Het geestelijke fundament van financiële zelfredzaamheid in de kerk
Naar een toespraak op een symposium over kerkgeschiedenis met als titel ‘De financiering van geloof: waar zakendoen en godsdienst elkaar ontmoeten’, gehouden op 2 maart 2018 aan de Brigham Young University.
Als kerkleiders voelen we voortdurend een grote verantwoordelijkheid om de gewijde tiende en offergaven te besteden op een manier die de Heer welgevallig is.
Een tijdje geleden was ik in Kirtland (Ohio). Op deze historische plek, waar veel opmerkelijke gebeurtenissen van de herstelling plaatsvonden, kunnen bezoekers even stilstaan bij het geloof en het erfgoed van moedige mannen en vrouwen die de grondslag hebben gelegd voor dit werk in de laatste dagen. Hoewel de kerk in Kirtland een periode van ongekende groei en uitstortingen van de Geest kende, waren de meeste heiligen in die tijd zeer arm en leefden ze in erbarmelijke omstandigheden. Om Jezus Christus en zijn profeet Joseph Smith te volgen, hadden ze alles opgegeven, vaak zelfs welvarende boerderijen en succesvolle beroepsbezigheden.
Terwijl ik op die gewijde plek liep, dacht ik onwillekeurig aan het schrille contrast tussen de armoede in de beginjaren in Kirtland, en de huidige relatieve welvaart van de kerk en veel van haar leden die al generaties lang lid zijn. De Heer heeft zijn kerk en de heiligen der laatste dagen op een bijzondere manier gezegend!
Deze overvloed aan materiële zegeningen komt voort uit deze vaak herhaalde belofte van God: ‘Voor zover u mijn geboden onderhoudt, zult u voorspoedig zijn in het land.’1
Deze belofte is de spil waar het verhaal en de leringen van het Boek van Mormon om draaien. Ze komt in achttien verschillende verzen en in zeven van de vijftien boeken voor. Hoewel de zegening van voorspoed in deze Schriftteksten voornamelijk van geestelijke aard is, betekent het ook dat het volk van God economische vooruitgang kan maken en materieel zelfredzaam kan worden.
Materiële voorspoed komt met name voort uit het getrouw naleven van enkele beginselen die de Heer door middel van zijn profeten heeft geopenbaard, en die nu bij het dagelijks leven en de gebruiken van heiligen der laatste dagen horen. Tot deze beginselen horen de wet van tiende, de wet van vasten, en de nadruk op scholing, werk en zelfredzaamheid. Kerkleden krijgen ook de raad om niet boven hun stand te leven, onnodige schulden te vermijden, en zich op de toekomst voor te bereiden door een voedselvoorraad en financiële reserves aan te leggen.
Deze materiële beginselen die aan de leden worden onderwezen, worden door kerkleiders op grotere schaal voor de kerk als geheel toegepast. In haar beleid rond financiën en investeringen hanteert de kerk dezelfde leerstellingen en regels die ze de leden aanleert. Ik wil vier van deze beginselen verder belichten.
1. De wet van tiende
In een openbaring gegeven bij monde van Joseph Smith op 8 juli 1838 zei de Heer dat ‘zij die aldus zijn vertiend, jaarlijks een tiende deel van al hun opbrengsten [zullen] betalen’. Er werd ook uitgelegd dat deze specifieke instructie ‘voor eeuwig een vaste wet voor [alle heiligen]’ zou zijn.2
De wet van tiende werd toen gegeven als een gebod van de Heer. Het betrof de herinvoering van een goddelijke wet die het volk van Israël vroeger gehoorzaamde. Het was een teken van het verbond dat de Heer met zijn volk had gesloten. Als zij het verbond trouw bleven, zou Hij hen geestelijk en stoffelijk zegenen. De wet van tiende is nu nog steeds een zeer belangrijk gebruik van heiligen der laatste dagen, waar ze ook wonen en wat ook hun sociale status of hun materiële omstandigheden zijn. Het is ook het fundament van de financiële stabiliteit van de kerk.
