HOOFDSTUK 6
De gave en macht van God
Toen Joseph in de zomer van 1828 naar Harmony terugkeerde, verscheen Moroni om de platen weg te halen. Als je nederig en boetvaardig genoeg bent,’ zei de engel, ‘krijg je ze op 22 september terug.’1
Joseph was diep ongelukkig.2 Hij wist dat hij er verkeerd aan had gedaan de wil van God te negeren en Martin het manuscript toe te vertrouwen. Nu vertrouwde God hem de platen en de uitleggers niet langer toe. Hij had het gevoel dat hij elke straf verdiende die uit de hemel zou neerdalen.3
Terneergeslagen door schuld en spijt ging hij op zijn knieën. Hij beleed zijn zonden en smeekte om vergeving. Hij dacht na over de dingen die hij verkeerd had gedaan, en hoe hij die kon mijden als de Heer hem weer liet vertalen.4
Op een dag in juli verscheen Moroni aan Joseph in de buurt van diens huis. De engel gaf hem de uitleggers terug, en Joseph las er een goddelijke boodschap in: ‘De werken, plannen en doeleinden van God kunnen niet worden verijdeld, noch kunnen ze mislukken.’5
Die woorden stelden hem gerust, maar ze werden gevolgd door een streng verwijt. ‘Hoe strikt waren de u gegeven geboden’, zei de Heer. ‘U had de mens niet meer moeten vrezen dan God.’ Hij gebood Joseph dat hij voorzichtiger met heilige dingen moest omgaan. De kroniek op de gouden platen was belangrijker dan Martins reputatie of Josephs verlangen om het mensen naar de zin te maken. God had in de kroniek voorzien om zijn oude verbond te hernieuwen en om alle volken te leren dat ze voor hun heil op Jezus Christus moeten vertrouwen.
De Heer bracht Joseph zijn barmhartigheid in herinnering. ‘Bekeer u van hetgeen u hebt gedaan,’ gebood Hij, ‘dan bent u nog steeds gekozen.’ Hij riep Joseph nogmaals tot zijn profeet en ziener. Hij waarschuwde hem echter dat hij gehoor aan Gods woord moest geven.
Hij zei: ‘Tenzij u dat doet, zult u worden overgeleverd en gelijk andere mensen worden, en geen gave meer hebben.’6
In het najaar reisden de ouders van Joseph zuidwaarts naar Harmony. Joseph was bijna twee maanden voordien uit Manchester vertrokken, en ze hadden niets meer van hem vernomen. Ze waren bang dat de tegenslagen van de afgelopen zomer hem hadden gebroken. In een paar weken tijd had hij zijn eerste kind verloren, was zijn vrouw bijna overleden en was hij de manuscriptpagina’s kwijtgeraakt. Ze wilden zeker weten dat het goed ging met hem en Emma.
Op zo’n kilometer voor hun bestemming zagen Joseph sr. en Lucy tot hun grote vreugde dat Joseph hen tegemoet kwam. Hij zag er rustig en gelukkig uit. Hij vertelde hun dat hij het vertrouwen van God was kwijtgeraakt, dat hij zich van zijn zonden had bekeerd en dat hij een openbaring had ontvangen. De berisping van de Heer had hem diep geraakt, maar zoals de profeten van weleer had hij de openbaring opgeschreven zodat anderen die konden lezen. Het was de eerste keer dat hij het woord van de Heer aan hem opschreef.
Joseph vertelde zijn ouders ook dat Moroni intussen de platen en de uitleggers had teruggegeven. De engel leek tevreden, volgens Joseph. ‘Hij zei dat de Heer mij liefhad omwille van mijn getrouwheid en nederigheid.’
