Een tempel voor Ítalo
De auteur woont in Utah (VS).
Hij kon niet wachten om er eens binnen te gaan!
‘Ik kijk graag naar de tempel, eens zal ik er ook zijn.’ (Kinderliedjes, p. 99.)
Ítalo keek uit naar de tempelreis van de wijk. Ze gingen naar de tempel in Recife (Brazilië). Een rit van wel 15 uur!
Ítalo, zijn oudere broer Henrique en hun ouders vertrokken vroeg in de ochtend. Onderweg bleef Ítalo denken aan wat zijn moeder had gezegd. ‘Dit jaar kun je zien hoe mooi de tempel er aan de buitenkant uitziet’, zei ze. ‘Volgend jaar ben je oud genoeg om te zien hoe mooi de tempel vanbinnen is.’
Ítalo was nog nooit naar een tempel geweest. Maar hij had wel gekeken naar de bouw van de nieuwe tempel in Fortaleza, waar zijn gezin woonde. Dat was geweldig!
Ze stopten voor de lunch. Ítalo at zijn lievelingseten, feijoada, een stoofpotje van zwarte bonen met rijst en sinaasappel. Tijdens de lunch bleef hij aan de tempel denken. Wanneer de tempel in Fortaleza uiteindelijk zou worden ingewijd, zouden ze daar vaak naartoe kunnen gaan. Dan zouden ze niet zo ver hoeven te rijden.
Ítalo en zijn gezin kwamen rond zonsondergang bij de tempel in Recife aan. ‘Que bonito!’ zei Ítalo. ‘Wat mooi!’ Hij bleef maar glimlachen.
De volgende ochtend nam mama Ítalo mee naar de wachtruimte voor de kinderen. ‘Hoewel je nog niet in de tempel mag, kun je misschien een bijzondere geest voelen als je op het tempelterrein bent’, zei ze. Toen ging de rest van Ítalo’s familie de tempel in.
Aardige tempelwerkers pasten op Ítalo en de andere kinderen terwijl ze op hun ouders wachtten. Ze lazen verhalen voor uit het Livro de Mórmon (Boek van Mormon). ‘In de Schriften lezen is een goede manier om je op de tempel voor te bereiden’, dacht Ítalo. Hij voelde zich rustig en veilig. Mama heeft gelijk, dacht hij. Het is hier rustig.
Toen namen de tempelwerkers Ítalo en de andere kinderen mee voor een wandeling over het tempelterrein. Toen zag Ítalo de woorden boven de tempelingang. ‘Santidade ao Senhor. A casa do Senhor’, stond er. ‘De Here gewijd’ en ‘Het huis des Heren.’
Geen wonder dat ik me hier zo rustig voel, dacht hij. Dit is het huis van God.
Aan het einde van de tempelreis, gingen Ítalo en zijn familie weer naar huis. Hij wilde niet vergeten hoe hij zich bij de tempel voelde. Hoe kon hij dat doen?
Soms vond Ítalo dat hij zijn gevoelens beter kon tekenen dan opschrijven. Dus maakte hij een tekening van de tempel. Daarna toonde hij die aan mama en papa.
‘Hierdoor zal ik me herinneren waar ik naartoe wil’, zei hij. Hij bewaarde de tekening op zijn kamer zodat hij er elke dag naar kon kijken.
‘Ik wil er klaar voor zijn’, zei hij. ‘Want eens zal ik daar binnen zijn!’ ●