Sinds ik in de Presiderende Bisschap ben geroepen, ben ik telkens onder de indruk van het geloof en de getrouwheid van de kerkleden in het naleven van deze wet. Zonder tiende zou de kerk haar goddelijke zending niet kunnen vervullen. Tijdens een gedenkwaardige algemene conferentietoespraak heeft president Gordon B. Hinckley (1910–2008) gezegd: ‘Ik ben bijzonder dankbaar voor de wet van tiende. Ik vind het telkens weer een wonder. Dit wordt mogelijk gemaakt door het geloof van de mensen. Het is het plan van de Heer om het werk van zijn koninkrijk te bekostigen.’3
Op diezelfde dag in 1838 ontving Joseph nog een andere openbaring, waarin de Heer verduidelijkte hoe de besteding van de tiende moest worden goedgekeurd en uitgevoerd. Hij zei: ‘Er zal [over] worden beschikt door een raad, bestaande uit het Eerste Presidium van mijn kerk, en uit de bisschop en zijn raad, en door mijn hoge raad; en door mijn eigen stem tot hen, zegt de Heer.’4 De ‘bisschop en zijn raad’ en ‘mijn hoge raad’, die in deze openbaring worden genoemd, zijn vandaag beter bekend als respectievelijk de Presiderende Bisschap en het Quorum der Twaalf Apostelen.
In onze tijd worden de instructies in afdeling 120 van de Leer en Verbonden nog steeds nauwkeurig gevolgd. Op de eerste vrijdag van december komen het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf Apostelen en de Presiderende Bisschap samen om na te gaan en goed te keuren hoe de gewijde gelden van de verwachte tiende en offergaven van de kerk het volgende jaar besteed zullen worden. Die raadsvergadering zorgt ervoor dat besluiten in onderling overleg, door openbaring en in eenheid worden genomen.
Als kerkleiders voelen we voortdurend een grote verantwoordelijkheid om de gewijde tiende en offergaven te besteden op een manier die gepast en de Heer welgevallig is. Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft dit goed verwoord: ‘We zijn ons maar al te zeer bewust van het heilige karakter van de koperstukjes van de weduwe.’5 President Hinckley voegde daaraan toe:
‘Het geld dat de Heer van getrouwe leden in ontvangst neemt, is gewijd. Het is geld van de Heer. […] De ons toevertrouwde financiële middelen zijn heilig en worden absoluut eerlijk en uiterst voorzichtig besteed.
‘We voelen ons enorm verantwoordelijk ten opzichte van u die deze gelden doneren. We voelen ons nog verantwoordelijker tegenover de Heiland, want het is zijn geld.’6
Wij zijn geen financiële instelling, geen commerciële onderneming. Wij zijn de Kerk van Jezus Christus, en deze kerk heeft alleen tot doel wat de Heer haar heeft opgedragen, namelijk om allen uit te nodigen ‘tot Christus [te komen] en [te worden] vervolmaakt in Hem’.7 Dat doen we door ‘hulp aan de leden om het evangelie van Jezus Christus na te leven, de vergadering van Israël door middel van zendingswerk, de zorg voor de armen en behoeftigen, en de verlossing van de doden door de bouw van tempels en het verrichten van plaatsvervangende verordeningen’.8
Volgens het beleid wordt het heilige tiendegeld goedgekeurd en aangewend om de geestelijke en godsdienstige zending van de kerk te financieren. Dat gebeurt in zes grote categorieën. (1) Voorzien in en onderhouden van gebouwen voor aanbidding voor meer dan 30.000 wijken en gemeenten over de hele wereld. (2) Steun aan de kerkprogramma’s voor welzijnswerk en humanitaire hulp. In 2017 waren dat meer dan 2.700 projecten. (3) Financiering van onderwijsprogramma’s, zoals scholen van de kerk, universiteiten, en seminarie- en instituutsprogramma. (4) Ondersteuning van het wereldwijde zendingswerk, met 420 zendingsgebieden en 70.000 zendelingen. (5) Bouw en beheer van 160 tempels over de hele wereld (een aantal dat nog steeds groeit) en de bekostiging van een uitgebreid programma voor familiegeschiedenis en documentenconservatie. (6) Steun aan het hoofdbestuur van de kerk.
Ik ben erg dankbaar voor de wet van tiende. Voor de kerk en ieder van haar leden is het een bron van zegeningen, zowel geestelijk als stoffelijk.
2. Zelfredzaamheid en onafhankelijkheid
Persoonlijke keuzevrijheid is een van de grootste gaven van God. Het is essentieel voor onze aardse vooruitgang en ons eeuwig heil. Door materieel en geestelijk zelfredzaam te worden, maken Gods kinderen vooruitgang in hun vermogen om onafhankelijke keuzes te maken en zo hun volledig potentieel te bereiken.