De kroniek was nu veilig in huis opgeborgen, verstopt in een hutkoffer. ‘Emma schrijft nu voor mij,’ vertelde Joseph hun, ‘maar de engel zei dat de Heer iemand anders zou sturen om voor mij te schrijven, en ik vertrouw erop dat dat zal gebeuren.’7
De volgende lente kwam Martin Harris naar Harmony met slecht nieuws. Zijn vrouw had bij de rechtbank een klacht ingediend waarin ze Joseph van oplichterij beschuldigde omdat hij beweerde dat hij gouden platen vertaalde. Martin verwachtte een oproep om in de rechtbank te getuigen. Hij moest verklaren dat Joseph hem er ingeluisd had, want anders zou Lucy ook hem van bedrog beschuldigen.8
Martin vroeg Joseph met nadruk om meer bewijs dat de platen echt waren. Hij wilde in de rechtbank openlijk over de vertaling praten, maar hij was bang dat niemand hem zou geloven. Tenslotte had Lucy het huis van de familie Smith ondersteboven gekeerd en de kroniek niet gevonden. En hoewel hij twee maanden als schrijver voor Joseph had gewerkt, had Martin de platen nooit gezien. Hij kon er dus ook niet van getuigen.9
Joseph legde het probleem aan de Heer voor en ontving een antwoord voor zijn vriend. De Heer wilde Martin niet vertellen wat hij in de rechtbank moest zeggen of hem meer bewijs leveren, tot Martin ervoor koos nederig te zijn en geloof te oefenen. Hij zei: ‘Indien zij mijn woorden niet geloven, zouden zij u, mijn dienstknecht Joseph, niet geloven, al kon u hun al die dingen tonen die Ik aan u heb overgedragen.’
De Heer beloofde Martin echter barmhartig te zijn, als hij deed wat Joseph die zomer had gedaan. Hij moest zichzelf dus vernederen, op God vertrouwen en van zijn fouten leren. Te zijner tijd zouden drie getrouwe getuigen de platen zien, zei de Heer, en Martin kon een van hen zijn als hij ophield naar de goedkeuring van anderen te streven.10
Ten slotte deed de Heer nog een uitspraak. ‘Indien dit geslacht zijn hart niet verstokt,’ zei Hij, ‘zal Ik mijn kerk onder hen vestigen.’11
Joseph dacht over die woorden na terwijl Martin de openbaring opschreef. Daarna las Martin voor wat hij had opgeschreven en luisterden Joseph en Emma aandachtig om te controleren of het correct was. Toen ze het nog een keer oplazen, kwam de vader van Emma de kamer binnen. Hij hoorde wat ze zeiden. Toen ze klaar waren, vroeg hij wiens woorden het waren.
‘De woorden van Jezus Christus’, antwoordden Joseph en Emma.
‘Volgens mij is het een groot waanbeeld’, zei Isaac. ‘Laat het toch los.’12
Martin negeerde Emma’s vader, nam zijn afschrift van de openbaring in ontvangst en stapte op de postkoets naar huis. Hij was naar Harmony gekomen voor meer bewijs van de platen, en hij vertrok met een openbaring die van hun bestaan getuigde. Die openbaring was onbruikbaar in de rechtbank, maar Martin keerde naar Palmyra terug in het besef dat de Heer hem kende.
Toen Martin later voor de rechter stond, gaf hij een eenvoudig, krachtig getuigenis. Met zijn hand hemelwaarts getuigde hij dat de gouden platen werkelijk bestonden. Ook verklaarde hij dat hij Joseph uit eigen beweging vijftig dollar had gegeven om het werk van de Heer te volbrengen. De rechter oordeelde dat er geen bewijs was om de beweringen van Lucy te staven, waarna de zaak werd geseponeerd.13
Intussen werkte Joseph verder aan de vertaling en bad hij dat de Heer hem gauw een andere schrijver zou sturen.14
In Manchester was een jonge man die Oliver Cowdery heette bij de ouders van Joseph ingetrokken. Oliver was een jaar jonger dan Joseph, en in het najaar van 1828 was hij als leraar in een school begonnen, op zo’n 2 kilometer van de boerderij van de familie Smith.
Het was gebruikelijk dat leraars bij de ouders van hun leerlingen werden gehuisvest, en Oliver had gevraagd of hij bij de familie Smith kon logeren omdat hij geruchten over Joseph en de gouden platen had gehoord. Eerst kwam hij maar weinig over het gezin te weten. Het gestolen manuscript en de plaatselijke roddels hadden ervoor gezorgd dat ze liever hun mond hielden.15
In de winter van 1828–1829 bleef Oliver echter de kinderen van de familie Smith onderwijzen, en daardoor won hij hun vertrouwen. Rond die tijd was Joseph sr. van Harmony teruggekeerd met een openbaring waarin de Heer verklaarde dat Hij op het punt stond een wonderbaar werk aan te vatten.16 Oliver had inmiddels bewezen dat hij oprecht naar de waarheid op zoek was. Daarom vertelden de ouders van Joseph hem over de goddelijke roeping van hun zoon.17
Oliver raakte gefascineerd door wat ze zeiden, en hij wilde met de vertaling helpen. Net als Joseph was Oliver teleurgesteld in de kerken van die tijd. Hij geloofde in een God van wonderen die nog steeds zijn wil aan de mensen openbaarde.18 Maar Joseph en de platen bevonden zich ver weg, en Oliver wist niet hoe hij in Manchester aan het werk kon bijdragen.
