die onze wijkleden liefdevol ter beschikking hadden gesteld.
Toen mijn dochter enkele dagen later aan het herstellen was en mijn echtgenote me met de tortilla’s hielp, kwamen er drie vrouwen binnen. Het waren de moeders van de jonge dieven. Ze kwamen hun excuus aanbieden. Ze legden uit dat de politie hun zoons had gearresteerd. En deze moeders sleepten hun zoons later mee om ons vergeving te vragen. We vergaven hen.
Zij twijfelden niet
Een voorbeeld uit mijn familiegeschiedenis herinnert me eraan dat ik niet moet twijfelen. In 1913 verkondigden ouderling Ernest Young en zijn collega’s in Mexico het evangelie aan een weduwe — mijn betovergrootmoeder, Maria de Jesus de Monroy, haar drie dochters, Natalia, Jovita en Guadalupe, en haar enige zoon, Rafael — mijn overgrootvader. Ze werden op 10 juni gedoopt. Twee maanden later verlieten alle Amerikaanse staatsburgers, vanwege de Mexicaanse revolutie, het land.
Op 29 augustus 1913, de dag dat president Rey L. Pratt en alle Amerikaanse zendelingen zouden vertrekken, ging Rafael Monroy, een 34-jarige bekeerling die nog maar twee maanden lid was, naar het zendingshuis om zijn zorgen te uiten. ‘Wat zal er van ons worden?’ vroeg hij. ‘Er is in San Marcos geen gemeente en we hebben het priesterschap niet.’ President Pratt luisterde naar Rafael en vroeg hem toen om te gaan zitten. Hij legde zijn handen op Rafaels hoofd, bevestigde het Melchizedeks priesterschap op hem, ordende hem tot ouderling en stelde hem aan als president van de gemeente San Marcos.
Rafael begreep dat zijn doopverbond heilig en eeuwig was en hij begreep ook dat hij anderen over het evangelie moest vertellen. 23 maanden lang werkte hij met zijn raadgever, Vicente Morales, aan de bekering en doop van meer dan vijftig mensen. En ze predikten nog tot tientallen anderen.
Vervolgens bereikte op 17 juli 1915 de revolutie San Marcos. De revolutionaire soldaten beschuldigden Rafael en Vicente van hulp aan de vijand, het verbergen van wapens en lidmaatschap van een vreemde godsdienst. Ze namen hen gevangen, martelden ze en hingen ze op totdat ze flauwvielen. Toen gaven de soldaten ze nog een laatste kans om hun leven te redden. Ze zouden hen sparen als ze hun godsdienst afzwoeren. Rafael antwoordde: ‘Dat kan ik niet, want ik weet dat het waar is.’
Rafael en Vicente twijfelden niet. Ze bleven hun kennis en getuigenis trouw. Aan het eind van de dag werden ze door het zuidelijke bevrijdingsleger geëxecuteerd. Ze gaven hun leven voor hun geloof.1
Dit geldt nu ook
Laten we er niet aan twijfelen dat dit werk waar is. Als we door twijfel geplaagd worden, laten we dan aan onze geestelijke ervaringen denken. Dat zal onze twijfels tenietdoen. Dit geldt vooral voor teruggekeerde zendelingen die zijn gaan twijfelen, voor mensen die al jaren lid zijn maar het volharden moe zijn, en voor recente bekeerlingen die aanvankelijk grote vreugde voelden maar hun geloof nog niet gevoed hebben.
Als dit voor u geldt, zou ik zeggen: als het evangelie waar was toen u uw zendingsaanvraag instuurde (en dat was het!), als het waar was toen u naar de tempel ging (en dat was het!), als het waar was toen u zich bekeerde en liet dopen, of toen u anderen hielp om zich te bekeren en zich te laten dopen (en dat was het!), als het waar was toen u zich liet verzegelen (en dat was het!), dan is het nu evenzeer waar!
Jezus liet met zijn voorbeeld zien dat we kracht aan de Schriften kunnen ontlenen. Joseph Smith liet zien dat in gebed vragen verlichting geeft. Zij die hun leven hebben gegeven zonder te twijfelen, hebben laten zien dat er, zelfs als we met de dood bedreigd worden, hoop is.
We moeten ons niet aan wanhoop overgeven, want beproevingen en verleidingen zijn maar tijdelijk. We kunnen allemaal hoop putten uit deze uitspraak van de Heiland: ‘Vertrouw op Mij bij iedere gedachte; twijfel niet, vrees niet’ (LV 6:36).