Het is dan ook niet verrassend dat de profeten van onze bedeling de leden van de kerk onophoudelijk aansporen om zelfredzaam te zijn. President Hinckley heeft het bijzonder mooi verwoord:
‘Ik spoor u aan […] om naar uw financiën te kijken. Ik spoor u aan om zuinig te zijn, om uzelf in uw aankopen te beheersen, om schulden zoveel mogelijk te vermijden. Betaal schulden zo snel mogelijk af en bevrijd u van slavernij.
‘Dat maakt deel uit van het aardse evangelie waarin wij geloven. Moge de Heer u zegenen […] om uw huis in orde te brengen. Als u uw schulden hebt betaald, als u een reserve hebt, al is die klein, dan mogen de stormen om uw huis loeien, maar dan hebt u een toevluchtsoord voor uw [gezin], en hebt u gemoedsrust.’9
Ook president Russell M. Nelson heeft gesproken over de zegeningen van zelfredzaamheid. Hij zei: ‘De heiligen die met goede wil aan het werk gaan, krijgen een nieuw besef van wie zij werkelijk zijn, en van hun eeuwige waarde. Rechtvaardigheid, onafhankelijkheid, zuinigheid, vlijt en zelfredzaamheid worden persoonlijke doelen. Deze kwaliteiten veranderen levens.’10
Net zoals een verstandig budgetbeheer bij leden en gezinnen voor persoonlijke onafhankelijkheid zorgt, is een weldoordacht financieel beheer de basis van de onafhankelijkheid van de kerk. Dat is in overeenstemming met de goddelijke opdracht, gegeven bij monde van Joseph Smith, dat ‘door [Gods] voorzienigheid de kerk […] onafhankelijk zal staan, boven alle andere schepselen onder de celestiale wereld’.11
Deze voorzienigheid is vooral in onze tijd duidelijk te merken. Het verheugt ons dat de kerk volledig financieel onafhankelijk is, en dat ze haar zending zonder enige financiële schuld kan vervullen. President Hinckley heeft gezegd: ‘En kunnen we dat niet meer, dan zullen we het mes in onze programma’s zetten. […] We zullen niets lenen.’12
De beleidslijnen met betrekking tot financieel beheer zijn door de kerkleiders vastgelegd. Ze worden nauwkeurig gevolgd wanneer de jaarlijkse begroting wordt opgemaakt en de uitgaven worden gepland. Deze beleidslijnen beantwoorden aan twee eenvoudige en duidelijke beginselen:
-
In de eerste plaats mogen de uitgaven de voorspelde inkomsten niet overstijgen.
-
In de tweede plaats mag het jaarlijkse budget voor bedrijfskosten niet sneller groeien dan de verwachte groei in tiendegelden.
3. Een verstandige leefstijl
De leden van de kerk weten dat ze in een tijd van rampspoed leven, die zowel door menselijke handen als door natuurrampen wordt veroorzaakt. De profetieën over de laatste dagen zijn eensluidend, en het is zeer verstandig om op de toekomst voorbereid te zijn, ongeacht of het een mogelijke hongersnood, een ramp, een financiële crisis of een andere onvoorziene tegenslag betreft. Kerkleiders hebben de leden al vaak aangemoedigd om er een verstandige leefstijl op na te houden door thuis een voorraad aan te leggen van water, eenvoudige voedingsmiddelen, medicatie, kleding en andere benodigdheden die nuttig kunnen zijn in noodgevallen. De leden hebben ook de raad gekregen om ‘geleidelijk een financiële reserve op [te bouwen] door regelmatig te sparen’.13
Een gelijksoortige vorm van stoffelijke voorbereiding wordt ook op het niveau van de kerk als geheel toegepast. Zo staan er in Noord-Amerika op verschillende plekken graansilo’s en voorraadhuizen met noodzakelijke basisvoorraden. De kerk legt ook systematisch elk jaar een deel van haar inkomsten opzij om eventuele toekomstige behoeften op te vangen.
Het gespaarde geld wordt bij de beleggingsreserves van de kerk gevoegd. Dat geld wordt belegd in aandelen en obligaties, meerderheidsaandelen in belastingplichtige bedrijven (waarvan er enkele uit de beginjaren van de kerk in Utah dateren), commercieel, industrieel en residentieel vastgoed, en landbouwbedrijven. De financiële reserves van de kerk worden beheerd door professionele werknemers en onafhankelijke adviseurs. De risico’s worden gespreid, wat overeenkomt met wijs en verstandig rentmeesterschap en de beginselen van hedendaags vermogensbeheer.