Op een lentedag, toen de regen op het dak van de familie Smith kletterde, kondigde Oliver aan dat hij aan het einde van het schooljaar naar Harmony wilde gaan om Joseph te helpen. Lucy en Joseph sr. spoorden hem aan om de Heer te vragen of zijn verlangens goed waren.19
Toen het bedtijd was, ging Oliver in gebed om te weten of het waar was wat hij over de gouden platen had gehoord. In een visioen toonde de Heer hem de gouden platen en Joseph die ze vertaalde. Hij kreeg een vredig gevoel, en toen wist hij dat hij zich als schrijver bij Joseph moest aandienen.20
Oliver vertelde niemand over zijn gebed. Maar zodra het schooljaar afgelopen was, vertrok hij samen met Josephs broer Samuel te voet naar Harmony, een tocht van meer dan 160 km. Het was koud en de lenteregens hadden de wegen in modderpoelen veranderd. Tegen de tijd dat Oliver en Samuel bij Joseph en Emma arriveerden, was een van Olivers tenen bevroren. Hij keek echter reikhalzend naar de ontmoeting met het echtpaar uit, zodat hij met eigen ogen kon zien hoe de Heer door middel van de jonge profeet werkte.21
Zodra Oliver in Harmony aankwam, voelde hij zich helemaal thuis. Joseph praatte tot in de vroege uurtjes met hem, luisterde naar zijn verhaal en beantwoordde zijn vragen. Het was duidelijk dat Oliver een degelijke opleiding had genoten, en Joseph aanvaardde zijn aanbod om als schrijver te fungeren graag.
Met de komst van Oliver moest Joseph in de eerste plaats een werkplek vinden. Hij vroeg Oliver om een contract op te stellen waarin Joseph beloofde zijn schoonvader te betalen voor het houten huisje waar hij met Emma woonde, en ook voor de schuur, het akkerland en de nabijgelegen bron.22 Met het welzijn van hun dochter in gedachten gingen de ouders van Emma akkoord met de voorwaarden. Ze beloofden ook om de gemoederen van de buren met betrekking tot Joseph te helpen sussen.23
Intussen begonnen Joseph en Oliver aan de vertaling. Ze konden goed samenwerken en deden dat wekenlang, terwijl Emma vaak in dezelfde kamer met haar dagelijks werk bezig was.24 Soms keek Joseph door de uitleggers naar de tekens op de platen en las hij de vertaling voor.
Vaak vond hij het handiger om met maar één zienersteen te werken. Daarvoor legde hij de zienersteen in zijn hoed, drukte hij zijn gezicht in de hoed om het daglicht buiten te sluiten en keek hij naar de steen. De steen gaf licht in het donker, en er kwamen woorden tevoorschijn die Joseph dicteerde terwijl Oliver ze snel noteerde.25
Op aanwijzing van de Heer besloot Joseph de verloren pagina’s niet opnieuw te vertalen. In plaats daarvan gingen hij en Oliver verder bij waar hij gebleven was. De Heer openbaarde dat Satan goddeloze mannen had overgehaald om de bladzijden te stelen, de woorden te veranderen, en ze te gebruiken om de vertaling in diskrediet te brengen. De Heer verzekerde Joseph echter dat Hij de profeten van weleer, die op de platen hadden geschreven, had geïnspireerd om een ander, vollediger verslag van het verloren materiaal op te schrijven.26
‘[Ik] zal hen overtroeven die mijn woorden hebben veranderd’, zei de Heer tegen Joseph. ‘Ik zal hun tonen dat mijn wijsheid groter is dan de geslepenheid van de duivel.’27
Oliver vond het geweldig om de schrijver van Joseph te zijn. Dag in dag uit luisterde hij terwijl zijn vriend de ingewikkelde geschiedenis van twee grote beschavingen, de Nephieten en de Lamanieten, dicteerde. Het ging over rechtvaardige en goddeloze koningen, over volkeren die in gevangenschap terechtkwamen en eruit werden verlost, en over een profeet van weleer die zienerstenen gebruikte voor de vertaling van kronieken die waren aangetroffen in een land dat met beenderen was bedekt. Net als Joseph was die profeet een openbaarder en ziener die met de gave en macht van God was gezegend.28
Keer op keer getuigde de kroniek van Jezus Christus, en Oliver ontdekte hoe profeten vroeger een kerk leidden en hoe gewone mannen en vrouwen het werk van God deden.
Toch had Oliver nog veel vragen over het werk van de Heer, en hij hunkerde naar antwoorden. Joseph deed voor hem navraag door middel van de Urim en Tummim, en de Heer antwoordde. ‘Indien u Mij vraagt, zult u ontvangen’, zei Hij. ‘Indien u vraagt, zult u verborgenheden kennen die groot en wonderbaar zijn.’
De Heer herinnerde Oliver ook aan het getuigenis dat hij had ontvangen voordat hij naar Harmony was gekomen, en waarover hij met niemand had gesproken. ‘Heb ik u daarover geen vrede in uw gemoed geschonken? Welk groter getuigenis kunt u hebben dan van God?’ vroeg de Heer. ‘Als Ik u dingen heb verteld die geen mens weet, hebt u dan niet een getuigenis ontvangen?’29
Oliver was stomverbaasd. Hij vertelde Joseph meteen over zijn geheime gebed en over het goddelijke getuigenis dat hij had ontvangen. Hij zei dat niemand behalve God dat had kunnen weten, en dat hij nu wist dat het werk waar was.
Ze gingen weer aan het werk, en Oliver begon zich af te vragen of ook hij in staat zou zijn om te vertalen.30 Hij geloofde dat God door voorwerpen als zienerstenen kon werken, en hij had al enkele keren een wichelroede gebruikt om water en mineralen te vinden. Hij wist echter niet zeker of zijn roede door de macht van God werkte. Het was hem nog steeds een raadsel hoe het proces van openbaring in zijn werk ging.31
Joseph legde Olivers vragen weer aan de Heer voor, en de Heer zei dat Oliver de macht bezat om kennis te verkrijgen, als hij maar in geloof vroeg. De Heer bevestigde dat de roede van Oliver door de macht van God werkte, net als de staf van Aäron in het Oude Testament. Vervolgens leerde Hij Oliver hoe openbaring werkt. ‘Ik zal in uw gedachten en in uw hart tot u spreken door de Heilige Geest’, verduidelijkte Hij. ‘Welnu, zie, dat is de geest van openbaring.’
Hij zei ook dat Oliver net als Joseph in staat was om de kroniek te vertalen, als hij maar op zijn geloof vertrouwde. ‘Bedenk dat u zonder geloof niets kunt doen’, zei de Heer.32
Na die openbaring was Oliver enthousiast om te vertalen. Hij volgde het voorbeeld van Joseph, maar toen de woorden niet vanzelf kwamen, was hij gefrustreerd en in de war.
Joseph zag dat zijn vriend het moeilijk had en leefde met hem mee. Het had Joseph een tijd gekost om zijn hart en verstand op het werk van de vertaling af te stemmen, maar Oliver scheen te denken dat hij het gauw onder de knie zou hebben. Een geestelijke gave hebben was niet genoeg. Hij moest haar geleidelijk laten groeien en ontwikkelen, zodat hij haar voor Gods werk kon gebruiken.
Oliver gaf het vertalen al gauw op en vroeg Joseph waarom het hem niet lukte.
Joseph vroeg het aan de Heer. ‘U hebt verondersteld dat Ik het u zou geven, terwijl u niet verder dacht dan alleen Mij te vragen,’ antwoordde de Heer. ‘U moet het in uw gedachten uitvorsen; daarna moet u Mij vragen of het juist is.’
De Heer droeg Oliver op om geduldig te zijn. ‘Het is […] niet raadzaam dat u nu vertaalt’, zei Hij. ‘Het werk dat u geroepen bent te doen, is om te schrijven voor mijn dienstknecht Joseph.’ Hij beloofde Oliver dat er nog meer gelegenheden om te vertalen zouden komen, maar voorlopig was hij de schrijver en was Joseph de ziener.33