Toen de heer in de gelijkenis van de talenten zijn dienaren ter verantwoording riep, bestrafte hij de dienaar die het hem toevertrouwde geld niet had geïnvesteerd, maar het in de grond had verborgen. Hij noemde hem een ‘slechte en luie’ dienaar14 omdat hij het geld niet had geïnvesteerd om er financiële winst mee te boeken. In navolging van dit beginsel worden de financiële reserves niet op een slapende rekening geparkeerd, maar worden ze op een rendabele manier ingezet.
Deze investeringen kunnen in moeilijke tijden aangesproken worden, zodat de zending van de kerk, haar programma’s en functioneren onverminderd door kunnen gaan, en zodat financiële noodsituaties kunnen worden aangepakt. Deze fondsen moeten de kerk ook bijkomende financiële steun bieden in haar zending om zich op de wederkomst van de Heer voor te bereiden. Ze zullen de groei van de kerk financieren naarmate de profetie in vervulling gaat, die zegt dat het evangelie van Jezus Christus zal worden onderwezen en de kerk zal worden georganiseerd in alle landen van de wereld. Wij verwachten dat die groei grotendeels zal plaatsvinden in dichtbevolkte ontwikkelingslanden. Er zal steeds meer geld nodig zijn voor duizenden kerkgebouwen, nieuwe tempels en andere hulpmiddelen, om de leden waar ook ter wereld tot zegen te zijn. Kortom, al deze financiële reserves zijn alleen bedoeld om de door God opgedragen zending van de kerk te steunen.
4. Op de wijze van de Heer
Paulus waarschuwde de heiligen in Korinthe dat hun ‘geloof niet zou bestaan in wijsheid van mensen, maar in kracht van God’.15 Ik ben het belang van dat beginsel beter gaan begrijpen toen ik in de Presiderende Bisschap van de kerk werd geroepen.
Als Bisschap plegen we samen overleg om zaken te bestuderen, en daarbij maken we gebruik van onze persoonlijke achtergrond, ervaringen en deskundigheid. Maar uiteindelijk nemen we beslissingen in de geest van gebed, en streven we voortdurend naar openbaring om de wil van de Heer te kennen. Hoewel we rekening houden met factoren als macro-economie en financiële analyses, is het uiteindelijk ons doel om onze taak zo te verrichten dat het plan van de Heer wordt uitgevoerd en allen door de heilige zending van de kerk worden uitgenodigd om tot Christus te komen. Dit doel kan alleen worden bereikt en gerealiseerd door inspiratie en de macht van zijn priesterschap. Omdat van ons wordt gevraagd dat wij op de wijze van de Heer te werk gaan, vervult deze roeping mij elke dag met nederigheid.
Tot besluit
Sommige mensen noemen de hedendaagse kerk weleens een machtige en vermogende instelling. Dat kan wel zo zijn, maar de kracht van de kerk kan niet worden gemeten in het aantal gebouwen en hun esthetiek, of in geld en onroerend goed. President Hinckley heeft ooit gezegd: ‘Uiteindelijk schuilt de enige ware rijkdom van de kerk in het geloof van haar leden.’16 ‘Om de kerk te begrijpen, moet men haar niet als een wereldwijd bedrijf zien, maar als miljoenen trouwe leden die in duizenden kerkgemeentes over de hele wereld Christus volgen, en voor elkaar en voor hun naasten zorgen.’17
Met andere woorden, de kerk draait om mensen. Het gaat om individuele leden die door gemeenschappelijke geloofsovertuigingen en verbonden verenigd zijn. Zij zijn de kracht en de toekomst van de kerk. Ik ben erg dankbaar voor de openbaringen die de Heer in de begindagen van de herstelling heeft gegeven met betrekking tot de wet van tiende, zelfredzaamheid en onafhankelijkheid, een verstandige leefstijl, en de zorg voor de heiligen op de wijze van de Heer. Ik getuig dat deze beginselen een bron van grote geestelijke en stoffelijke zegeningen voor de leden van de kerk, hun gezin en de kerk als geheel zijn. Deze beginselen zullen onze leidraad blijven en de zending van de kerk blijven steunen tot de wederkomst van de Heiland.